Theo Gootjes

 

Copyright 2009 Theo Gootjes, De Althaea Pers, Stichting CuBra

De Gootjesbijbel 1995

Jos Swiers

Belangrijke gebeurtenissen of data in een leven vragen om een markering. Zo vieren we verjaardagen en jubilea, delen we cadeaus uit of vervaardigen we zelf een uniek geschenk. Tradities, daar gaat het om. Het behoorde tot die tradities om bij het huwelijk van een zoon of dochter het Hooglied cadeau te geven. Toen de oudste zoon van Theo Gootjes ging trouwen, was dat voor hem de gelegenheid bij uitstek zich te verdiepen in die tekst uit het Oude Testament. Dat leverde naast de handgeschreven tekst van het Hooglied ook een serie illustratieve tekeningen op, keurig in boekvorm bijeengehouden.

Die keuze voor het Hooglied bleef echter niet zonder gevolg. Zijn interesse voor Bijbelse teksten, en dan vooral voor die van het Oude Testament, was opnieuw gewekt. De teksten konden Gootjes niet alleen in literaire zin bekoren, maar hij realiseerde zich ook dat in die verhalen essentiële normen en waarden vervat liggen. Die vasthouden, vastleggen en overdragen in een vorm die hem paste, dat werden zijn belangrijkste drijfveren. Daar lag de fascinerende vraag of die teksten hem als kunstenaar, als tekenaar nog konden inspireren. Eerst was nodig goed door te dringen tot de inhoud van de Bijbel, of liever nog de inhoud tot hemzelf te laten doordringen. En daarvoor hanteerde Gootjes de methode bij uitstek: de teksten zelf overschrijven. Alleen door dat te doen kon hij greep krijgen op de tekst, doordrongen raken van de diepere waarde en inhoud en zo de inspiratie verwerven voor waar het hem uiteindelijk om te doen was: de verbeelding laten zegevieren in tekeningen die één geheel vormen met de Bijbelteksten. Het werken aan het Hooglied had hem geleerd en laten inzien en voelen dat de schrijfbeweging bij de tekstbehandeling leidde tot een denkbeweging en inspiratie voor de tekeningen. Hij voelde zich in deze benadering verwant aan de middeleeuwse monniken die op deze wijze werkten in het scriptorium in hun klooster. De monnik Gootjes die in de twintigste eeuw werkt aan een handschrift van het Oude Testament.

Theo Gootjes sluit zich op, tenminste vier uur per dag. Hij schrijft een eerste deel van de teksten in concept over en maakt schetsen voor tekeningen en de inkleuring ervan. Dit laatste is in zoverre bijzonder dat Theo Gootjes een voorkeur heeft voor het tekenen in zwartwit en daarnaast kleurenblind is. Voor de tekeningen maakt hij gebruik van de stijl die hij inmiddels had ontwikkeld voor de illustraties bij de rubriek 'Denkwijzer' van de psycholoog René Diekstra in de zaterdagbijlage van het Rotterdams Dagblad. Het is nadrukkelijk zijn bedoeling los te komen van de gebruikelijke en overbekende stijl in de Bijbelillustraties van Doré, de kinderbijbels en de schoolplaten uit zijn eigen lagere schooltijd. Hij merkt dat de teksten hem inspireren en dat de uiteindelijke vorm tijdens het schrijven en tekenen als bijna vanzelfsprekend zichtbaar wordt. Gootjes gaat ervan uit dat hij ongeveer twee jaar nodig zal hebben om het Oude Testament in deze vorm weer te geven. Hij zet zich aan het werk, overdag aan de keukentafel, heel gedisciplineerd, vier uur per dag. 's Avonds moet hij daar beroepsmatig zijn politieke tekening maken. Na zes maanden is het geheel afgerond. De tekst is met de hand vastgelegd op 194 bladen en voorzien van 97 bladen met tekeningen. Tijdens dit monnikenwerk is hij niet tevreden over de initialen aan het begin van de hoofdstukken; hij ontwerpt tussentijds nieuwe en gaat ér vervolgens gewoon toe over om de al geschreven teksten te herschrijven. Dat gebeurt ook aan het eind van het traject. Dan blijkt dat de kleuren in de tekeningen uit de eerste twee hoofdstukken afwijken van die in de latere tekeningen. Zonder aarzelen tekent en kleurt Gootjes opnieuw de illustraties voor die twee hoofdstukken. Het is 1995 en het Oude Testament is geschreven en in beeld gebracht. Het brengt hem er toe ook nog de Apocalyps van Johannes op eenzelfde manier te behandelen. Het is het enige boek uit het Nieuwe Testament dat qua stijl in de buurt komt van die van het Oude Testament en daarmee beantwoordt aan de creatieve impulsen die Gootjes nodig heeft.

