INHOUD RIETER
CUBRA HOME

 

©

Olivier Rieter & Stichting Cultureel Brabant 2023

 

 

Olivier Rieter

Goropius Becanus en de paradijsfantasie als nostalgie?

 

Het aards paradijs op een gevelsteen in Heusden. Spraken Adam en Eva een vroege versie van het Nederlands en leefden zij in de Zuidelijke Nederlanden? Foto: Maria Dekeling-Rieter

 

Een van de bekendste Brabantse geleerden wordt door velen gezien als een waanwijze. Het gaat om de geneesheer en taalkundige Johannes Goropius Becanus  (1519-1573) uit Gorp bij het huidige Hilvarenbeek. Becanus heette eigenlijk Jan van Gorp van der Beke. Het jezelf betitelen met Latijnse namen was in de tijd waarin hij leefde gebruikelijk onder humanisten. Goropius verwijst naar Gorp en Becanus naar (Hilvaren)beek.

Becanus was een onder meer aan de plaatselijke Latijnse school opgeleide taalkundige die met de theorie kwam dat Adam en Eva in het aards paradijs een voorloper van het Nederlands spraken, wat door Becanus wordt gelijkgesteld aan het Cimbrisch. Hij kwam tot deze verrassende visie op basis van etymologieën. Zo zou de naam Adam verwijzen naar haat-dam, omdat Adam weerstand poogde te bieden aan de haat van de slang. Dergelijke denkbeelden zijn door de filosoof Leibniz geschaard onder de noemer ‘goropiseren’ wat bij Leibniz volgens de taalkundige Jos Swanenberg (die zelf meer genuanceerd denkt over Becanus’ verdiensten) stond voor ‘lachwekkende verzinsels.’

Aldus leeft het gehucht Gorp voort in de internationale wetenschappelijke terminologie. Dergelijk goropisme werd tot in de twintigste eeuw toegepast door amateuronderzoekers. Zo verwees de naam Delft volgens de amateur-archeoloog Iman Wilkens naar het orakel van Delphi en het Zeeuwse Serooskerke was etymologisch verwant aan de hellehond Cerberos, die ook nog eens in het wapenschild van deze plaats staat.

Het is echter misschien een versimpeling om Becanus met een fantast als Wilkens gelijk te stellen. Becanus moet in het licht van zijn tijd, de zestiende eeuw, gezien worden. Wilkens leefde in de twintigste en had beter kunnen weten, op basis van in de loop der eeuwen verworven kennis. Becanus stond aan de oorsprong van zijn wetenschapsgebied, een oorsprong die misschien niet paradijselijk was, maar aan Goropius Becanus’ naam is misschien te gemakkelijk de connotatie ‘lachwekkend’ gekoppeld.

Eva” komt  voort  uit “eu-vat, eeuwvat, vat der eeuwigheid”, een vat van alle eeuwen. Zijn etymologische theorieën werden als absurd gezien en werden door de filosoof Leibniz vormen van ‘goropiseren’ genoemd. Het is aldus dat het gehucht Gorp voortleeft in de wetenschappelijke theorievorming. Het gaat bij deze pejoratieve benaming volgens taalkundige Jos Swanenberg om het benoemen van lachwekkende verzinsels. Swanenberg bespreekt onder meer de monogenese, de theorie dat alle talen voortkomen uit een oertaal, een idee dat men in de wetenschap verlaten heeft.

Volgens Bob Duyvestein die zich in Becanus verdiepte, is er bij deze laatste sprake van etymologisch chauvinisme. Hij geeft de volgende typering van het belang van Becanus: ‘In 1569 was bij de beroemde Antwerpse drukker Christoffel Plantijn, wiens vriend en geldschieter hij was, zijn meer dan 1000 folio's tellend levenswerk Origines Antwerpianae verschenen, dat getuigt van een grote eruditie en belezenheid. Het staat echter ook bol van nationaal-chauvinistische cultuuropvattingen. Zo verdedigt hij hierin onder meer de stelling dat het Nederlands de oudste taal van de wereld is - nog ouder dan het Grieks of Hebreeuws - en tevens dat Adam en Eva in het Antwerpse hebben gewoond, waar zij Nederlands hebben gesproken. In onze streken zou zich dus het Aards Paradijs hebben bevonden.’

