CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20160428

 

Forens

 

Mooie tekst van de Tilburgse stadschroniqueur – wat ziet er dat vreemd uit: 5 medeklinkers aaneen – waarin hij de holle retoriek van de makelaars op de hak neemt: Achter het hek van deze troosteloze bouwplek staat een reclamebord tegen de klippen op enthousiast te wezen. ‘Ongetemd wild leven’. Het jonge stel dat op zoek is naar een huis in Tilburg, rept zich terug naar het station: dan halen we nog net de intercity naar Nijmegen. En dan volgt de treffende slotzin: Dat wordt voorlopig getemd forensen.

 

Dat ‘forensen’ moet volgens het woordenboek ‘forenzen’ zijn, maar daarover ga ik niet zeuren. Het gaat me om de forens.

Het woord is afgeleid van het Latijnse bijwoord ‘foris’: buiten, elders, buiten de stad (lees: Rome). Het woord ‘forens’ ontstond aan het einde van de negentiende eeuw, en had aanvankelijk een juridische betekenis: uitwonend grondeigenaar, iemand die belastingplichtig is, ten aanzien van de plaatselijke belastingen, in een gemeente waar hij niet zijn hoofdverblijf heeft. Er werd in die tijd menigmaal gepubliceerd over ‘de zoo brulante quaestie der forensen’, en daarbij ging het niet over het dagelijks heen en weer reizen, het pendelen, maar over het ontwijken van belasting. Grote steden zagen in de tweede helft van de negentiende eeuw hoe als gevolg van hun stijgende belastingtarieven veel welgestelden zich in naburige dorpen vestigden. In Amsterdam vooral was dit een groot probleem en maakte het gemeentebestuur zich zorgen over hoe als gevolg van belastingverhoging “de reeds algemene zucht om zich des zomers uit de stad te verwijderen, die onder de gegoede bewoners van Amsterdam heerschend genoemd mag worden, zou toenemen.” Een zomerverblijf buiten de stad was immers niet alleen genoeglijk, maar ook voordelig: pas bij een verblijf van meer dan drie maanden hoefde men in de verblijfsgemeente belasting te betalen, terwijl men in de eigen gemeente restitutie kreeg voor de periode dat men weg was. Vanaf 1857 weigerde de gemeente Amsterdam nog enige restitutie te betalen. Het vraagstuk werd pas in 1897 bij wet definitief opgelost.

In mijn Van Dale uit 1914 is ‘forensen’: m. mv. uitwonenden; inz. zij die zich aan eene hooge gemeentelijke belasting onttrekken, door elders domicilie te nemen, dan waar zij hun ambt of bedrijf uitoefenen. Die betekenis is in mijn editie van 1984 verdwenen; daarin vindt men enkel nog ‘forenzen’: heen en weer reizen als forensen.

 

De Duitsche forens is een Pendler (van pendeln, als een slinger heen en weer gaan), de Franse heet ‘navetteur’ (van navette, heen en weer varend schuitje), en de Engelse ‘commuter’. Weer Latijn dus: pendulum, slinger, navis, schip en commutare, gedurig veranderen.

 

Tot slot: naast de forens (van het Latijnse foris) hebben we ‘forensisch’, ook uit het Latijn, maar nu niet ‘foris’, maar ‘forum’ (marktplein, maar ook: plaats waar recht werd gesproken, en bij uitbreiding: rechtswezen, rechtbank, rechtszittingen).