Voor de bronteksten heeft Gootjes gebruik gemaakt van de uitgave van de Sint Willibrordus Vereniging Het Oude Testament, in verkorte vorm met inleidingen en verklaringen, naar de vertaling uit de grondtekst vervaardigd in opdracht van de Apologetische Vereniging 'Petrus Canisius' van Uitgeverij het Spectrum, Utrecht/ Antwerpen. Van deze uitgave zijn vele drukken verschenen, maar de precieze uitgave die Theo heeft gebruikt valt niet (meer) te achterhalen. Om zijn schrijfproces te vergemakkelijken heeft hij namelijk de bladen losgehaald. Het gaat wel om de tekst die hij goed kende, de tekst ook die hij zelf op school had gebruikt. De Spectrum-uitgave was namelijk in het bijzonder gericht op het katholiek onderwijs en de catechisatie en werd in de vijftiger en zestiger jaren van de twintigste eeuw veel gebruikt in het katholiek onderwijs. Niet alle teksten bleken voor Gootjes geschikt om op te nemen of ze boden niet altijd voldoende inspiratie voor het maken van een of meer tekeningen. De Psalmen en de boeken Esdras, Nehemias en 1 en 2 Makabeeën zijn bijvoorbeeld niet meegenomen. Zo biedt het geheel aan teksten en illustraties niet alleen een inkijk in de Bijbelse geschiedenis, maar vormt het bovenal een afspiegeling van het creatieve proces van de tekenaar en kunstenaar Theo Gootjes. Het vertelt ons wat hem boeit, wat hem inspireert, welke waarden en normen er volgens hem te respecteren zijn en niet in het minst op welke manier je dat dan zou dienen te doen. Dat hij op dit punt eigenzinnig is en een querulant wordt genoemd, zal na het zien van de illustraties niet hoeven te verbazen. Gootjes doet geen concessies aan wie dan ook, maar blijft zichzelf trouw. De tekeningen bieden de kijker daarmee een kijk op Theo Gootjes in volle glorie en hij moet accepteren dat dit wel eens confronterend kan zijn met de eigen zienswijze.

 

In 1999 doet zich een uitstekende gelegenheid voor de Bijbelteksten en -illustraties aan een breder publiek te presenteren. Dat jaar is uitgeroepen tot het jaar van de Bijbel. Het museum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom is de thuisbasis voor de politieke prentkunst in Nederland, kent uit dien hoofde Theo Gootjes en is op de hoogte van het bestaan van

zijn Bijbeloeuvre. Het museum richt daarom een grote tentoonstelling in onder de titel Het Oude Testament en de Apocalyps van Johannes, gezien door de ogen van Theo Gootjes (7 februari - 25 april). Het Oude Testament is daartoe bevestigd op 97 kartonnen panelen met op elk paneel een tekstblad aan de boven- en onderzijde en een tekening in het midden.

 

De ontvangst bij het publiek is wisselend, een beeld dat ook in latere jaren bij andere presentaties van het werk zal blijven bestaan. Men onderkent het bijzondere van de tekeningen en in een aantal gevallen worden ze als omstreden beschouwd. Dit laatste wordt vrijwel altijd bezien in het licht van de politieke tekeningen van Gootjes. Ook die zijn lang niet altijd onomstreden. Van aperte afwijzing is, afgaand op de verschillende perspublicaties, geen sprake. De journalisten nemen gewoon geen standpunt in, maar wijzen alleen op de mogelijke weerstand die de tekeningen zouden kunnen oproepen.

 

In de aanloop naar de tentoonstelling in Het Markiezenhof is gepoogd de teksten en tekeningen ook geëxposeerd te krijgen in het Bijbels museum te Amsterdam. De aanvraag daarvoor wees de directie af, omdat er wegens een verbouwing maar een beperkte tentoonstellingsagenda was. Een verzoek aan het Museum voor Religieuze Kunst te Uden in 1998 werd eveneens afgewezen. Het Nederland Bijbelgenootschap kreeg al in 1996, dus kort na de totstandkoming van Gootjes' werk, het verzoek een uitgave te verzorgen. Het Genootschap kwam tot de conclusie dat het niet de juiste uitgever voor het boek was. Er was wel veel bewondering voor de vormgeving, maar het Genootschap verwachtte toch te veel negatieve reacties van zijn achterban. Wel nam de Stichting Docete te Utrecht eind 1999 de 144 delen van de Apocalyps in zijn bruikleencollectie op. Twee jaar lang konden kerken en instellingen daar gebruik van maken. Tot 2008 is er nog wel een aantal gelegenheden geweest waarbij een aantal panelen is geëxposeerd, meestal samen met ander werk van Gootjes of andere kunstenaars.