Beversluis & Dohmen

       Beversluis 



Avondland
 

Het lijkt alsof we leven in een avondland

Waarover straks stilletjes de nacht zal vallen

Gedachten vastgezet als onderpand

De vrijheden lekgeprikt als plastic ballen

 

De meningen van de onverlichte aap

De uitersten die elkaar hier raken

Het avondland ontwaakt uit een droomloze slaap

Op zijn gouden bergen wonen nu nochtans draken

 

Zo kan iedereen weer naar wens wat brallen

Hoe heiliger de huisjes des te gaarder de rapen

We kunnen elkaar veilig dit leven uit knallen

We haten elastisch we zijn plastic tolerant

Om zo een identiteit bij elkaar te schrapen

De moordzucht van verlichting die we slaken

Voor we inslapen niets aan de hand

We leven nog steeds in ons avondland.




Droevig

 

Hij zegt je kunt de wereld om je heen

Niet eeuwig anders blijven definiëren

Zij zegt we doen dat constant er is geen

Enkele druk waarom zou je ‘t niet proberen

Hij kijkt voor zich uit verwijten zijn groter

Herhaling stompt tenslotte iedere dag iets af

Zij weet haar hersenen met de dag doder

En het leven smaakt haar lang al zo laf

Als vis die bezwijkt onder ’t gewicht van de boter

Nog langer met hem zijn lijkt haar nu een straf

Maar zij kan zich niet tegen zijn woorden verweren

Het is goed nu zegt zij haar stem klinkt sereen.