|
Op weg naar Brabant - een geïllustreerde bloemlezing uit het dichterlijk werk van Brabantse dichters, voornamelijk zaliger, samengesteld en van illustraties of commentaar voorzien door Ed Schilders | ||||||||||
|
Paul Vlemminx DE SCHERESLIEP
De scheresliep loopt deur de dorpen, hij weet elk huiske staan, In elke herberg leet ie aan en wordt eruit geworpen. En zat zie ik hem henengaan langs dreven en langs stegen. Den alingen dag is onderwege dees menneken uit de maan. En strontnat van den Mertsen regen had ie weer aangeleed. Ik slaap in 't schop, had ie gezeed ; daar had ie meer gelegen. 's Mergens (hij weet nie, waar 't aan leet) is zijnen örgelkreugen ewèg ; verroest, da most nie meugen. Waar laag het aan? Waar schee 't? Den örgeltrapper wou nie deugen ; hij zoop z'n eigen zat. Maar nergend is er op de pad zonen schonen koffiemeulen. Genen beetren machinist aan 't rad als dezen bessembijnder. die in de Kets mee zeuven kijnder woont in een keldergat.
|
|