Hoe
kan een sterveling eer bewijzen aan de onsterfelijke Bonzo Dog
Band, zonder daarbij naar kaarsen te grijpen, of verder op de
kniëen door het leven te gaan?
Achteraf
bezien hebben wij, vroeg in de jaren ’70, hard aan dit
metafysisch vraagstuk gewerkt, op de Technische Universiteit van
Eindhoven, afdeling Bouwkunde.
Korte
tijd werd daar projectonderwijs gegeven, en wel precies in de tijd
dat wij daar studeerden. Zelfstudie en groepswerk vormden de kern
van dit soort onderwijs. 18 Uur per week werd ingeruimd voor wat
atelierwerk heette, de overige uren dienden besteed te worden aan
de zogenaamde verplichte vakken.
We
zaten daar in een enorme, open ruimte, waar met schotten een
tiental ateliers afgezet was. Het gonsde er van de activiteiten
In
het atelier van de buren waren het echte voetballers. Die waren
nooit thuis, behalve wanneer het regende, en dan werden er kleine
baloefeningen gedaan.
Even
verderop aten ze graag samen, aan keurig gedekte tafels, en dat
groeide uit tot wat het best een restaurant met een open keuken
genoemd zou kunnen worden. Het is dat er geen afzuigkappen hingen,
anders waren ze aan het frituren geslagen.
Wij
zaten daar ook ergens. Winnie Willems, met zijn witte haren uit
Curaçao. Huub Houët, die vooral op de irrationele kant van π
studeerde. ... Ahum... ging het dan... 3,14159 26535
89793 23846 26433 83279 50288 41971 69399 37510… uit zijn
hoofd, ogen naar de hemel, en net zolang door tot hij vast kwam te
zitten, en dat kon heel lang duren. Dan hadden we nog Jan de
Vries, Toon Jiran, en Tom van Wayenburg. Willie Hamelers, niet te
vergeten, die vond dat de stoelen niet lekker zaten, en een eigen
ligstoel meebracht, waarop hij rustigjes zijn pijp kon gaan liggen
roken, dag en nacht, herinner ik me. Allemaal de haren tot op de
grond.
Daarnaast
was er nog Peter Velter, die in een andere groep thuishoorde, maar
liever bij ons zijn comix zat te lezen, omdat het in zijn eigen
atelier te onrustig was.
Wim
de Hoop was onze docent. Frank Wassall en Niek Verdonk onze
mentoren, wat hogerejaars studenten waren, die de taak hadden ons
in onze ontwikkeling te stimuleren, waar nodig. Frank deed maar
wat graag met ons mee. Niek gaf helemaal niets om wat hij kunst
van de bourgoisie noemde. Hij zag er niets anders in dan dat de
overwinning op de arbeidersklasse heel uitbundig gevierd werd, en
ging vaak een eindje lopen.
We
begonnen het werk in ons atelier met het uitschrijven van de
liedteksten van Tadpoles, van de Bonzo Dog Band, op
transparanten, zodat we er makkelijk kopieën van konden maken.
Die werden, onder het draaien van de plaat, in de groep besproken,
gecorrigeerd en aangevuld. Tot in de kleinste details. Winnie
bleek een goede stem te hebben, en als hij een tekst uitprobeerde,
moesten wij luisteren of deze klopte. Huub nam het geregeld over,
onder het aanbrengen van een kleine verandering. Het werd
geleidelijk aan tweezang, met Toon aan de pick-up, om de arm te
liften, en op precies de juiste plaats terug te zetten. Op een
keer, denk ik, viel Jan in, en, dacht ik toen, ik haak ook aan.
Willie haalde de pijp uit zijn mond, Peter Velter legde zijn comix
neer, en we hadden een koortje. Dat was de feitelijke geboorte van
ons Bonzo-operettegezelschap. Er moesten nieuwe geluidsboxen
gebouwd worden, omdat de oudere niet over onze zang heen konden
komen, en wij dus zelf geen muziek meer hoorden. Huub Houët was
aan de slag gegaan in de werkplaats van professor Slothouber, die
juist een spiksplinternieuwe episcoop had gekregen. We hadden een
uitvergroting nodig, van het portret van Vivian Stanshall dat op
de hoes van Tadpoles stond. Aan de zijkant van de hoes zat een
lipje, en als daar aan getrokken werd, rolden zijn oogballen heen
en weer. Zo moest het bij ons ook, maar dan levensgroot. Kon hij
aanschuiven, aan tafel.
Hunting
tigers out in India was ons
succesnummer. Daar kwamen de mensen voor uit hun ateliers. We
kregen verzoeknummer op verzoeknummer, totdat de hele afdeling er
gaar van werd. Maar ja, iedereen had wel wat... Wat die
timmerratten daarboven deden, daar werd ook niet iedereen vrolijk
van. Nee! Die waren in het vakwerk net onder het plafond
geklommen, timmerden daar een hutje, vandaar uit een loopgang,
naar een nieuw hokje. En nog één, en nog één, en ze schoten
daar als ratten door die houten gangen langs het plafond heen.
Bij
een tussen-evaluatie vertelde Wim de Hoop ons met een serieus
gezicht, dat hij zich begon af te vragen waar dit allemaal toe zou
gaan leiden. Er viel een stilte.
We
bekeken onze vingers. Het blad van de tafel, tabakskruim. Een
koffiekring.
Toen
keek Winnie op, en keek Wim aan. Hij kuchte, en zette in: …
You've heard of Ali Baba… Forty thieves had he… Huub had
hier moeten invallen met … Out for what we all want… Lots
of LSD… Hij zong echter: … Grunt
howl… grunt howl…
Wij
verbaasd. Stomverbaasd.
Toon
liet toen de ogen van Vivian Stanshall rollen.
Huub
zat op de verkeerde plaat! Dit was niet van Tadpoles, dit
was Jollity farm, van Gorilla… All the little
pigs, they grunt and howl… grunt howl grunt howl… en voor
we het beseften ging de ene helft van de groep mee met Winnie, met
Tadpoles, de andere met Huub, met Gorilla. Twee koren, dwars door
elkaar heen, twee platen tegelijk. Wat?! Het hele œuvre tegelijk!
We waren verrukt. Door het dolle heen. Dat was mooi. We hadden
ruimte gevonden voor ons zelf, in het werk van de Bonzo’s, en
een paar weken later kon niemand van ons meer gewoon praten.
We
spraken alleen nog maar met de tongen van de Bonzo’s.
http://www.123video.nl/playvideos.asp?MovieID=127383
http://www.youtube.com/watch?v=9gWQzqd6Bh0&feature=channel
http://www.youtube.com/watch?v=B9y4vLrHsm4&NR=1
http://www.youtube.com/watch?v=HotmPv2tjFo&feature=related
|
|