CuBra
INHOUD HOEZEN
Home
Beeldende kunst

Over hoezen van langspeelplaten

Het gezicht van de muziek

onder redactie van H. van Boxtel en Ed Schilders

The Who - The Who Sell Out (2) - Pim de Kort

Ik zou de muziek niet missen, hield ik mijzelf voor. Direct na het vertrek van de duivel vergat ik zelfs dat de Who Sell Out nog onder mijn matras lag.

De Who dook weer op bij de eerstvolgende verschoning. Ik nam de langspeelplaat in de hand, en vroeg mij af waarom ik haar had willen bewaren. Wou ik de grammofoonplaat beschermen tegen de gevaren op de boerderij? Niet waarschijnlijk; de zonderlinge duivel zou beslist goed voor zijn aanwinsten zorgen. Ik stelde mij voor dat hij een hele mooie muziekinstallatie bezat, beslist beter dan de mijne en veilig voor het vinyl, en ik moest van mezelf ophouden met zeuren, mijn verlies toegeven en de kleine boer verder met rust laten.

Maar het onbehagen bleef. Was het mijn reactie op het uitgebrachte bod? (Ik had niet onderhandeld en was direct met het bod akkoord gegaan.) Had ik iets kostbaars weggegeven, of zat het hem in het verstoppen van de plaat onder het matras? Dat was nou niet direct een voorbeeld van boven de dingen staan. Waarom was het nodig geweest om de plaat te verbergen, vanwaar die geheimzinnigheid? Waarom moest de Who Sell Out behouden blijven en niet een van de andere platen: van wat was de Who Sell Out een reliek? Wat wilde bewaard blijven? Wat moest gered worden? Gered waarvan en beschermd waartegen? Waarom niet het eerste singletje bewaard? Dat zou nog hout snijden.

Nadat de plaat onder het matras vandaan kwam, heeft deze nog enkele weken rechtop en steeds in het zicht, bij mij op de studeertafel gestaan, leunend tegen de muur en met de bonen naar mij toegekeerd. (Daar had de plaat al vaker gestaan.) Was de Who in hoopvolle afwachting van definitieve inlijsting? Zat daar de kneep? Inlijsten? Dan was het dus: de hoes die ik wilde bewaren, het omslag, die wonderlijk lelijke hoes, met daarop de leden van de band met bizarre reclames, met dubbelzinnige verkooppraatjes, aan beide zijden twee, voorop en achterop, voor ieder lid een helft van een kant van de plaat: deodorant, iets tegen puistjes en iets voor dikke spieren, en de zanger van de groep zat in een bad van witte bonen in tomatensaus, tot aan zijn nek zat hij erin. (Ik had het altijd jammer gevonden, dat niet de gitarist met de grote neus in de bonen was gaan zitten.) Witte bonen in tomatensaus, dat je dat doet! Hoeveel blikken heb je daarvoor nodig? Idioot en geniaal!

Toen de kleine boer op bezoek was, had ik de plaat impulsief verstopt, en nu wist ik plots waarom. Ik kon er mijn ogen altijd al niet vanaf houden. De hoes met de witte bonen was de sleutel tot het geheim, zoveel was inmiddels wel duidelijk. Boven de dingen staan door er in te gaan zitten, er middenin; onaantastbaar in de bonenprut en stralend in de puree. De witte bonen toonden mij hoe ik de Who moest begrijpen: tegenspraak door voorspraak door tegenspraak en voorspraak, altijd weer, laag op laag. Dat was het, de Wie zonder vraagteken, vragen zonder vraagteken en zekerheden met. Aan het eind de boel kapotslaan, want klaar is Kees, nietwaar? Het is de moeder aller toegiften (dat hoef ik hier toch niet uit te leggen).

Dit was voor mij -- dat geef ik toe, want in vergelijking met de kleine boer was ik ook een beginner van het leven -- een heel nieuw inzicht: het kan van tweeën één zijn, ook als het met elkaar in tegenspraak is. Dit was geen eendimensionale spotternij, maar een meervoudig gelaagde boodschap van de gitarist met de grote neus en ook begreep ik waarom hij niet in de bonen was gaan zitten. Het moet voor de groepsleden een flinke strijd zijn geweest: wie in de bonen zou mogen zitten, en met gemak had de leider van de groep dat voorrecht voor zich kunnen opeisen, maar dat deed hij niet. Wie gaat er in hemelsnaam in een bad met witte bonen in tomatensaus zitten? En dan kán het, en je staat vooraan om het te kunnen, en dan doe je het niet, en geef je het weg!

Meer dan welke hoes ook was dit een kunstwerk. Ik wist het, en ik was de trotse eerste bezitter gebleven, en dat was kantje boord geweest; gered van de uitverkoop, verdulleme.

Grote jongens, die denkers van de Who, en ik doorzag het, en om dat te gedenken moest de langspeelplaat bij mij blijven. De hoes was tevens monument geworden. (Van inlijsten is het overigens nooit gekomen.)

En zo verdween het onbehagen als sneeuw voor de zon. Deze elpee mocht de kleine boer niet hebben. Bovendien, je koopt geen artistieke vergezichten voor een prikkie aan de deur. Je vindt zulke zaken niet door bij iemand aan te bellen en volstrekt onaangekondigd zijn verzameling op te kopen. Je kan het krijgen, maar niet de ziel. Zo heb ik het gevoeld en nu denk ik het met boosheid. Andermans verzameling kopen is als een loze kreet. (Ik hoop dat de kleine boer dit nog gaat lezen.)

En daarna? Ik ben nog op zoek geweest naar de geldwaarde van de hoes, want het is een kunstwerk. Maar de waarde valt tegen.

En vandaag? Ik heb me suf gezocht. De witte bonen zijn verdwenen; nergens! Weggeraakt onder andere dingen, ik zal nog eens goed zoeken.