CuBra
Inhoud Verhoof
Home
Speciale bijdragen

Klik hier om een e-mail te verzenden 

Nico Verhoof

Kleine grafische kunstwerkjes uit Midden-Brabant


Het werk van Harry Corvers (26)

 

Deze aflevering volgen eerst nog 2 exlibrissen, die H Corvers gemaakt heeft voor 2 familieleden.

Allereerst een exlibris voor P Corvers. H Corvers maakte dit in 1939 als houtgravure.

Ik weet niet of dit een broer van hem was, maar duidelijk komt hier ook weer het priestermotief naar voren.

Boven het linker luik, geheel gewijd aan de kerk, staat de aanduiding Patientia = Geduld.

Het rechter luik kreeg het motto Caritas = Naastenliefde mee.

Het tweede exlibris, in 1949 gemaakt als houtgravure, voor zijn priester-broer Antonius, die blijkbaar als pastoor in een franssprekende omgeving verblijft.

 

 

Het volgende exlibris is gemaakt in 1947 als houtgravure voor het Fraterhuis te Houthalen

In het Belgische Limburg.

De H Barbara wordt als beschermster van de mijnwerkers geplaatst tegen een achtergrond van een kolenmijn.

Het exlibris voor pater P Bayens is in 1942 als houtgravure gemaakt.

 

 

Hierna 2 exlibrissen, die hetzelfde onderwerp voor dezelfde persoon laten zien.

Frater M Cleophas was een collega-frater, waarvoor H Corvers in 1945 deze houtgravure maakte. Het andere exlibris is gemaakt door Aug vd Linde. Beide gebruikten het bekende tafereel van Christus, die na zijn verrijzenis zijn volgelingen te Emmaus bezoekt. Een van deze volgelingen heette Cleophas.

 

 

Het exlibris voor ETM Koenen werd in 1945 als houtgravure gemaakt. Het toont een vikingschip op open zee en kreeg als motto het anagram: En Toch Moedig Koersen mee.

De kaars wijst op een zoektocht in een duistere of onbekende omgeving, waarbij Christus, de alfa en omega van het leven, de koers aangeeft.

Het volgende exlibris voor Gerard Bergman in 1955 als houtgravure gemaakt, toont ook een schip in volle vaart. Wie Gerard Bergman is, is mij niet bekend.

 

 

Voor PR Faes maakte FG een wapen-exlibris. Als toespeling op de naam gebruikte hij een wapenvorm met een dwarsbalk, waarin de naam faes geplaatst is. Het gebruik van de dwarsbalk is tevens een verwijzing naar de naam omdat in de heraldiek zo’n dwarsbalk een faes genoemd wordt. Ook het onderschrift: qoud fas est = wat goed is, is een speelse verwijzing naar de naam. Mij is het niet duidelijk waar de toevoeging rechtsboven: JULII

op duidt. Is dat de voornaam? En de letters PR onder het kruis: was Faes een priester?


Ik vond ook nog een Nieuwjaarskaart van 1946, waarin iedereen Gods zoete vree toegewenst wordt.