CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

 

 

 

 

 

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een bijzonder woord

 


 

27-02-2018

Balorig (en baldadig)

 

In de kruiswoordpuzzel stond als omschrijving ‘niet naar raad willen luisteren’, en het gezochte woord was ‘balorig’. Ha, dacht ik, wat een lekker woord!

Balorig is eigenlijk balhorig. Dat ‘bal’ is een oud praefix dat ‘slecht’ betekent. In Nederlandse Spraakkunst (1947) van C.G.N. de Vooys wordt ingegaan op suffixen als on-, wan- en mis- en in een terzijde ook even op bal- : “Een vierde pejoratief suffix: bal- schijnt reeds in 't Mnl. niet meer produktief geweest te zijn; het komt maar voor bij drie substantieven: baldaet, balmont (slechte voogd) en het twijfelachtige ballast, waarvan alleen het laatste nog bestaat en het eerste in baldadig bewaard is. Verder zijn nog in gebruik gebleven: balorig en balsturig.”

 

Even over dat ballast (‘lading van weinig waarde die dient om een schip te verzwaren; (figuurlijk) overbodige last’): er zijn etymologen die menen dat het eerste lid van ‘baar’ (bloot) stamt, dus ‘blote last’ in plaats van (waardevolle) lading.

 

Een prachtig trio: baldadig, balorig en balsturig. En wat een heerlijke omschrijvingen in mijn oude Van Dale (1914). Bij ‘baldadig’ bijvoorbeeld: “in brooddronkenheid allerlei moedwil plegend (vooral straatschenderij)”. “Baloorig: vermoeid en gemelijk, door het moeten hooren of aanhooren van iets dat onaangenaam klinkt: niet naar raad willen luisteren, ongehoorzaam, weerspannig, gemelijk, ontevreden, in eene kwade luim.”

Balhorig is dus slecht horend, of het horen moe, en zo langzamerhand naar: niet willende luisteren, weerspannig.

 

Dan toch nog even over baldadig. Eén letter meer: balddadig, bestaat dat ook?

Jan Baptist David gaat in zijn uitvoerig commentaar bij het gedicht ‘De hoop’ (1814) van Bilderdijk in op het woord ‘baldadig’, dat wat hem betreft ook met dubbele d geschreven mag worden: van bald (dapper, vermetel, in het Engels: bold):

 

Wat beteekent het woord baldadig? Kiliaen en Huydecoper maken onderscheid tusschen baldadig en balddadig. Het eerste leiden zy af van het oude bal, by Kiliaen malus, inutilis, kwaed, schadelyk, nutteloos, nog overig in baloorig lat. surdaster, ballast lat. onus inutile. Balmonden, thans gewoonlyk baelmonden of verbaelmonden, dat eigentlyk gezegd wordt van eenen voogd die het weezengoed verkwist of verwaerloost, male tueri rem pupilli, zegt Kiliaen, komt van hetzelfde bal en mond, schut, lat. munimen, welk laetste nog overig is in mondboor, momboor, in middeleeuwsch lat. mamburnus, tutor. Het woord balddadig daerentegen verklaren zy door het verouderde bald of bout, in 't lat. audax, praeceps, stout, roekeloos, voortvarend. Onze eigennamen als Theudebaldus, Gundebaldus, Zwentiboldus, enz. komen daer van voort, en naer myn inzien baldadig ook, hetwelk men daerom met de enkele of met de dubbele d gerust schryven mag, gelyk Bild. het ook doet.