Iconografisch Arboretum

Een handreiking

bij de duiding van het boomoeuvre

van Johan Breuker

uitgaande van de christelijke iconografie

bezorgd door Jos Swiers

 

Inleiding

 

Bomen groeien vanuit het donker van de grond naar het licht. Johan Breuker (Amsterdam, 1942) vindt dit blijkbaar zo fascinerend en tegelijk zo wonderbaarlijk dat hij bomen beschouwt als de meest "onaantastbare" elementen van de levende natuur. Al van kindsbeen af hebben bomen grote indruk op hem gemaakt. Hij geeft dat als beeldend kunstenaar eerst vorm in zijn vele tekeningen, etsen en schilderijen van tuinen en dan vooral Italiaanse tuinen. Vanaf begin 1990 staan bomen meer centraal: echte bomen, boomdelen, boomconstructies, boominstallaties.

De vraag is waar die fascinatie voor bomen nu precies op is gebaseerd. Het ongrijpbare en het onbegrepene van bomen speelt daarin ongetwijfeld een rol. De uitingsvorm die Breuker daar aan geeft, zal niet alleen gebaseerd zijn op de verbazing en de verwondering over het bomenschouwspel zelf. Die bomen zijn zo tastbaar als wat, dus daar moet de oerbron niet worden gezocht. Het is logischer die bron in Breuker zelf te zoeken. Blijkbaar appelleert een boom, het zien van een boom, aan een onderliggende notie, een besef van betekenis, een duiding van een andere werkelijkheid dan de realiteit van de boom als zichtbaar en tastbaar voorwerp. Hoewel Breuker bomen ziet als onaantastbare elementen, doet hij al jaren niets anders dan er tastbaarheid aan geven. Zelf geeft hij die andere, onuitgesproken duiding niet aan. De titels van zijn boomwerken, zoals Boomstil, De Groene Kamer en Droombos, zijn toch meer te beschouwen als impressies of toelichting dan als verklaring.

Wie meer greep wil krijgen op de mogelijke bedoeling en duiding van de Breuker’s boomwerken, doet er goed aan eens in de biografische geschiedenis van de kunstenaar te duiken. Die geschiedenis wordt gekenmerkt door een christelijk, in dit geval een rooms-katholiek, milieu en een gymnasiale, dus klassieke, opleiding binnen de rooms-katholieke traditie. Het kan niet anders, of weten en denken van Breuker zijn doordrenkt met de traditie die inherent is aan het katholicisme, de bijbelse achtergrond, de grote culturen uit de oudheid en de daarop gebaseerde en daaruit voortgekomen kunstuitingen. In al die tradities komen ook bomen voor. Ze spelen een rol in de godenvereringen, staan model voor zekere eigenschappen en keren als zodanig terug in schilder- en beeldhouwkunst. Met name tijdens de Middeleeuwen en de Renaissance is de symboolfunctie van bomen aantoonbaar aanwezig.

De iconografie is heden ten dage de wetenschap die bepaalde beeldmotieven beschrijft en rangschikt. Omdat anno 2003 niet altijd meer duidelijk is wat oorspronkelijk de achterliggende bedoeling van een beeldmotief was, biedt de iconografie dus uitkomst. Gezien de biografische geschiedenis van Johan Breuker is het alleszins aannemelijk, dat in zijn boomwerken achterliggende christelijke beeldmotieven, en in dit geval dus boommotieven, bewust of onbewust een rol hebben gespeeld. Inzage in de belangrijkste boommotieven in de christelijke kunst, zou zodoende een ander licht kunnen werpen op de boomkunst van Breuker. Daartoe biedt dit Iconografisch Arboretum een ingang, het opent een deur, maar biedt niet de ultieme duiding van Breuker’s werk. Dat is en blijft het werk van de toeschouwer.

 

Het Iconografisch Arboretum geeft in alfabetische volgorde de bomen die in de christelijke kunstuitingen van vooral de Middeleeuwen en de Renaissance voorkomen. Dikwijls gaan de motieven terug op oudere, vaak heidense, voorstellingen of verhalen. Eigenschappen van de bomen zelf vormen daarbij een belangrijke basis voor de vergelijkingen en overeenkomsten bij het symbool of het attribuut. Zo is van de ceder bekend dat hij zeer oud kan worden en dus staat deze boom onder andere symbool voor de onsterfelijkheid. De oudste ceder ter wereld staat overigens in Libanon in het natuurreservaat Ehden Park, Noorderbreedte 34°14', Oosterlengte 36°2'.

Bij elke boom staat aangegeven, welke achterliggende betekenis aan de betreffende boom in de voorstelling kan worden toegekend. De inventarisatie is niet uitputtend en beoogt ook geen volledigheid. Het gaat erom een andere en nadere kijk te bieden op het omvangrijke boomoeuvre van Johan Breuker.

De diverse lemmata geven aan of het gaat om een symbool, een attribuut of een feitelijke boomvoorstelling. Het symbool (Grieks: συμβoλόv) is gebaseerd op de vergelijking. Die vergelijking betreft steeds een lagere orde van de natuur: het symbool komt in de plaats van een persoon. Het attribuut ( Latijn: ad tribuere) geeft een nadere verklaring van een persoon in de vorm van een herkenningsteken. De persoon staat daar meestal zelf ook bij afgebeeld.

 

Bij de keuze voor de lemmata is uitsluitend gekeken naar bomen, delen van bomen of samenstellingen of groepen van bomen (bos e.d.). Planten, struiken, bloemen en vruchten zijn niet opgenomen, tenzij ze in de onderliggende iconografische bronnen direct gekoppeld zijn een een boom(deel). Die koppeling staat dan in het betreffende lemma vermeld.

 

’s-Gravenhage, 17 januari 2003

Jos Swiers