In wat volgt ga ik in op de nostalgische geladenheid van deze theorie. Is Becanus een vroeg voorbeeld van nostalgisch nationalisme? En is de representatie van zijn denkbeelden in later tijden nostalgisch of eerder gericht op het komische effect?

 

Nostalgie

Het begrip nostalgie werd pas een eeuw nadat Becanus leefde gemunt door de Zwitserse arts Johannes Hofer, die het heimwee van Zwitsers in den vreemde thematiseerde. In Hofers versie ging het dus om geografische nostalgie.

Later kreeg het begrip ook andere betekenissen. Iedere tijd heeft sindsdien zijn eigen versies van nostalgie, die bestaan naast oudere varianten van het verschijnsel. Zo wordt het fenomeen steeds veelvormiger. Hedendaagse varianten zijn bijvoorbeeld ‘retro’ of ‘vintage.’ Dergelijke varianten verschillen sterk van nationalistisch of regionalistisch getoonzette nostalgie, waarin de Heimat (uit het verleden) wordt geïdealiseerd.

Bij nostalgie gaat het, in een uitgebeende (en dus versimpelende) definitie, om het idealiseren van het verleden. Dit verleden wordt vaak niet exact benoemd in jaartallen, het is minder te doen om de feiten dan om een positief gevoel dat het verleden oproept. Het verleden wordt vertekend, waarbij men bewust of onbewust gebruik maakt van methoden om te nostalgiseren, het scheppen van een nostalgisch effect.

Becanus’ contact met de drukker Plantijn is hierbij ook van belang. Volgens de socioloog Benedict Anderson kon het nationalisme pas opkomen dankzij de boekdrukkunst, toen men ‘ingebeelde gemeenschappen’ (imagined communities)  vormde met medesprekers van de taal, mensen die men nooit persoonlijk ontmoet had. Deze ingebeelde gemeenschappen speelden een rol bij het ontstaan van de moderne varianten van nationaal getinte nostalgie. Volgens Swanenberg heeft Becanus een belangrijke bijdrage geleverd ‘aan de emancipatie en acceptatie van de Nederlandse volkstaal.’ Bij dit emanciperen ging Becanus, zoals we hebben gezien, ver door het verleden van de volkstaal een groot historisch en theologisch belang toe te kennen.

 

Portret va Becanus. Maker onbekend.

Collectie: Bibliothèque interuniversitaire de santé, Paris Cité University

 

 

Gouden tijdperken en landen

Ook het toekennen van belang aan de zonen van de regio is een vorm van nostalgiseren. De journalist Pierre van Beek kwam ooit met de volgende passage over Becanus: ‘De wetenschap dat vanuit dit stille Gorp over de rulle zandweg naar Hilvarenbeek, een groot humanist naar de wereld trok, is mede bepalend voor het beleven van deze streek.’

Hier koppelt Van Beek de beleving van het streekeigene aan een historische figuur, in idealiserende bewoordingen. Hij schept zo een nostalgisch effect.

Het paradijs vóór de zondeval wordt geïdealiseerd in de christelijke beeldvorming. Men verlangde naar het paradijs terug als een vroegere staat van de mensheid. De semioticus en literator Umberto Eco stelt dat dit terugverlangen naar een geïdealiseerde voortijd bij veel culturen voorkomt Denk aan de tuin der Hesperiden, de gouden era, de Elysese velden. Het aardse paradijs is volgens Eco ‘een plaats waar iedereen naar terugverlangt, die iedereen zou willen terugvinden, doel van een oneindige zoektocht.’

Het actief koppelen van de Zuidelijke Nederlanden aan het paradijs kan misschien inderdaad als een sterk staaltje chauvinisme worden betiteld.  Geleerden uit andere taalgebieden poogden iets vergelijkbaars te doen met hun geboortegrond en -taal.

