|
door NORBERT DE VRIES Elke week een nieuwe beschouwing over een bijzonder woord
28-02-2018 Parrhesie
Inderdaad, een woord uit het Kunstwoordenboek. Van ‘pan’ (alles) en rhèsis (het spreken): alles durven zeggen, vrijmoedigheid. Ik kom op dit woord via de klokkenluider van de Notre-Dame. In dit boek van Victor Hugo staat een elegant woordspel waar iemand zegt: “Je suis parisien de nation et parrhisian de parler, puisque parrhisia en grec signifie liberté de parler”. Halbo Kool vertaalt dat als: “Ik ben een Parijzenaar van landaard en een parrhisian van spreken, omdat parrhisia in het Grieks ‘vrijheid van spreken’ betekent.” Inderdaad, παρρησια betekent: vrijmoedigheid in het spreken. “Ik ben Parijzenaar èn Parrèsenaar (want parrèsia betekent ‘alles durven zeggen’ in het Grieks)”, zó zou ik het vertaald hebben. Het is een mooie zin van Victor Hugo met dat parisien en parrhisia (beide met de klemtoon op de laatste lettergreep natuurlijk), maar wat ik mij afvraag is of dit in 1831 al een bekende wending was, of dat Hugo deze toen zelf heeft bedacht? Want voor een classicus uit Parijs (en dat zullen er in de loop der tijd tienduizenden zijn geweest) moet de klankovereenkomst parisien-parrhisia toch opvallend zijn geweest, dunkt me. Het is denkbaar, dat Hugo dit woordgrapje van een bevriende classicus vernam en het in zijn boek gebruikte, met de voor een leek noodzakelijke uitleg erbij.
|
|