CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 25 mei 1934

 

Folklore 21

 

Beloken Pinksteren - 'n Vroom en schoon gebruik - In 't Brabantsche verdwenen

 

 

Ik mag met mijn folkloria, voorlopig althans zeker, het liefst zoo dicht mogelijk bij huis blijven. Wat echter niet wegneemt, dat de tijd van het jaar en bepaalde kerkelijke feesten soms aanleiding kunnen geven om iets verder af te dwalen en de orde te verstoren van hetgeen aangekondigd was. Eigenlijk zit ik in het Land van Heusden en Altena met mijn beschouwingen. En ik beloofde nog nadere uitweidingen te zullen doen over die streek. Die belofte wordt niet verbroken. Maar even geeft Pinksteren aanleiding om 'n "intermezzo" te entameeren.

 

Vorig jaar schreef de bekende folklorist D.J. van der Ven 'n aardig feuilleton in de "N. Rott. Crt." met allerlei bizonderheden over "een vroom en schoon gebruik op Maandag, beloken Pinksteren". Hetgeen volgen gaat, is daar goeddeels aan ontleend. In deze IJsheiligentijd komen nog al 'ns hagelbuien voor. Juist terwijl de roggeakkers hun groen kleed spreiden en het koren gouden blondheid toovert over de velden. Één hagelslag beteekent onder die omstandigheden 'n ramp voor den boer. In de volkssprake is zoodoende de hagel vereenzelvigd met demonische voorstellingen en in sommige uitdrukkingen vervangt hagel den naam van den Booze, zegt v.d. Ven, terwijl in het gezegde "de hagel sla hem!" de vervloeking ligt opgesloten, die van den heidenschen tijd tot in onze verlichte dagen niets aan kracht verloren heeft. Van dien heidenschen tijd af heeft het landvolk zich ook door magische middelen zoeken te beveiligen tegen hagelplagen! Het Christendom heeft deze niet verworpen, doch geadopteerd in een kerstening, die ten slotte leidde tot de oprichting van zg. "hagelkruisen" (1) en het houden van plechtige veld-ommegangen naar de kruisen of kapellekes in 't veld. Daar werd dan gebeden en menigmaal gaf de priester er den zegen. Terwijl de geloovigen in primitieve offerblokken hun penningske offerden, mogelijk met een bizondere intentie ter eere van de weerheiligen Johannes en Paulus, wier gedenkdag valt op 26 Juni. Midden dus in de gevaarlijke periode van onweersbuien met hagelslag.

 

In Duitschland kent men nog steeds de zg. "Hagelspende". Die bestaat in een brooduitdeeling aan de armen, op bepaalde dagen, aan den voet van het kruis. Ten onzent is 'n soortgelijke ceremonie het zuiverst en eerwaardigst bewaard gebleven in Overijssel in het land gelegen tusschen Oldenzaal en Ootmarsum (2). De plek hiertoe uitgekozen heet "d'n Baoken van den Angeler-esch" (3). Oudtijds brachten alle 13 geërfde boeren persoonlijk hun broodoffer ter plaatse. Sinds evenwel op niet meer alle boerderijen gebakken wordt, volstaan enkelen er mede om een briefje af te geven dat bij dezen of genen bakker in Ootmarsum brood kan worden afgehaald.

'n Vroeger gebruik was: de brooden aan een dikken stok gebonden over den schouder langs de korenvelden te dragen. Maar dat "old gebroek" is helaas veel in onbruik geraakt. Velen binden thans de brooden op den bagagedrager van hun fiets... Elk "ceremonieel" gaat daarmee feitelijk verloren, tot groot verdriet van elken rechtgeaarden folklorist. Want in wezen geldt het hier toch een handeling, voortspruitende uit godsdienstige beweegredenen; en die verricht wordt onder leiding van iemand die voorbidt. Niet steeds is dit een geestelijke; vaker zelfs 'n eenvoudige boer, zooals in Ootmarsum, die met grooten eerbied z'n taak vervult: eerst bidden, jongens! Bij de opgestapelde roggebrooden knielen dan de boeren en armen - met ontblooten hoofde - devoot neer en in de stilte hoort men rondomme slechts het ruischen der korenhalmen, terwijl men zegen smeekt over den oogst. Tot slot heeft een pondspondsgewijze verdeeling plaats, waarbij men zich nauwgezet houdt aan het oude voorschrift, dat alleen die armen iets ontvangen, die persoonlijk op d'n Baoken aanwezig zijn. "Zoo is 't aait weest, en zoo doo wie ook" (4), zegt de Overijsselsman en daar blijft hij bij.

Voor eenige jaren toch - zoo hoorde de folklorist v.d. Ven er verhalen - was er een oud vrouwtje, dat 26 jaar lang de plechtigheid had meegemaakt, en nu niet meer in staat was om zelf door d'n esch van d'n Baoken te loopen. Toch vroeg zij haar deel. Maar 't werd geweigerd. Waaruit blijkt, dat het hier niet uitsluitend geldt een louter overblijfsel zonder inhoud, maar dat het volk wel degelijk den religieuzen oorsprong nog steeds wenscht hoog te houden. En inderdaad, de boeren zijn heilig overtuigd, dat ze zich door deze handeling op d'n Baoken midden in den uitgestrekten koren-esch een onfeilbare hagelverzekering hebben verschaft. Is ten slotte de broodvoorraad verdeeld, dan knielen allen weder devoot neer in plechtig dankgebed aan den rand van den gouden korengaard waarover de wijding ligt van de wondere kracht, die er groeit. Maandag 28 Mei, op beloken Pinksteren, zoo goed als in verre, verre tijden...

 

 

1. Hiermede wordt voor velen, die het niet wisten, de beteekenis verklaard van de benaming "Hagelkruisplein", gelegen vlak achter de Regenboog. De overlevering wil namelijk dat hier oudtijds ook zoo'n "hagelkruis" stond. Wat onze provincie belangt, trof men vooral in het Land van Cuijk vroeger veel dergelijke kruisen aan. Ze zijn er meest verdwenen. Voor zoover mij bekend is alleen Aarle-Rixtel thans nog in het bezit van een groot steenen kruis, bedoeld als hagelkruis. "Bedevaarten" worden er echter niet meer heen gehouden. In Overijssel daarentegen treft men nog tal van kruisen aan.

2. Er zijn misschien geen steden in Nederland waar de volksgebruiken nog zoo in eere zijn als juist in Ootmarsum. Ik denk aan: de Nieuwjaarsronde, het palmpaaschloopen, vlögelen en dan nu ook de zg. brooduitdeeling in den esch.

3. Esch wordt in Overijssel en Drente geheeten het bouwland rondom het dorp (van Dale). Wij spreken hier van: in den èkker.

4. Zoo is 't altijd geweest en dat doen wij ook.