Net als nostalgie stamt het begrip chauvinisme uit een latere periode dan die waarin Becanus leefde, het begrip verwijst naar het nationalisme van een soldaat van Napoleon, genaamd Chauvin. Het hoeft echter niet per se zo te zijn dat een verschijnsel niet bestond, als er nog geen naam voor was. Wel is het zo dat wanneer er een term voor een verschijnsel gemunt wordt, er een zelfversterkende dynamiek kan ontstaan. Dit geldt, zo lijkt me, voor termen als chauvinisme, patriottisme en nationalisme. Naties zijn negentiende-eeuwse constructen, actief gevormd in geschiedschrijvingen door destijds machtige Europese historici (Michelet, Ranke). Wat ervoor bestond aan liefde voor het streekeigene kan als prenationalisme worden betiteld, net als dat men over prenostalgie kan spreken wat betreft de nostalgie vóór Hofer.

            Het aards paradijs is voor velen een abstracte notie, maar wordt door Becanus dus concreet op de geografische kaart gezet, ergens nabij Antwerpen.

Paradijzen zijn vergelijkbaar met gouden landen uit de antieke mythologie. Een gouden glans verlenen aan een gebied of tijdperk is een vorm van nostalgiseren. Het koppelen van een term als ‘arcadisch’ in de antieke tijd en vooral ook in latere perioden aan een gebied is ook zo’n vorm van nostalgiseren. En dat kan ook gezegd worden van de term paradijselijk.  In dat licht is de taalkunde een hulpmiddel voor het voeden van regionale trots, zoals geschiedschrijving als een retorisch hulpmiddel fungeerde bij het scheppen van nationalisme.

            Ed Schilders stelt op CuBra dat de locatie van paradijs ooit verschoven is: ‘Een paradijs dat zich bevond…ten oosten van Antwerpen, in de Kempen. Omdat de Kempen zeker nog in Goropius’ tijd niet veel meer waren dan heideland, is het niet zo vreemd dat de precieze ligging van dat Paradijs in later eeuwen verschoven is naar een wat groener deel van de Kempen, naar de omgeving van Goropius’ geboorteplaats, Hilvarenbeek en Gorp. Daar waar men redelijkerwijs een paradijselijke appelboom kan veronderstellen.’ Elders plaatste Schilders gekscherend de bewuste boom op de Tilburgse Heuvel.

 Han van Meegeren omschrijft, ook op CuBra, de streek rond Gorp als volgt: ‘De combinatie van loofhout, reeën, meanderende rivier en glooiende wandelpaden doet mij steeds terugkeren naar dit gebied.’ Van Meegeren schetst zo een paradijselijk beeld van de streek. Hij plaatst er een idealiserende gloed over. Wanneer dergelijke idealisering met het verleden in verband wordt gebracht, wordt er nostalgie geschapen.

 

 

Omgeving Hilvarenbeek. Paradijselijk?

Fotograaf onbekend. Brabant-Collectie Tilburg University

 

Verpletterend argument

Volgens zijn biografen Frederikx en Van Hal had Becanus een esthetische (idealiserende) onderbouwing van zijn denkbeelden, waar hij overigens niet de nadruk op legde: ‘Volgens Goropius heeft het Nederlands een zachte, mooie en soepele uitspraak. Het was gebruikelijk in taalapologieën om een taal euphonia (‘’welluidendheid’’) toe te schrijven of te definiëren als ‘’vriendelijk’’, ‘’zacht’’, ‘’zoet’’ of ‘’waardig’’ in de uitspraak.’

            De geleerde Scaliger (1540-1609), van een generatie na Becanus,  is niet mals in zijn kritiek op Becanus’ argumentatie: ‘ Nooit heb ik grotere onzin gelezen, nooit heb ik zo’n aperte onbezonnenheid  gezien of gehoord. Alle talen wil hij afleiden van zijn eigen barbaarse volkstaal.’

