Het
is niet zo druk vandaag, dus we besluiten het erop te
wagen. Bovendien hebben we nog maar twee, maximaal drie
dagen en niemand van ons wil een koude douche. En zo’n
fles is altijd leeg op het moment dat het niet schikt:
tijdens het koken of onder de douche.
‘Le
chef n’est pas là aujourd’hui’ is een zin die tot
het standaardrepertoire behoort van iedere willekeurige
verkoper of verkoopster in eender welke winkel. Doorgaans
overigens vervolgd met de vraag of we morgen terug willen
komen. Het klinkt overigens niet vervelend deze
mededeling, de boodschap wordt altijd gebracht met een
vriendelijke glimlach en een verontschuldigend ´désolé.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Zevenjarige Zoonlief
na een paar bezoekjes aan Franse winkels deze zin kan
vertalen én reproduceren in combinatie met het juiste
accent.
Maar
vandaag halen we slechts een gasfles en dat kan zonder
chef, denken we. Gasflessen haal je namelijk gewoon bij de
benzinepomp. En daar is het niet druk vandaag. Drie
auto´s zijn er aan het tanken en wij lopen rond de
gasflessen in verschillende kleuren en maten. Thuis hebben
we opgeschreven dat de fles donkergroen moet zijn en
dertien kilo propaan dient te bevatten. We kijken vol
interesse naar de verzameling gasflessen in verschillende
kleuren en in verschillende formaten die allemaal achter
slot en grendel staan. Alsof we nieuwe ringen aan het
uitzoeken zijn, maar dan anders. Als we onze fles gevonden
hebben, spoeden we ons naar ´de juffrouw´.
Er
is altijd een ´de juffrouw´ al is dit exemplaar eerder
een mevrouw-uitvoering. Ze zit in een glazen hokje met
veel formulieren en nog meer procedures. Echt heel veel
formulieren en papieren. Ze is een vriendelijk ogende
mevrouw met een vierkant kapsel, witte klompschoenen een
te lichte spijkerbroek. En, kleinigheid, ze past nog maar
net in het glazen hokje. Ze neemt de tijd voor ons en
waardeert onze pogingen om Frans te spreken. Bemoedigend
knikt ze me toe en mocht ik nog meer gaan stotteren, dan
verdenk ik haar ervan om bemoedigend te gaan
applaudisseren. Ik zit namelijk nog wel heel erg in de
schoolfransfase en bij ons op school werd maar weinig
aandacht besteed aan propaangas.
Het
komt erop neer dat we eerst moeten betalen en dan onze
fles kunnen meenemen. Inmiddels staan er zeven auto´s te
wachten, zie ik. Vriendelijke mevrouw komt uit het hokje
en met haar grote sleutelbos opent ze het ijzeren hek. We
nemen de groene fles mee – ik loop met mijn portemonnee
in de hand mee en meneer Schrijft heeft 27 kilo fles op
zijn rug – en Vriendelijke Mevrouw gaat weer terug in
het hokje. Betalingen geschieden namelijk altijd met een
glazen wandje ertussen.
Vriendelijke
Mevrouw heeft ondertussen ook gezien dat wij geen fles
inleveren. Voor de zekerheid vraagt ze het nog even na,
maar ook in mijn rugzakje zit niets dat op een gasfles
lijkt. ‘Of we dan toch wel een contract hebben’, is de
volgende vraag. Hmm, nee, dat hebben we niet. Ze keert het
hele glazen hok ongeveer om. Er verschijnen orders,
formulierenbakjes, twee pennen vallen op de grond,
vriendelijke mevrouw krijgt een rood hoofd, maar een
contract vindt ze nog niet. Ik durf nauwelijks om te
kijken, want ik hoor weer nieuwe auto’s achter me. En
die auto’s wachten allemaal op ons. En het gaat hier nog
wel even duren, dat weet ik ook. Vriendelijke Mevrouw weet
dat ook, haar hoofd kleurt donkerrood en ze begint steeds
zenuwachtiger te worden. Dat gun ik haar ook weer niet en
bijna vraag ik of we morgen terug moeten komen, als de
chef là is. Maar ik doe het niet, want het is geen weer
voor een koude douche.
Uiteindelijk
blijk ik gelukkig mijn paspoort, rijbewijs, carte
fidelité, museumjaarkaart, NKBV-pasje en biebkaart bij me
te hebben en kan het contract voor één gasfles plechtig
getekend worden. Terwijl we terug lopen naar de auto zie
ik de rij auto’s langzaam in beweging komen. Ik tel er
veertien.