INLEIDING
Wat is
het mooiste, een boeket tulpen in een uniforme kleurstelling
of een bont geschakeerd veldboeket?
Een
onzinnige vraag natuurlijk; beide hebben hun charme.
Echter,
toen de Werkgroep Beeldende Kunst Reusel-De Mierden ervoor
koos werk bijeen te brengen van professionele beeldende
kunstenaars die in deze gemeente geboren zijn of daar hebben
gewoond en gewerkt, stond één ding bij voorbaat vast:
uniform zou de tentoonstelling niet worden.
Immers,
waar bij groepstentoonstellingen doorgaans gezocht wordt naar
verbindende elementen - hetzij in stijlkenmerken, hetzij in
thematiek, dan wel in techniek - speelde dit bij de
tentoonstelling ‘In Oorsprong Verbonden’ geen enkel rol.
Naast het feit dat het zou moeten gaan om professionele
kunstenaars, gold slechts één, geheel buiten de kunst
gelegen criterium: de ‘geografische verbondenheid’ van de
makers.
Bij zo’n
keuze kan het niet anders dan dat je bij diversiteit uitkomt.
Een nadere beschouwing van de groep kunstenaars en de door hen
ingebrachte werken laat dat ook zien.
Zo is
er allereerst de pluriformiteit van de kunstenaarsgroep.
Alleen al hun ver uiteenlopende geboortejaren - de oudste is
van 1903, de jongste van 1977 - laten zien dat de kunstenaars
allerminst generatiegenoten zijn. Ze zijn geworteld in heel
verschillende kunsttradities.
Van
overeenkomstige kunstdisciplines is evenmin sprake. Er zijn
schilders, maar evenzeer kent de groep tekenaars,
aquarellisten en grafici. En natuurlijk ontbreken de
beeldhouwers niet.
Ook in
de gehanteerde stijl is geen eenduidigheid terug te vinden.
Zij die aan het begrip kunst een abstracte invulling geven,
zijn net zo goed vertegenwoordigd als kunstenaars die neigen
naar een wat meer figuratieve aanpak.
En
zelfs op dat ene punt waar je wel verwantschap zou vermoeden -
de relatie met Reusel-De Mierden - zijn de verschillen
opvallend. Aan de ene kant zien we kunstenaars die als
jongvolwassene de benauwdheid van hun geboortedorp ontvlucht
zijn, aan de andere kant treffen we kunstenaars die op latere
leeftijd in Reusel-De Mierden zijn neergestreken omdat ze er
een ‘landelijke rust’ vonden die ze eerder in hun leven
niet hadden meegemaakt.
Diversiteit.
Verscheidenheid. Pluriformiteit.
Dat
zijn de sleutelwoorden bij de tentoonstelling ‘In Oorsprong
Verbonden’. Maar betekent dit dat het een onsamenhangend
geheel is geworden, een ratjetoe van snel bijeengeraapte
kunstwerken? Allerminst!
In de
eerste plaats niet omdat begrippen als uniformiteit en
pluriformiteit niets zeggen over waar het bij kunst werkelijk
om draait, namelijk: kwaliteit. Kunst met karakter weet zich
altijd te handhaven, in eenheid én in verscheidenheid.
Bovendien
blijkt diversiteit vaak een kracht in zich te bergen. Het rijk
geschakeerde veldboeket laat dat zien. Ook de tentoonstelling
‘In Oorsprong Verbonden’ maakt deze kracht zichtbaar: hoe
verschillend de ingebrachte werken ook zijn, op een of andere
manier weten zij toch ‘de handen ineen’ te slaan. En het
geheel tot meer te maken dan de som der delen.
Dat
danken die werken aan hun artistieke kwaliteit. Maar misschien
danken ze dat voor een deel toch ook aan die onderlinge
verbondenheid die ze uitstralen. Een verbondenheid die zijn
wortels heeft in Reusel-De Mierden.
In het
ene geval concentreert deze zich in de persoon van de
kunstenaar, bijvoorbeeld omdat zijn wieg in deze Brabantse
grensgemeente stond. Een andere keer is het verbindingslijntje
meer in een bepaald kunstwerk gelegen doordat dit in Reusel-De
Mierden tot stand is gekomen.
Hoe
het ook zij, voor de Werkgroep Beeldende Kunst was één ding
snel duidelijk: met de koppeling van diversiteit aan kwaliteit
moest ‘In Oorsprong Verbonden’ wel uitgroeien tot een
artistiek interessant project. Een veldboeket met een prachtig
bonte kleurschakering.
Toch
duurde het en poos voor het zo ver was. Het project kende een
lange, en bij tijd en wijle moeizame aanloop.
Die
begint als in 1997 de nieuwe gemeente Reusel-De Mierden
ontstaat, een fusie van de voormalige gemeenten Hooge en Lage
Mierde, en Reusel. Kort daarop wordt de Werkgroep Beeldende
Kunst in het leven geroepen, een onafhankelijke groep
kunstliefhebbers die het college van B en W adviseert over
kunstzaken in de gemeente.
In de
werkgroep ontstaat het idee om - via een tentoonstelling en
een boekwerk - in kaart te brengen wat Reusel-De Mierden op
het gebied van beeldende kunst zoal heeft voortgebracht: welke
kunstenaars zijn er en wat hebben ze gemaakt?
Hier
diende zich meteen al een probleem aan. Kunstenaars uit
Reusel-De Mierden, wat moeten we daaronder verstaan? Zijn dat
mensen die op dit moment in de gemeente wonen? Of ook degenen
die er eerder een deel van hun leven hebben doorgebracht?
