Ik vond hem prachtig! De
hoes van John Mayalls nieuwe langspeelplaat Bare Wires. Het zal in
1968 geweest zijn. Wat ik toen van de muziek op die lp vond, weet
ik eigenlijk niet precies meer. Waarschijnlijk wel mooi, want als
ik meer dan veertig jaar later de plaat afspeel, is het
overduidelijk hoorbaar dat hij behoorlijk grijs is gedraaid. Maar
die hoes: prachtig! Het was het wachten waard geweest.
Het is, schat ik, heel
uitzonderlijk: een plaat die verschijnt zonder hoes. Ik ken alleen
dit voorbeeld: Bare Wires. Er zat natuurlijk wel een hoes om, maar
dat was een noodhoes. De verkoper in de hipste platenzaak van
Tilburg, Dankers Disco, wist er alles van. De meester zelf, John
Mayall, had de gedrukte hoes al tot twee keer toe afgekeurd. Toch
had de platenmaatschappij, Decca, de verschijning van het album
niet uitgesteld. Althans niet in Nederland. Want alles was zo mooi
gepland. Mayall zou met een vrijwel geheel vernieuwde line up
concerten geven in Nederland, en als wij dan in de vroege ochtend
na het nachtconcert het Concertgebouw in Amsterdam verlieten,
zouden we bij wijze van spreken gewoon kunnen doorlopen naar de
eerste de beste platenzaak om daar Bare Wires te kopen. Maar dat
liep dus anders. De meester was streng geweest. De lp verscheen in
een noodhoes, en de koper kreeg een kaartje dat hij kon opsturen.
Zodra de meester tevreden was over het drukwerk zou de koper bij
zijn platenzaak de ware hoes kunnen afhalen.
Zo gezegd, zo gedaan, en
enige zaterdagen daarna vervoegde ik mij vol hoop bij Dankers
Disco. Nee, hij was er nog steeds niet. Hoe lang dat geduurd
heeft, weet ik niet meer, maar de nieuwsgierigheid en het ongeduld
namen in die weken uiteraard flink toe. Wat ik me toen niet
realiseerde maar nu wel, is dat een plaat blijkbaar voor je gevoel
niet compleet is zonder hoes; in dit geval de voorgenomen hoes.
Harry van Boxtel noemt de hoes 'het gezicht van de plaat' -- ik
had een plaat met een masker op. Ik sluit niet uit dat het lange
wachten mijn oordeel over de hoes fors beïnvloed heeft. Durf
zoiets maar eens lelijk te vinden. Net als de muziek, eigenlijk.
Als ik nu naar Bare Wires luister, klinkt de breuk met de muziek
die Mayall met een keur van musici tot dan toe gespeeld had
oorverdovend. Mayall werd trendy en hip -- en is dat nog een
tijdlang gebleven -- en achteraf zie ik hoe die muzikale
trendgevoeligheid mij aankijkt vanaf de hoes. Er was vrijwel niets
meer over van het geluid, de stijlen, het spontane, het
geïmproviseerde, en het uitdagende van de vroegere
langspeelplaten. Wat eens The Bluesbreakers waren, was nu John
Mayall. En als ik er nu op terugkijk, komt dat verschil nergens
anders sneller tot uitdrukking dan in de hoezen.
Maar dat wist ik toen
allemaal nog niet. Net zo min als ik toen beseft heb dat ik die
noodhoes gewoon om de plaat had moeten laten zitten. Het was een
onmogelijk ding, vond ik toen. Zwartwit drukwerk. Niks hip. De
meester had groot gelijk. Weg ermee dus.
Had ik niet moeten doen.
Dan zou mijn exemplaar van Bare Wires nu nog zijn wat het niet
meer is: een collector's item.
|
|