CUBRA HOME
INHOUD BIJNAMENBOEK

 

In de banner

van links naar rechts:

Pieta Melis
Peerke Donders
Jan de Kort
Wieske Snuf
Jan Plek
Rocking Louis
De Siemer
 

Bijnamen van alle tijden en overal

 

Wat ik op diverse plaatsen heb gelezen en gehoord over het verschijnsel bijnamen, wijst erop dat deze van alle tijden en windstreken zijn en door alle rangen en standen gebruikt. Eigenlijk is het niet meer dan logisch dat mensen naar extra mogelijkheden zijn gaan zoeken om elkaar te duiden. De geërfde familienaam en de bij de geboorte gekregen voornamen zijn, vooral sinds Napoleon de burgerlijke stand invoerde (de tijd vóór 1800 is daarom minder interessant voor ons) immers niet vrijelijk voor wijziging vatbaar, terwijl het met de naamdrager nog alle kanten op kan. Men kan de ander met behulp van diens officiële namen dus niet nader kenschetsen, wat de mensen soms zo graag willen. De beste bijnamen doen dit creatief, verstandig en met respect voor de persoon, zodat de kenmerkende eigenschappen van die persoon op de best mogelijke manier gekwalificeerd worden. Kwam men met een bijnaam niet uit dan bedacht men een alias, die in tegenstelling tot de bijnaam vaak werd gebruikt voor een minder serieuze, schertsende of speelse omschrijving van de persoon.

Starten we een tour d'horizon door de wereld van de bijnamen, dan valt allereerst op dat de bijnamen vroeger dienden voor heldenverering. Kracht en macht werden erin vastgelegd. De Romeinen kenden bijvoorbeeld bepaalde eretitels zoals Africanus, om helden te benoemen die een vergelijking met Alexander de Grote konden doorstaaan en zij begrepen de meerdere gebruiksmogelijkheden goed: Africanus major, als men nog groter was en minor voor de iets mindere held, ook al werden deze toevoegingen in de regel gebruikt om de senior en junior te onderscheiden. Er kon een verwijzing aan worden toegevoegd, bijvoorbeeld naar de plaats waar men een veldslag had gewonnen, of naar andere kenmerken. Zo kon men als naam tegenkomen: Publius Cornelius Scipio Aemilianus Africanus minor. Kortweg werd deze bekende Romein weer Scipio minor genoemd, waarmee hij gemakkelijk kon worden onderscheiden van zijn vader Scipio major die eigenlijk ook iets veel langers heette! Major en minor hebben hier weer de betekenis van "de oudere" en "de jongere".

In de tijd dat er nog geen of slechts primitieve administraties waren, was het al gauw mogelijk dat bijnamen tot echte namen werden. Later kon uit de echte naam weer een (verkorte) bijnaam ontstaan, ter aanvulling op of vervanging van de echte. Ook in onze streken zijn bijnamen aanvankelijk vooral gebruikt om kracht en macht aan te geven. Dit werden heel bekende namen, zoals Koenraad, Adelbrecht en Diederik. Deze namen werden soms verkort (Diederik tot Dirk, Koenraad tot Koen, Lodewijk tot Lo, of Lou) bij wijze van vleinaam. Een ander voorbeeld is de naam van de bekende Tilburgse schrijver Roothaert, die in het middeleeuwse Vlaanderen is ontstaan uit een combinatie van twee woorden die roem en sterk betekenden. Zijn schrijversnaam, mr. Anton Roothaert, was niet handig in het dagelijks gebruik. Men wist in Tilburg echter óók wat er bedoeld werd als men hoorde zeggen: “Ik heb en Vlimme geleeze."

Uit onze geschiedenisboeken leerden wij over helden als Richard Leeuwenhart en Karel de Grote. Jan Zonder Land verging het echter minder goed dan Willem de Veroveraar. Floris V werd niet alleen vanwege zijn heldendaden der Keerlen God genoemd, maar ook Floortje Dunbier. Dit laatste vanwege het feit dat hij graag hetzelfde scharrebier dronk als zijn onderdanen, voorwaar een karaktereigenschap van een andere orde! Heldenverering en betrekkelijkheid, stoerheid en liefkozing kwamen op deze manier dicht bij elkaar te liggen.

