CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

 

 

 

 

 

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een bijzonder woord

 


 

5-10-2016

Poelepetaat

In een bericht over een veertigjarige (!) gans kwam ik het woord ‘poelepetaat’ tegen. Dat moest ik opzoeken in het woordenboek. Het is - zo bleek - een andere naam voor het parelhoen, ook wel de ‘stipkip’ genaamd. ‘Parelhoen’ komt van het Duitse ‘Perlhuhn’, terwijl ‘poelepetaat’ uit het Frans komt: poule pintade, ofwel gestipte kip. (onze Vlaamse vrienden spreken van de ‘gestipte ij’ ter onderscheiding van de ‘Griekse y’) Deze grijze vogel met kokette witte stipjes is een gestippelde hoender. Een beetje een verwaande kip, als u het mij vraagt. “Elke dag een ei leggen? Mij niet gezien! Ik leg voor de broed, niet voor de consumptie.” De poelepetaat wordt echter wel gegeten: zie de diverse recepten in uw kookboek.

De poelepetaat is een schuw, schrikachtig beestje dat bij het minste onraad luidruchtig alarm slaat. Een waakse vogel dus, die bovendien zijn nut bewijst als bestrijder van allerhande ongedierte. Teken, torren, wormen, slakken, ja zelfs kikkers en kleine slangen, ze worden door de poelepetaat met smaak genuttigd.

Hulde dus aan het parelhoen. Maar dat woord ‘poelepetaat’, zouden we dat misschien kunnen reserveren voor het bespotten van een bepaald soort gezagdragers? Potentaat, poelepetaat: grijs mantelpak met parelsnoer, of grijs vest met sigarenas. ‘Poelepetaat’ als spotnaam kwam ik uitsluitend nog bij Justus van Maurik (in de schets ‘Te veel vergunning’ uit ‘Burgerluidjes’, 1901) tegen als de dronkaard die, in zichzelf mompelend, op een stenen drempel neerzijgt. De schrijver heeft nog mededogen:

Arme man! wie zijt gij? Wat al stormen zijn misschien reeds over uw hoofd gevaren. Hoeveel harteleed hebt ge wellicht gedragen, hoeveel geluk zaagt ge u ontnemen! Zijt ge dáárom den wanhoop nabij, - of zoudt ge soms alléén onder den invloed zijn van den drank, van dien kanker der maatschappij, dien men Jenever noemt?

Maar de Amsterdammers halen genadeloos uit. Tot grote hilariteit van het publiek wordt hij bespot door een volksvrouw:

Lachend wendt zij zich nu tot het publiek met de woorden:‘Hij is mirakel,’ en tot den beschonkene: ‘Moet je naar menheertje?1) Hij zeit van ja, menschen! Ze hebben aan de Ouwe-brug2) al een logeerkamer voor je klaargemaakt, met een heerlijk bed van lange veeren en een houten hoofdkussen. En morgen krijg je een ontbijt, - hm! lekker, hoor! - een bezem, om je slaapsalon aan te vegen en een snee koud water met een schrobbeering van menheertje toe! Wat zeg je daarvan, poelepetaat? Is dat naar je zin? - Hij zeit van ja, menschen!’

 

1: Commissaris van Politie.

2: Politie-bureau