Belangrijke
gebeurtenissen of data in een leven vragen om een markering. Zo vieren we
verjaardagen en jubilea, delen we cadeaus uit of vervaardigen we zelf een
uniek geschenk. Tradities, daar gaat het om. Het behoorde tot die
tradities om bij het huwelijk van een zoon of dochter het Hooglied cadeau
te geven. Toen de oudste zoon van Theo Gootjes ging trouwen, was dat voor
hem de gelegenheid bij uitstek zich te verdiepen in die tekst uit het Oude
Testament. Dat leverde naast de handgeschreven tekst van het Hooglied ook
een serie illustratieve tekeningen op, keurig in boekvorm bijeengehouden.
Die keuze voor het
Hooglied bleef echter niet zonder gevolg. Zijn interesse voor
Bijbelse teksten, en dan vooral voor die van het Oude Testament, was
opnieuw gewekt. De teksten konden Gootjes niet alleen in literaire zin
bekoren, maar hij realiseerde zich ook dat in die verhalen essentiële
normen en waarden vervat liggen. Die vasthouden, vastleggen en overdragen
in een vorm die hem paste, dat werden zijn belangrijkste drijfveren. Daar
lag de fascinerende vraag of die teksten hem als kunstenaar, als tekenaar
nog konden inspireren. Eerst was nodig goed door te dringen tot de inhoud
van de Bijbel, of liever nog de inhoud tot hemzelf te laten doordringen.
En daarvoor hanteerde Gootjes de methode bij uitstek: de teksten zelf
overschrijven. Alleen door dat te doen kon hij greep krijgen op de tekst,
doordrongen raken van de diepere waarde en inhoud en zo de inspiratie
verwerven voor waar het hem uiteindelijk om te doen was: de verbeelding
laten zegevieren in tekeningen die één geheel vormen met de
Bijbelteksten. Het werken aan het Hooglied had hem geleerd en laten
inzien en voelen dat de schrijfbeweging bij de tekstbehandeling leidde tot
een denkbeweging en inspiratie voor de tekeningen. Hij voelde zich in deze
benadering verwant aan de middeleeuwse monniken die op deze wijze werkten
in het scriptorium in hun klooster. De monnik Gootjes die in de twintigste
eeuw werkt aan een handschrift van het Oude Testament.
Theo Gootjes sluit
zich op, tenminste vier uur per dag. Hij schrijft een eerste deel van de
teksten in concept over en maakt schetsen voor tekeningen en de inkleuring
ervan. Dit laatste is in zoverre bijzonder dat Theo Gootjes een voorkeur
heeft voor het tekenen in zwartwit en daarnaast kleurenblind is. Voor de
tekeningen maakt hij gebruik van de stijl die hij inmiddels had ontwikkeld
voor de illustraties bij de rubriek 'Denkwijzer' van de psycholoog René
Diekstra in de zaterdagbijlage van het Rotterdams Dagblad. Het is
nadrukkelijk zijn bedoeling los te komen van de gebruikelijke en
overbekende stijl in de Bijbelillustraties van Doré, de kinderbijbels en
de schoolplaten uit zijn eigen lagere schooltijd. Hij merkt dat de teksten
hem inspireren en dat de uiteindelijke vorm tijdens het schrijven en
tekenen als bijna vanzelfsprekend zichtbaar wordt. Gootjes gaat ervan uit
dat hij ongeveer twee jaar nodig zal hebben om het Oude Testament in deze
vorm weer te geven. Hij zet zich aan het werk, overdag aan de keukentafel,
heel gedisciplineerd, vier uur per dag. 's Avonds moet hij daar
beroepsmatig zijn politieke tekening maken. Na zes maanden is het geheel
afgerond. De tekst is met de hand vastgelegd op 194 bladen en voorzien van
97 bladen met tekeningen. Tijdens dit monnikenwerk is hij niet tevreden
over de initialen aan het begin van de hoofdstukken; hij ontwerpt
tussentijds nieuwe en gaat ér vervolgens gewoon toe over om de al
geschreven teksten te herschrijven. Dat gebeurt ook aan het eind van het
traject. Dan blijkt dat de kleuren in de tekeningen uit de eerste twee
hoofdstukken afwijken van die in de latere tekeningen. Zonder aarzelen
tekent en kleurt Gootjes opnieuw de illustraties voor die twee
hoofdstukken. Het is 1995 en het Oude Testament is geschreven en in beeld
gebracht. Het brengt hem er toe ook nog de Apocalyps van Johannes op
eenzelfde manier te behandelen. Het is het enige boek uit het Nieuwe
Testament dat qua stijl in de buurt komt van die van het Oude Testament en
daarmee beantwoordt aan de creatieve impulsen die Gootjes nodig heeft.