Troetelnamen voor helden, zodat er een humoristische tegenstelling ontstaat, zien wij zeker ook in onze tijd. Zo werd de stevige voetballer Ronald Koeman in Barcelona Sneeuwvlokje genoemd, vanwege zijn noordelijk, blond uiterlijk. Maar meestal blijven de dimensies toch zoals ze in werkelijkheid zijn: IJzeren Rinus Israël, de Beul van het Heike (wielrenner Wim van Est) en Dolle Dries van Wijhe (de langeafstandsschaatser, die smeet met zijn krachten en daardoor te weinig overwinningen boekte).

Bijnamen hebben van oudsher ook gediend als spotnaam. "Ce ne sont que des ueux" (het zijn slechts bedelaars) zei in 1566 de Franstalige Zuid-Nederlandse edelman Karel van Berlaymont geruststellend tegen landvoogdes Margaretha van Parma, toen edelen uit Holland een smeekschrift kwamen aanbieden ter vermindering van belasting en vergroting van godsdienstvrijheid. Uit deze schimpscheut ontstond het begrip "geus" voor dit opstandig volkje, waar Spaansgezinden eerst denigrerend, maar later met steeds meer ontzag en vrees over spraken. Door dit voorval - de denigrerende term "geus" werd tot erenaam - ontstond het begrip "geuzennaam" voor soortgelijke situaties waar dan ook.

Door het geven of aannemen van een bijnaam kan men de kans verkleinen om te worden herkend. Het kan daarbij gaan om veiligheid of behoud van privacy. Denk bij dit laatste aan schrijvers, die een pseudoniem aannemen. Een schuilnaam omwille van iemands veiligheid kan een positief of negatief aspect hebben. Een bijnaam om niet te worden herkend door de overheerser zoals bij het verzet in de oorlog wordt positief gewaardeerd. Veel schuilnamen zijn echter ook gebruikt in de sfeer van de criminaliteit, om anoniem te blijven of - nadat een dader is opgepakt - zijn privacy te beschermen.

Het bezigen van een bijnaam voor een groep, zoals de hiervoor al genoemde geuzen, is dus ook al oud. Berucht waren groepen die de streek onveilig maakten zoals de Bokkenrijders en de Bende der Moskovieten, maar er zijn gelukkig ook vredelievender voorbeelden. De naam van een groep kon zó worden gekozen dat er een herkenbaar teken bij hoorde (merkteken) waar alle leden van de groep zich mee identificeerden of geïdentificeerd werden. Dit teken kon in plaats van de naam van de groep worden gebruikt (bijvoorbeeld de Zwarte Hand). Het gaf een gevoel van verbondenheid en gezamenlijke kracht. Nu zien wij dit in logo's op producten als kleding en schoeisel. Aan het merkteken kan men dan zien dat de ander tot een bepaalde (product)groep hoort. Dit is een belangrijk commercieel instrument geworden.

De term spotnaam viel al voor bijnamen met een stiekem element. Men geeft iemand dan een bijnaam waarvan men weet dat de persoon in kwestie deze niet graag zal horen. Het lijdend voorwerp en ook zijn of haar directe omgeving zijn zich soms lange tijd hier niet van bewust. Dit is natuurlijk op scholen vaak het geval, bij wijze van schelmenstreek. Zolang er scholen hebben bestaan, zijn er leerlingen geweest die bijnamen hebben bedacht voor hun leraressen en leraren. Zij plegen vaak af te gaan op uiterlijke kenmerken en karaktertrekken die tijdens het lesgeven blijken (streng of driftig). Naamsverbasteringen en platvloersheid komen ook veel voor. In principe zijn dit soort bijnamen niet streekgebonden. Leraren als de Ouwe, de Kuus, de Generaal enzovoort, kan men overal aantreffen. Leerlingen kunnen niettemin in hun humor ook zeer specifiek en vindingrijk zijn. Ik stuitte bijvoorbeeld op het volgende geval (niet in Tilburg). Op een kleinseminarie werd in de jaren 1950 Frans gegeven door een leraar die Peer Kwak genoemd werd, wat een verbastering was van "pourqoui". Hij moest op een zeker moment wegens een langdurige ziekte worden vervangen door een reeds gepensioneerde leraar. Deze droeg een overhemd met een ook toen alleen nog maar van oude foto's bekende ouderwetse hoge, stijve boord. Boven die wijd uitgevallen hoge boord staken een schriele nek en een klein aristocratisch kopje uit. Dit bracht de klas op het creatieve idee om hem Man Over Boord te noemen! Zeker gezien de reden van zijn tijdelijke aanstelling is dit een zeldzaam goede vondst te noemen. Denkt u overigens niet, dat leraren en leraressen altijd gebukt gaan onder deze schelmenstreken. Wie de kans krijgt om zijn oor te luisteren te leggen binnen een docentencorps zal namelijk kunnen merken dat het dragen van een bijnaam daar ook wel als een statussymbool wordt aangemerkt. Wie er géén heeft maakt misschien te weinig indruk voor de klas!

