CUBRA
INHOUD MARIJE KOS
INHOUD KUNST
HOME

AUTEURS

TEKSTEN

FOTOGRAFIE

INTERVIEWS

BRABANTS

SPECIAAL


Print Pagina

Marije Kos - Gedichten

Aardetranen

 

de wind haalt uit

de aarde krimpt

vogels worden vleugellam

 

op de rivier drijven aardetranen

naar een zee van tranenwater

 

de ruimte vult zich met de

stilte van geluidloze woorden

gevonden door een winterkind

 


De boodschapper

 

zwarte vogel en ik

wij kennen elkaar

nog van vorig jaar

toen het donkerder was

 

 

zwarte vogel met een boodschap

 

 

een winterbericht

geen antwoord meer

opgerold in grijs

de buitenwereld buiten

 


De boom

 

 

ik sta daar

Maar ben ik iemand?

 

daar waar ik sta

lijk ik niet te zijn

 

de stilte kruipt geluidloos rond

en de leegte vult een open plek

 

ik kijk achterom

en voel me opeens bekeken

 

een belangrijke boom

buigt zich over me

 


De steen

 

 

tekenen uit een schaduwenrijk

verbleekte nerven, oude vormen

vormen uit een andere tijd

 

verdroogde bladeren markeren

er het spoor van de terugweg

 

een gekerfde steen staat er

getekend door wijsheid

 

ik zie de steen en

verzin zijn geschiedenis

ter plekke

 


De waterval

 

 

de berg huilde een waterval

waaronder een schuilplaats was

voor een belangrijke gedachte

 

windstil en klam gekoesterd

achter een machtige waterwand

wachtend op het verlossende teken

 

tot de tijd daar zou zijn

bleef het geheime hersenspinsel

afgeschermd voor de buitenwereld

 


Eeuwigheid

 

 

er was geen grond

onder mijn voeten

er kwam geen einde

aan het zuivere wit

 

 

mijn handen kregen geen houvast

en mijn stem gaf geen geluid

 

 

toen ik omkeek

was ook het begin verdwenen

 

 

misschien is dit de eeuwigheid

 


Grond

 

 

Een luchtig wolkendek past

boven het kleine stukje grond

waarvan de rafelige rand

voor altijd werd beschadigd

 

het kleine stukje grond

past precies onder de wolkendeken

waarvan de dieproze kleur

vleugels geeft

 

aan verborgen gedachten

 


Het pad

 

 

het kronkelend pad ging

alsmaar door en door

tot daar

daar hield het op

 

 

ooit

is daar iets verder gegaan

ik voelde het toen ik er stond

 


 

Maanlicht

 

 

het maanlicht

gevangen in de schaal

glinstert in de waterspiegel

 

 

vogels zwijgen

de bomen spreken

op zachte fluistertoon

 

 

en ik geloof

mijn oren niet

 


Nachtvleugels

 

 

samengebald zonlicht

schijnt als een laatste restje

in mijn toegeknepen ogen

en nestelt zich dan in mijn hart

 

de dag sterft

als de zoveelste dag

en nachtvleugels ritselen

tussen het donkerblauw

 


Raadsel

 

benen reageerden niet

voeten aan de grond genageld

ogen starend naar de chaos

beelden in mijn hoofd gegrift

 

ik wilde weg van

de plaats des onheils

 

uiteindelijk werd de droom

van een onbereikbaar blauw

en stukken onbegrepen wit

 

de morgen bracht

een raadsel mee

 


Spiegel

 

 

om hem heen kleurt de aarde

met de kleuren van die dag

het binnenste van de berg

bleef onaangeroerd

 

transparant maar tastbaar

en met de smaak van het verleden

stroomt het water naar buiten

daar waar het kan

 

gretig ontvangen in het hier en nu

biedt het slechts een spiegel

 


Toeval

 

de zon deed haar best

om het eikenblad te

vergulden en de

lucht schilderde het water

donkerblauw

 

wollige wolken

verspreidden zich

over de stenige grond

 

de mens verraadde zich

slechts door littekens

 

toevallig keek ik

naar de andere kant

 

anders had ik het

nooit gezien

 


Tussentijd

 

luchtbelletjes in het water

als zilver, rond het drijfhout

een zoektocht in het donker

in de stilte van de tussentijd

 

 

langgerekte figuren zijn zichtbaar

tot ze weer worden ingeslikt

door de blauwgrijze avondwereld

Het moment dat alles schaduw wordt

 


Zee

 

 

een diepe stroom graaft zich

door de donkere en vette aarde

en baant zich een weg

naar de vrijheid

 

 

daar waar spelend water een meer kan vormen

en misschien wel een wijde zee

 

 

als er maar genoeg ruimte is

tussen de stranden