Het terugbrengen van het belang van Becanus tot zijn wonderlijke hoofdstellingen is echter volgens Frederikx en Van Hal een versimpeling. Dan plukt men alleen datgene wat hoogst onwaarschijnlijk is uit zijn lijvige werken. Dat plukken uit het werk is overigens wel verleidelijk. Becanus biedt onder meer het volgende volgens hem ‘verpletterende argument’ voor zijn theorieën: ‘In onze taal zeggen we nog steeds Thouts of Thuyts, of met een stemhebbende letter Douts of Duyts. Douts betekend hetzelfde als ‘’de oudste’’, van het  lidwoord de of the en outs.’

 

Plaquette op Becanus’ mogelijke geboortehuis: De Leenhof.

Foto door John Scholte, Wikimedia Commons

 

Conclusie

De theorie van de monogenese van taal, het ontstaan van talen uit een enkele oertaal, wordt volgens Swanenberg niet universeel aangehangen en de bewijskracht van Becanus’ etymologie is niet sterk. Toch stelt Swanenberg dat diens theorieën bezien vanuit de eigen tijd en kennis minder vreemd waren dan ze ons toeschijnen. Volgens Van Beek was Becanus ‘de eerste die aan vergelijkende taalwetenschap deed.’

In zekere zin is wat Becanus deed inderdaad een vroege vorm van (pre)nostalgiseren: hij koppelde een idealiserende kwalificatie (paradijs) aan een bepaalde regio uit het verleden (de streek rond Antwerpen) en droeg zo bij aan het zelfbewustzijn van mensen uit deze contreien. Een zelfbewustzijn dat was gebaseerd op een gefingeerd verleden, zoals dat beschreven wordt in het Oude testament, waaraan Becanus dan weer zijn eigen draai gaf.

In latere tijden heeft men het gedachtegoed van Becanus wat al te zeer versimpeld, om hem neer te zetten als een waanwijze. Hij wordt herinnerd met een wonderlijke mengeling van nostalgie en ridiculisering.

Men kan zich de vraag stellen of Becanus bewust dan wel onbewust nostalgiseerde: mogelijk geloofde hij zelf in zijn eigen theorie en was deze dus niet primair een vorm van retoriek om regionale trots te kweken, maar eerder een oprechte bijdrage aan het wetenschappelijk debat over taal. Waarschijnlijk lagen zijn beweegredenen er ergens tussenin. De wens dat de regio mooi en belangwekkend was, was de vader van de gedachte (het Antwerps als de oertaal van de mensheid.)

 

Bronnen

B. Anderson, Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism (1983)

P. van Beek, ‘Vier eeuwen geleden stierf Goropius Becanus’, Cultureel Brabant CuBra Tilburgs dialect Pierre van Beek Heemkunde

B. Duijvestein, Johannes Goropius Becanus - Brabants Erfgoed

T. Caspers, ‘Het paradijs op Gorp’, Cultureel Brabant CuBra inhoud het Paradijs van Goropius Becanus

U. Eco, De geschiedenis van imaginaire landen en plaatsen (Amsterdam 2013). Vertaling Yond Boeke en Patty Krone

E. Frederickx en T. van Hal, Johannes Goropius Becanus (1519-1573). Brabants arts en taalfanaat (Hilversum 2015)

H. Van Meegeren, ‘Waarom het paradijs’, Cultureel Brabant CuBra Han van Meegeren inleiding het paradijs

J. Swanenberg, (PDF) Op zoek naar de oertaal. Johannes Goropius Becanus en het Paradijs. (researchgate.net)

E. Schilders,’Op zoek naar de origenes Antwerpiae’,  Cultureel Brabant CuBra inhoud het Paradijs van Goropius Becanus

E. Schilders, ‘Het paradijs’,  Cultureel Brabant CuBra inhoud het Paradijs van Goropius Becanus

L. Toorians, (PDF) De culturele omgeving van Johannes Goropius Becanus | Lauran Toorians - Academia.edu

I. Wilkens, Where Troy once stood (1990)

Johannes Goropius Becanus - Wikipedia

 

Penning met portret Goropius.

Maker en datum onbekend.

Collectie Teylers Museum