Met een
flinke klap gaat de stoel tegen de grond. Een paar krachtige
woorden worden de ruimte in geslingerd. Dan loopt Pieter
Hendrik Slotemaker de kamer uit.
Wat zou
hij nu weer van plan zijn?
Een luide
schreeuw “daar is tie….” brengt haar weer terug in de
werkelijkheid.
De
postbode had nog juist de tijd om zijn hand terug te trekken
anders was hij met brief en al door de brievenbus naar
binnen getrokken.
“Hier is
tie…”, Pieter staat weer in de woonkamer. In zijn hand een
brief met een grote zegel erop.
Pieter
verbreekt de zegel en maakt de envelop open.
Dan
begint hij te lezen.
Zijn
vrouw kijkt hem aan en ziet zijn gezicht na iedere zin
veranderen.
Eerst
verbaasd, dan blij en vervolgens wordt zijn gezicht rood.
Dan
buldert hij: “wel allemachtig waarom laten ze mij niet
meteen uitvaren.” “Hier laat ik het niet bij zitten.”
Met een
rood gezicht van kwaadheid loopt hij de kamer uit.
Hij
schiet zijn jas aan en loopt met driftige passen de voordeur
uit.
De
buitenlucht koelt hem af. Na een korte wandeling gaat hij
het kantoor binnen van de rederij.
Binnen
loopt hij meteen door naar de kamer van zijn vriend, de
directeur.
“Ik val
maar meteen met de deur in huis, Willem”, zo begint hij.
“Ik ben
het niet eens met de brief van de rederij.”
“Ze
willen dolgraag allerlei producten gaan halen in de West.
Tegelijkertijd stellen ze het steeds maar uit.”
“En dan
iedere keer de smoes dat er zeerovers de kusten onveilig
maken.”
“Heb ik
niet laten zien dat ik met mijn bemanning elke uitdaging
aandurf?”
Willem
kijkt zijn kapitein aan. Hij weet dat Pieter geen landbenen
heeft maar zeebenen. Hij weet dat Pieter vaak voor hete
vuren gestaan heeft.
Willem
weet ook dat Pieter zich uit allerlei situaties heeft kunnen
redden.
Nu ligt
dat anders.
Willem
heeft een opdracht gekregen.
Pieter
mag niet uitvaren voordat de koning toestemming heeft
gegeven.
“Pieter”,
zo begint de directeur, “de zaak ligt gevoelig.” Je weet dat
onze koning en de koning van Engeland het niet zo goed met
elkaar kunnen vinden en dat is nog zwak uitgedrukt.”
“Je weet
ook dat beide koningen allerlei producten willen gaan halen
uit de West.” “Geen van beiden durft de knoop door te hakken.”
Pieter
bromt wat en zegt dan: “ik weet wel een oplossing.”
Hij gaat
meteen door zonder nog iets van Willem te willen horen: “we
houden een wedstrijd.”
“Een
wedstrijd” herhaalt Willem.
“Ja, een
wedstrijd tussen twee schepen en wie het eerste aankomt,
heeft de eerst rechten.”
“Hoe denk
je dat te doen?”
Dan
vertelt Pieter wat hij bedacht heeft.
“Ik maak
mijn schip reisvaardig en zorg voor de beste bemanning die
er te krijgen is. We varen naar Engeland en vervolgens varen
we samen met het Engelse schip de haven uit. Daarna zijn
beide schepen op zichzelf aangewezen. We zien elkaar na een
reis van ongeveer een maand in de haven van Sunda Kelapa in
Indonesië.
Wie daar
het eerste aankomt, mag de contacten gaan leggen om de beste
producten in te kopen. Het schip dat daarna aankomt moet
drie dagen wachten voordat zij mogen gaan onderhandelen. Het
lijkt mij eerlijk en het voorkomt onnodig bloedvergieten.”
Willem
kijkt vol bewondering naar Pieter. “Het lijkt mij een goed
idee, ik ga meteen de koning hierover berichten.” “Begin jij
maar vast met de voorbereidingen.”
Met een
vrolijker gezicht dan waarmee hij gekomen was verlaat Pieter
de rederij. Het kan beginnen.
De
voorbereidingen die Pieter moet doen, zullen hem nog wel
even bezig houden. Het schip reisvaardig maken daar ziet hij
niet tegenop. De juiste bemanning zien te krijgen dat baart
hem zorgen.
Als ze
meteen uit hadden kunnen varen dan waren de meeste
bemanningsleden wel gebleven. Geen werk is geen geld.
Gelukkig heeft zijn stuurman nog geen ander schip gevonden.
Pieter heeft weleens gezegd dat hij niet zo kieskeurig moet
zijn maar de stuurman gaf daar nooit antwoord op. Nu dankt
hij de hemel dat zijn stuurman zo kieskeurig is. Aan hem
heeft hij een betrouwbare zeeman en bovenal iemand die zijn
vak kent. Een betere stuurman kan hij zich niet wensen.
Pieter
besluit er meteen werk van te maken.
Hij loopt
naar het zeemanscafé want daar zal zijn stuurman wel te
vinden zijn.
John zit
aan een tafel met nog drie andere mannen. Pieter ziet wel
dat er flink gekaart wordt en dat hij nu niet moet storen.
Geduldig
neemt hij plaats aan een ander tafel. Uit zijn ooghoeken
ziet hij dat John hem ook gezien heeft.
Na een
flinke pot bier komt de stuurman op hem af.
“Ha, John
neem een stoel en ik bestel nog een glas bier voor ons.”
Als ze
met zijn tweeën aan het bier zitten, steekt Pieter meteen
van wal.
“Ik zoek
een goede stuurman en ik wil alleen de beste. Daarom ben ik
bij jou gekomen.”
“nou, nou”
begint John, “anders doe je ook niet zo dus er zit wat
achter.”
“Vertel
op.”
Pieter
vertelt over de wedstrijd en het gezicht van John wordt
steeds vrolijker.
“Hier ga
ik helemaal voor, we zullen die Engelsen eens een poepje
laten ruiken.”
“Je doet
dus mee?”
“Wis en
waarachtig, hand erop”, zegt John.
De twee
mannen schudden elkaar de hand en roepen: “We gaan ervoor.”
“Waar
gaan we voor?” wordt er van twee tafels verder geroepen.