Redactie: Rob Siers

Scatologica


Bij de wieg van mijn jongste kind toen het aan verstopping leed

Uit: Kroniek van de Kempen deel 7 (1989)

Opgetekend door Harrie Franken

 

Niets, mijn kind, niets hier beneden

maakt ons beiden nog tevreden.

Liefde, schoonheid, geld noch eer

maakt ons niet gelukkig meer.

Niets meer doet ons hart herleven

en bezit g'op aarde niet dit één,

och dan treure maar en ween,

want moest u dit ene laten,

dan zou helaas u niets meer baten.

 

Dat ene dat alleen op aard

uw geluk, uw leven spaart.

Wilt ge, dat w'uit vollen monde

u dit schone woord verkonden?

Wilt ge het woord in 't openbaar,

dat u van alle onheil spaart?

Het woord, mijn kind, wil niet meer krijten,

is niets dan het edele schijten.

 

Schijten ja, dat schone woord,

staat bekend in ieder oord.

Schijt dus, kind, nog menige jaren,

opdat het leven u moge sparen.

Schijt op elke uur en stond,

schijt omhoog en op den grond.

Schijt van 's avonds tot den morgen,

schijt op alle leed en zorgen,

schijt naar het zuiden en het noorden.

Schijt op elk zijn erewoord,

schijt in 't bed en in uw kous,

schijt in de kastrol en in de saus.

Schijt op allen die u scheren,

schijt zelfs in uw eigen kleren.

Schijt op allen, arm en rijk,

schijt in zee en op den dijk.

Schijt, dat 't heel uw wieg doet beven,

schijt zoveel ge maar kunt geven.

 

Schijt, mijn zoon, met kronkelingen,

dan zult ge nooit hard moeten wringen.

Schijt uw enkels vol en hiel.

Maakt het schijten tot een stiel.

Schijt uw hemden tot aan flarden,

wilt ge in het schijten harden.

Daarom schijt nog lang, mijn zoon,

maar nooit meer in mijn eigen kloon.

Schijten is een noodwendigheid.

Daarvan is niemand bevrijd.

Koning, keizer, admiraal,

schijten moeten ze allemaal.

Daarvoor wordt geen knecht gehouden.

Wie schijten wil, moet zelf maar douwen.