Veel
spruiten op ons bord, dat wel, maar verder hadden wij nergens veel
van, in die tijd. Goeie plaatjes waren helemaal moeilijk te
krijgen, en bovendien was vader er niet gek op. De muur moest gaaf
blijven, ook al zat er nog bouwbehang tegenaan. Iemand had hem
wijsgemaakt dat je daar zeker een halfjaar absoluut niet aan mocht
komen, en absoluut was absoluut voor vader, enerzijds omdat hij
goedgelovig was, anderzijds omdat hem dat goed uitkwam. Al die
verkeerde voorbeelden aan de muur.
Veel
plaatjes hadden we niet. We hadden geen abonnement op
Muziekexpress, of Popfoto, we kochten eens een los nummertje, als
er iets goeds in stond, en met de Libelle van moeder, of de
Katholieke Illustratie van grootmoeder konden wij natuurlijk niet
uit de voeten. En al helemaal niet met Der Kicker van
vader. Desondanks echter hadden we een leuk stapeltje klaarliggen,
voor als het zover was.
Toen
we een halfjaar in dat nieuwe huis zaten, herinnerden wij vader er
fijntjes aan dat het bouwbehang er nu af kon. Het had zijn beste
tijd duidelijk gehad, vonden wij wel. Toch had dat geen haast,
dacht hij, hoe langer het er op zit, hoe beter voor de muren, en
bovendien, wij hoefden ons niet druk te maken, hij zou er
persoonlijk zorg voor dragen dat het voor elkaar kwam. Jaja,
wisten wij.
Toch
ging dat behang er af.
Daar
zat moeder achter, uiteraard, maar wat er voor in de plaats kwam
was meer dan verschrikkelijk. Dat had vader op de kop getikt, dat
kon niet anders, en op de voetbalclub, van iemand die in het
behang zat, en nog wat had liggen, iets wat hij zelfs in tien
uitverkopen nog niet kwijt had kunnen raken. Hier móesten wel
plaatjes tegen aan, hier werden wij gek van. Mooi niet, bezwoer
hij ons.
Zijn
lievelingsvoetbalblad was Der Kicker, Duitstalig, waar hij
naar ons beste weten geen letter van kon lezen. Behalve misschien
met wat hij in de oorlog opgepikt had. Die Kicker van hem
kwam elke veertien dagen uit, en hij kocht hem ergens in de
binnenstad.
De
middenbladen, hadden ze bedacht, moesten er uit gehaald worden, en
verzameld. Die konden aan elkaar gepuzzeld worden, en er vormde
zich dan een meer dan levensgrote voetballer.
En
ja hoor, voor bij ons aan de muur. Een duikende kieper, Yashin, de
mythe van Moskou, kwamen wij te weten. ... Zie je hem duiken..?
En natuurlijk had hij de bal een heel eind verderop neergeplakt. ...
Die pakt hij hoor..! Die pakt hij..! kraaide hij het uit.
...
En dat been dan..?
vroeg mijn broer... Heeft hij dat niet..? Jawel, maar vader
had een paar nummers gemist, zodat we het nog even moesten doen
zonder het onderbeen. De schoen had hij weer wel. De positie
echter had hij moeten gokken, maar als hij de twee vouwbladen met
het onderbeen te pakken had, zou hij de schoen wel op zijn juiste
plaats hangen. Wij blij. Pa naar beneden.
...
Wij hangen eerst die schoen goed...
ging mijn broer onmiddellijk in het verzet, en hij schoof hem aan,
tegen de knie aan. Hihi. Paste precies. Zo!
Heibel
natuurlijk, grappen maken met de mythe van Moskou, maar moeder
vond dat wij ook wel wat mochten op onze eigen kamer. Wij zagen
onze kans, en wisten door te drukken dat we ieder één plaatje op
mochten hangen. ... Wat vader er ook van vindt..? Ja, wat vader
er ook van vindt..!
We
zullen hem, bedachten wij boven. Dit zal hem lang heugen. Maling
aan die mythe van Moskou, en over Yashins gezicht heen hingen wij
de hoes van een elpee, van Trout Mask Replica, van Captain
Beefheart. Haha, de Captain, met een vissenkop als masker, en nog
een hoge hoed op ook. Dat was één! Aan twéé kwamen wij echter
niet toe. Hadden we maar niet zo hard moeten lachen. Vader had ons
gehoord. Dit ging over hem, duidelijk, en hij kwam naar boven
stuiven. En ja, de bom barstte. Witheet werd hij. Ziedend. Moeder
er bij. Hoop tamtam. Ja, hij kende die Beefheart wel. Hij had
immers een stukje gehoord toen wij hem aangeschaft hadden en
moeder gezegd had dat ze de stofzuiger uit moest zetten omdat ze
dacht dat hij op klappen stond, zulke vreemde geluiden gingen er
door het huis heen... Nou, dat vond hij pas echt gekkenwerk. Apen
kunnen het beter. Braken vond hij het. En dan dát over de beste
kieper van de hele wereld heen. Schandalig vond hij het, en erger
nog, maar daar wist hij de woorden niet voor. En dat hoefde ook
niet, want moeder greep in, en maakte het verhaal af. Wij hoefden
niet in een voetbalkantine te wonen. Klaar uit.
Tijden
zweeg hij wanneer hij ons zag. Op onze kamer kwam hij niet vaak
meer.
Eén
keer nog, dat ik weet, en toen was het wéér fout. Hij had
Sinterklaas een tafelbiljart voor ons laten brengen. Nou jaaah…
dachten wij, een biljart, en het gevecht met de keus bleek dan ook
veel leuker. Mijn broer was er heel handig in. Springen, van het
ene bed naar het andere, en gewoon doorvechten. Maar toen stootte
zijn keu door het zachtboardplafond heen. We probeerden iets wits
in het gaatje te stoppen. Papier werd niets, een watje was ook
niet best. Wie kijkt er nou naar het plafond hier,
redeneerde mijn broer het gat dicht. Moeder dus, de dag erop al.
En ’s avonds laat, na zijn voetbaltraining, kwam pa de schade
opnemen. Goed dat het laat was, en de kleintjes diep lagen te
slapen.
Hier
moet hij ergens zijn falen hebben ingezien. Een inzicht waarvan
hij zich echter onmiddellijk wist te bevrijden door aan moeder te
vertellen dat het niet aan ons lag, maar aan de bal. Wij waren
eenvoudigweg niet aan de bal te krijgen. Nog niet aan het biljart.
|
|