Een essay over de vraag 
“van de aan- of afwezigheid van God in mijn werk”.

14 april 2000

 

Na enige tijd van overweging de opdracht wel of niet aan te nemen  van het centrum voor wetenschap en levensbeschouwing, bemerkte ik, dat het me niet meer losliet. Een koortsachtige gedachtenstroom kwam op gang. En na een bezinkingstijd kreeg ik dan ook een beeld voor me, in dit geval van het menselijk hart. Oh nee hè, meer cliché kon niet. Nu werkt het bij mij zo dat na een, laten we zeggen incubatietijd van enige dagen soms weken, zich bij mij een beeld opdringt, dat als een soort oerbeeld centraal staat voor die specifieke opdracht. Hoe ik weet dat dit hét beeld is kan ik u niet uitleggen, in een keer is het daar, in een flits, completer en niet zo gecompliceerd als gedachten soms zijn. Omdat het beelden zijn waar ik vaak niet van begrijp wat ik er mee aan moet vanwege hun eenvoud of doodgewoon omdat ik ze niet begrijp, heb ik ze lange tijd genegeerd. Totdat ik tot het inzicht kwam dat zij een directe afspiegeling zijn van mijn wezen. Erop vertrouwend dat ik gaandeweg meer begrijp van deze beelden ga ik er mee aan de slag. Het feit dat ik voor deze opdracht het menselijk hart als onderwerp koos komt blijkbaar voort uit mijn behoefte te ontdekken, waar en hoe maak ik contact, in concrete zin, met het goddelijke.

Waar moest ik beginnen, hoe leg je uit hoe een proces  verloopt?  Zeker omdat ik er vanuit ga dat als het beeld op zichzelf  niets zegt, het er wat mij betreft beter niet hoeft te zijn. Zeker, naast het schilderen schrijf ik veel voor mijzelf op, praat, lees en studeer over zaken als kunst, mystiek, de natuur en de plaats die ik daarin kan hebben, waarbij liefde en wijsheid als centrale as dienen om de vragen die ik heb dichter bij een oplossing te brengen.De alchemist Khunrath schrijft; “Daarom studeer, mediteer, zweet, werk, kook… en zo zal een heilzame stroom voor u opengaan, die ontspringt aan het hart van de Zoon der grote wereld, en dat vanuit zijn lichaam en hart als een waarlijk natuurlijk Aqua Vitae stroomt.”

Ik dompel me als het ware onder, keer alles binnenste buiten, volg mijn hart en niet mijn verstand waardoor ruimte ontstaat voor onbewuste keuzes.

Ik zit vanaf het begin bovenop mijn werk, voel liefde voor het ambacht, geniet ervan pigment tot verf te wrijven, het goud op de bolus rubra te leggen waardoor een zachte stoere glans op de ondergrond ontstaat. Ik wil mijn onderwerpen doorschouwen, neem de uiterlijke waarneming als uitgangspunt, transformeer dit naar de innerlijke waarneming. Zo ontstaat er een wisselwerking tussen materie en niet materie. Tijdens mijn werk heb ik vaak de behoefte te relativeren, af te wijzen, ja zelfs de boel kapot te schilderen. Daardoor ontstaat er een gelaagdheid waarbij ik blijkbaar direct reageer op mijn emoties. Misschien is er een verlangen los te komen van mezelf en op te gaan in het grotere geheel. Misschien ook wil ik onbewust mijn kleinheid laten zien. Ik creëer een wereld waarbij ik het trage proces van het opleggen van bladgoud laat samenvloeien met directheid of juist een bouwen, laag na laag. Met passionele intensiteit vinden verschillende gemoedstoestanden hun weg waarbij ik steeds weer dat gehele voortraject nodig blijk te hebben. Hierbij ben ik niet eens zo geïnteresseerd in de uitkomst dan wel in het proces zelf. Wie blindelings op zijn doel af gaat zal meerdere oplossingen, of zo u het wilt mogelijkheden missen, waardoor slechts een rigide uitkomst mogelijk wordt. Ontdaan van elke emotie heeft men de perfecte oplossing voor zijn probleem. Halleluja. Als er nou iets oninteressant is, is het wel de perfectie. Opgaan in het proces houd zoveel in als je onvoorwaardelijk geven aan dat waar je op dat moment mee bezig bent. Het is als het ware éénwording met je werk, je ontdoet je van elk resultaat en gaat de confrontatie aan. Dit is niet de makkelijkste weg maar ik weet geen andere. Blijkbaar zit mijn wezen zo in elkaar dat ik steeds opnieuw de behoefte heb de dingen te doorvoelen. Dit komt denk ik voort uit het diepe respect en ’t ontzag dat ik voor het leven heb. Door de worsteling, verwarring, verontwaardiging en verwondering heen maak ik mijn reis als een pelgrim; in alle eenzaamheid  en intimiteit buiten elke religie om.