Betreft het alleen professionele kunstenaars, of moeten ook
amateur-kunstenaars erbij betrokken worden?
Op het
ene punt koos de werkgroep voor een liberale aanpak, op het
andere wenste zij strenger in de leer te zijn.
Een
werkgroep die kunstbevordering nastreeft, moet er niet voor
terugschrikken kwaliteitscriteria te hanteren, zo was de
redenering.Dus koos de werkgroep ervoor in beginsel alleen in
zee te gaan met professionele kunstenaars.
Dan de
vraag wie het stickertje ‘afkomstig uit Reusel-De Mierden’
opgeplakt mochten krijgen. Hier was, zo bleek al snel, slechts
één aanpak mogelijk: de meest ruimhartige. Strenge criteria
op dit punt zouden tot een uiterst onevenwichtig eindresultaat
kunnen leiden: wel ruimte geven aan de kunstenaar die pas een
half jaar in de gemeente woont, en diens collega die er zijn
hele leven gewerkt heeft maar onlangs vertrokken is,
uitsluiten? Slotsom: elke kunstenaar die op enig moment in
één van de dorpen Hooge Mierde, Lage Mierde, Hulsel of
Reusel gewoond of gewerkt heeft, kwam voor het kunstproject in
aanmerking.
Met
deze uitgangspunten op zak toog de Werkgroep Beeldende Kunst
enthousiast aan de slag. De millenniumwisseling zou een aardig
moment zijn om de tentoonstelling te laten plaatsvinden.
Helaas, al gauw werd het enthousiasme getemperd: nergens in de
gemeente was een geschikte expositieruimte voorhanden om het
plan uit te voeren. Dit verdween dan ook in de ijskast.
Pas
jaren later kan het daar uit tevoorschijn worden gehaald. In
2006 wordt duidelijk dat bij de uitvoering van de laatste fase
van het centrumplan van Reusel-De Mierden, het voormalige
gemeentehuis van Reusel gedurende een langere periode leeg zou
komen te staan. Voor de Werkgroep Beeldende Kunst aanleiding
om bij de gemeente te vragen of dit gebouw in 2007 beschikbaar
gesteld zou kunnen worden voor een expositie. Dat kon, en
daarmee was een eerste belangrijke stap gezet. Waarbij het
jaar 2007 tevens een aardig ‘scharnierpunt’ vormde: de
gemeente Reusel-De Mierden zou dan tien jaar bestaan.
De
tweede stap volgde: het benaderen van de beeldende kunstenaars
die de werkgroep op haar eerste, voorlopige lijstje had staan.
Een lijstje dat - weliswaar met de eerder opgestelde
uitgangspunten als leidraad - op basis van een tamelijk
eenvoudig ‘wie-kent-wieprocédé’ tot stand was gekomen en
zo tot een aantal van vijftien kunstenaars had geleid. Tot dat
aantal wenste de werkgroep zich vooralsnog te beperken, want
er speelden ook allerlei praktisch-organisatorische
overwegingen: voor hoeveel kunstenaars is er
tentoonstellingsruimte in het voormalige gemeentehuis, en:
hoeveel budgettaire ruimte is er om deze kunstenaars een plek
te geven in de catalogus?
Daarna
gebeurden er twee dingen. Het eerste betreft de reacties van
de aangeschreven kunstenaars. Anders dan de werkgroep had
durven hopen, lieten deze zonder uitzondering, en vaak met
veel enthousiasme, weten graag aan het project mee te doen. De
liefde tot zijn land is een ieder aangeboren, dichtte Vondel
al.
Het
tweede wat er gebeurde was dat het kunstproject her en der ter
sprake kwam, met als gevolg dat de werkgroep diverse ‘nieuwe’
namen kreeg aangereikt van kunstenaars die bij de werkgroep
niet bekend waren.
Dit
veroorzaakte een dilemma: de lijst was zo omvangrijk geworden
dat er niet voor iedereen een plek zou kunnen zijn op de
tentoonstelling en dat bovendien de catalogus te dik en dus te
duur zou worden.
In dit
dilemma heeft de Werkgroep Beeldende Kunst een moeilijke knoop
doorgehakt: de tentoonstelling en de catalogus zouden zich
beperken tot slechts de vijftien kunstenaars die in eerste
instantie benaderd waren. Wie dat zijn, ziet u in de
inhoudsopgave van dit boek.
Dit
betekent dat andere kunstenaars noodgedwongen aan de zijlijn
zijn blijven staan. Namen die in dit verband genoemd mogen
worden, zijn onder andere Rien van den Brink, Mieke
Creemers-Kerkhofs, Harry van Gestel, Mariet van Gorp-Lavrijsen,
Huub de Kort, Louis Nagelkerke, Bert Otten en Willem Verhees.
Enerzijds is dit een teleurstellend gegeven, van de andere
kant is het ook bemoedigend: Reusel-De Mierden blijkt veel
meer artistiek talent te hebben voortgebracht dan menigeen
voor mogelijk hield.
Hier
ligt een opdracht voor de toekomst. Immers, wat is erop tegen
om over een paar jaar weer met een tentoonstelling/catalogus
te komen? De Werkgroep Beeldende Kunst zou het bijzonder
waarderen wanneer het project ‘In Oorsprong Verbonden’ de
geboorte van een traditie inhoudt.
Want
van mooie dingen krijg je nooit genoeg!