Voor de
bronteksten heeft Gootjes gebruik gemaakt van de uitgave van de Sint
Willibrordus Vereniging Het Oude Testament, in verkorte vorm met
inleidingen en verklaringen, naar de vertaling uit de grondtekst
vervaardigd in opdracht van de Apologetische Vereniging 'Petrus Canisius' van
Uitgeverij het Spectrum, Utrecht/ Antwerpen. Van deze uitgave zijn vele
drukken verschenen, maar de precieze uitgave die Theo heeft gebruikt valt
niet (meer) te achterhalen. Om zijn schrijfproces te vergemakkelijken
heeft hij namelijk de bladen losgehaald. Het gaat wel om de tekst die hij
goed kende, de tekst ook die hij zelf op school had gebruikt. De
Spectrum-uitgave was namelijk in het bijzonder gericht op het katholiek
onderwijs en de catechisatie en werd in de vijftiger en zestiger jaren van
de twintigste eeuw veel gebruikt in het katholiek onderwijs. Niet alle
teksten bleken voor Gootjes geschikt om op te nemen of ze boden niet
altijd voldoende inspiratie voor het maken van een of meer tekeningen. De Psalmen
en de boeken Esdras, Nehemias en 1 en 2 Makabeeën zijn
bijvoorbeeld niet meegenomen. Zo biedt het geheel aan teksten en
illustraties niet alleen een inkijk in de Bijbelse geschiedenis, maar
vormt het bovenal een afspiegeling van het creatieve proces van de
tekenaar en kunstenaar Theo Gootjes. Het vertelt ons wat hem boeit, wat
hem inspireert, welke waarden en normen er volgens hem te respecteren
zijn en niet in het minst op welke manier je dat dan zou dienen te doen.
Dat hij op dit punt eigenzinnig is en een querulant wordt genoemd, zal na
het zien van de illustraties niet hoeven te verbazen. Gootjes doet geen
concessies aan wie dan ook, maar blijft zichzelf trouw. De tekeningen
bieden de kijker daarmee een kijk op Theo Gootjes in volle glorie en hij
moet accepteren dat dit wel eens confronterend kan zijn met de eigen
zienswijze.
In 1999 doet zich
een uitstekende gelegenheid voor de Bijbelteksten en -illustraties aan een
breder publiek te presenteren. Dat jaar is uitgeroepen tot het jaar van de
Bijbel. Het museum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom is de thuisbasis
voor de politieke prentkunst in Nederland, kent uit dien hoofde Theo
Gootjes en is op de hoogte van het bestaan van
zijn Bijbeloeuvre.
Het museum richt daarom een grote tentoonstelling in onder de titel Het
Oude Testament en de Apocalyps van Johannes, gezien door de ogen van Theo
Gootjes (7 februari - 25 april). Het Oude Testament is daartoe
bevestigd op 97 kartonnen panelen met op elk paneel een tekstblad aan de
boven- en onderzijde en een tekening in het midden.
De ontvangst bij
het publiek is wisselend, een beeld dat ook in latere jaren bij andere
presentaties van het werk zal blijven bestaan. Men onderkent het
bijzondere van de tekeningen en in een aantal gevallen worden ze als
omstreden beschouwd. Dit laatste wordt vrijwel altijd bezien in het licht
van de politieke tekeningen van Gootjes. Ook die zijn lang niet altijd
onomstreden. Van aperte afwijzing is, afgaand op de verschillende
perspublicaties, geen sprake. De journalisten nemen gewoon geen standpunt
in, maar wijzen alleen op de mogelijke weerstand die de tekeningen zouden
kunnen oproepen.
In de aanloop naar
de tentoonstelling in Het Markiezenhof is gepoogd de teksten en tekeningen
ook geëxposeerd te krijgen in het Bijbels museum te Amsterdam. De
aanvraag daarvoor wees de directie af, omdat er wegens een verbouwing maar
een beperkte tentoonstellingsagenda was. Een verzoek aan het Museum voor
Religieuze Kunst te Uden in 1998 werd eveneens afgewezen. Het Nederland
Bijbelgenootschap kreeg al in 1996, dus kort na de totstandkoming van
Gootjes' werk, het verzoek een uitgave te verzorgen. Het Genootschap kwam
tot de conclusie dat het niet de juiste uitgever voor het boek was. Er was
wel veel bewondering voor de vormgeving, maar het Genootschap verwachtte
toch te veel negatieve reacties van zijn achterban. Wel nam de Stichting
Docete te Utrecht eind 1999 de 144 delen van de Apocalyps in zijn
bruikleencollectie op. Twee jaar lang konden kerken en instellingen daar
gebruik van maken. Tot 2008 is er nog wel een aantal gelegenheden geweest
waarbij een aantal panelen is geëxposeerd, meestal samen met ander werk
van Gootjes of andere kunstenaars.