Regenzomer
In rusteloze drift verdringen zware wolkenreken
De zomervreugden naar de grijze horizont.
Is 't waar, dat bij dees reeks van regenweken
De laatste Winter nog z'n trouwe schaduw vond?
Dees Zomer is een guur seizoen. Het luttel ooft
Dat geurend zwellen moest bij voedend zonnegoud
Ontviel de kracht en brak, -- nog groen, -- beroofd
Van won en zon. De bogaard lijkt 'n vruchtloos woud!
Zeg, weet gij nog, hoe in schaduwvolle uren
De bloesemweelde mijn verlangend gluren
Joelen deed bij 't zachte wonder van de lentezon,
Doch als 'n warme droom zo stierf haar korte duren. --
Ach, morgen roken reeds op 't veld de na-oogstvuren,
En klaagt mijn heimwee om 'n Zomer die niet branden kon. |