Het Heilige ligt ook in ons zelf, wij zijn zelf verantwoordelijk voor onze daden. De grootste verwarring wat betreft ons Godsbeeld is wel dat wij hem als persoon verantwoordelijk houden voor alles dat op onze weg komt. Met als gevolg volstrekte willekeur omdat wij zo geen verantwoording af hoeven te leggen. Iedere religie wijst er op wat Gods wetten zijn en uit naam van hem slaan we gewetenloos elkaar de koppen in en bidden voor de overwinning. Zolang er verdeeldheid bestaat en we niet accepteren dat er over het hele universum slechts één grote schepper is waar wij allen deel van uit maken, zal die verdeeldheid er zijn.

Ik praat het liefst over onze Schepper alhoewel ik helemaal geen volledig beeld heb en soms wanhopig twijfel aan de zin en de bijdrage die ik kan leveren. Ik heb het gevoel dat deze alomvattende intelligentie met zijn raadselachtige grootsheid ons uitnodigt deel te nemen aan een uit te werken plan, liefdevol en geheel ten dienste voor alles wat is, zichtbaar en onzichtbaar.

Jezus Sirach schrijft; “Hij heeft zijn oog in hun hart geplant om te laten zien hoe groot zijn werken zijn.”

Kunnen we via ons hart contact maken en meer te weten komen over liefde? Ons hart dat met elke klop bloed rond stuurt tot in elke uithoek van ons lichaam en het daarmee voorziet van voedsel en zuurstof. Is zij bemiddelaar tussen lichaam en geest, waar materie overgaat in niet-materie en vice versa? Werd er vanaf haar eerste klop niet alleen de bloedsomloop op gang gebracht, maar ook een geestelijke omloop? Een onophoudelijk in- en uitvloeien waardoor ons geestesoog zich opent. Het hart is materie met nota bene twee binnenkamers. Via een prachtig gesloten systeem weten wij via de adem universele lucht op te nemen waardoor wij onlosmakelijk verbonden zijn met elkaar en alles om ons heen.

In ieder van ons is een basaal verlangen aanwezig naar liefde. Ons hart heeft het vermogen gevoelens te tonen van onvoorwaardelijke en onbaatzuchtige liefde. Er is moed, volharding en vertrouwen nodig om in eenzaamheid je binnenkamer te betreden en jezelf te bezien. Doch het is denk ik de enige manier om dichter bij je wezen te komen. Wie zijn wezen doorschouwd vindt de ware God. Draag je hart als een kompas, zij koerst af op de ware liefde, zonder de confrontatie uit de weg te gaan. Helaas wordt liefde nogal eens verward met begeerte, een emotie die gericht is op bevrediging en bevestiging van ons zelf. Gevoed door angst gaat ze een eigen leven leiden waarbij we de verantwoording voor ons zelf en alles om ons heen als een zware last met ons mee torsen. Om nogmaals met Jezus Sirach te spreken; Wee het krachteloze hart: omdat het geen vertrouwen heeft, daarom wordt het niet beschermd.

Ik geloof dat wij ons hart als instrument gekregen hebben, niet alleen als centrale pompinstallatie waarmee zij ons lichaam voorziet van bloed, dus leven, maar dat ze daadwerkelijk in staat is ons te voorzien van geestelijk leven.

Ons verlangen naar liefde krijgt uitdrukking in warmte, genegenheid, een gevoel van éénheid of ontroering. Ze krijgt de kans wanneer je in stilte kunt luisteren naar je hart. Dan pas kan het een poort zijn waardoor wij een glimpje op mogen vangen van het grote mysterie.

Ja, in mij is een gevoel van universaliteit aanwezig. Er voltrekt zich een proces dat ik door wil geven in mijn werk. Kwetsbaar en soms gebroken keer ik steeds weer terug naar mijn binnenkamer, ondervind liefde en wijsheid, van mijn omgeving, geestverwanten en in mijzelf.

Ik laat u een stukje van mijn tocht terugzien in mijn werk. Ik hoop dat het ook zonder al deze woorden een spiegel is voor allen die onderweg zijn. Want, hoe uniek ook, we ademen allen dezelfde lucht.