Bijnamen kunnen ook verbonden zijn met een speciale (sub)cultuur. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in de jazzmuziek: the Duke (Ellington), the Count (Basie), Bird (Charlie Parker), Satchmo (Louis Armstrong). Als je een beetje wilde meetellen in dit genre, moest je een bijnaam hebben. De bijnaam is in deze scène een statussymbool geworden, te vergelijken met wat zojuist geconstateerd is over bijnamen op scholen.

Architectuur en landschap zijn dankbare objecten voor bedenkers van bijnamen. Het valt op dat met name moderne architectuur het moet ontgelden. Nieuwe gebouwen met een weinig vertrouwde verschijning, die de eentonige middelmaat ontstijgen, hebben in onze tijd een gerede kans om een bijnaam te krijgen. Met betrekking tot de oudheid ben ik weer op een verhaal uit Rome gestuit. Daar liet keizer Hadrianus, die veel aandacht besteedde aan bouw en architectuur, koepels bouwen als symbool voor het keizerlijk gezag. Zijn volk sprak spottend over de Pompoenen van Hadrianus. Ook het indrukwekkende Pantheon was in de ogen van het volk dus een Pompoen. Was dit heiligschennis of respect? Spot of liefkozing?

Uit onze tijd noem ik de Apenrots, het gebouw van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Amsterdam heeft zijn Zandkasteel, de BH, het Boek, het Ezelsoor enzovoort. Ook Rotterdam heeft bouwsels van naam, zoals de Zwaan, de Oester en het Potlood.

Evenals bij gebouwen, vraagt men zich bij opvallende industriële ontwerpen intuïtief af waar ze op lijken. Men zoekt het verband vaak in de directe omgeving: het object doet de kijker denken aan iets uit het dagelijks leven of aan een trend. Legendarisch zijn de Kever voor de Volkswagen, alsook de Eend voor de kleine en het Strijkijzer of de Snoek voor de grote Citroën. Voor de eveneens populaire Renault 4 werd de naam Koektrommel bedacht. Genegenheid en bewondering zijn hier in de loop der jaren, waarin de makers hun gelijk kregen, de neerbuigendheid en spot gaan overheersen.

Een fraai voorbeeld van hoe een landschap tot associaties kan leiden, moet ik zeker noemen: voor zijn compositie Warm Valley liet Duke Ellington zich inspireren door het uitzicht dat hij had vanuit de trein. Twee heuveltoppen met een mooie vallei ertussen deden hem aan een vrouwenfiguur denken en prikkelden de componist tot het schrijven van het muziekstuk.

Nu we toch in Amerika zijn, sluit ik deze tour d'horizon daar ook af met een blik op het heden en de toekomst van het verschijnsel bijnaam. Een bijnaam kan met name in Amerika wijzen op kracht en succes. Militaire vliegers zijn al generaties lang gewend aan bijnamen. Wie daar in de vliegerij ook maar iets voorstelt heeft een "nickname". Dit zou de teamgeest bevorderen en het moreel opvijzelen. Daarom wordt in dat land de invoering van een bijnaam nu ook voor projectteams in het bedrijfsleven aanbevolen. Zij kunnen een middel zijn om in een team een aparte, unieke band te kweken.

Misschien is het een trend en moet het ook als een typerend verschijnsel van onze tijd worden beschouwd, dat men een bijnaam toch meer voor zichzelf aanschaft, in plaats van te wachten op het moment waarop iemand anders deze als een geschenk komt aandragen. Men zag dit in ons land al ontstaan in 1980, toen iedereen een zendvergunning kon krijgen om te chatten via een bakkie. Daarbij bediende men zich vaak van een bijnaam om de anonimiteit te bewaren. Hetzelfde kan men nu waarnemen op het internet. Het verschijnsel bijnaam heeft dan ook nog een hele toekomst, al zullen de achtergronden en argumentaties altijd wel veranderen.

Eerste druk, Tilburg 2000. Portret van Virginie Doorakkers.