Verhalen uit de Kivietsblek
door Wim van de Wouw

 - Mobilisatie 1914-1918 -

 

Het verhaal van mijn vader over de tijd dat hij als landweerman in de mobilisatie 1914-1918 moest dienen, zoals hij vertelde over zijn belevenissen.

Mijn vader Tinus van de Wouw kreeg toen het mobilisatie werd zijn oproep om zich als dienstplichtig gemobiliseerde van de lichting 1904 te melden in Boxtel. Dit was vooral voor zijn zus Marie van Tilburg-v. d. Wouw een zware slag want zij was sinds enige tijd weduwe en had 5 nog kleine kinderen. Mijn vader Tinus van de Wouw, haar opgeroepen broer, was in het gezin de vervangende vader-voogd en hulp op de boerderij, met een 14- jarig knechtje. Zo kwam mijn tante Mie zoals zij werd genoemd met haar kindjes en haar knechtje alleen te staan op haar boerderij. Dit wilde ik vooraf even vermelden.

Opkomst in Boxtel:

Waar de soldaten met de trein waren gearriveerd, was het één grote chaos, er waren geen voorzieningen en de soldaten moesten zonder eten of drinken maar afwachten wat er zou gebeuren. Wij lagen,  zoals vader zei, ,,gewoon op de keien”. Zijn a.s. zwager Piet van der Loo, die bedrijfsleider was op het landgoed Venrode in Boxtel, had mijn vader, na lang zoeken gevonden en voorzag hem van eten en drinken. Hoe lang de soldaten in Boxtel vertoefd hebben is mij niet bekend, wel dat zij te voet de Brabantse Kempen in moesten en in Oerle terecht kwamen.en werden ingekwartierd. In Oerle, zo vertelde hij, was een heel groot veld, helemaal bezet met hardstenen palen wat het geweest was wist hij ook niet. Later werden zij in Netersel  ingekwartierd, het kerkje in Netersel had zoals hij vertelde nog een dak van roggestro. Onder de molen van Netersel die ergens tegen de heide stond werd een soldaat uit Oisterwijk, ik meen dat hij Dankers heette, zo ernstig ziek dat hij onder de molen in het stro door de kapelaan uit Netersel werd bediend. 

De foto van de kaartende soldaten is genomen in Halsteren, op tafel de
fles cognac. De eerste soldaat aan de tafel, hij rookt een sigaar en die
mooie meid staat schuin achter hem, is mijn vader

 

Na een tijdje in Netersel moesten zij op mars richting West-Brabant, met volle bepakking,  en een Hembrug geweer model 98 met 120 scherpe patronen. Welke plaatsen zij toen allemaal aandeden weet ik niet meer. Maar wel het verhaal van het ,,Klaveren vrouwke”. Dat was de bijnaam voor een smokkellaar van het ,,Heike”, die op een van zijn smokkeltochten door een soldaat was doodgeschoten. Het ,,Heike” was zo boos om dat gebeuren, dat het Heike voor de soldaten als verboden gebied werd verklaard. Op de plaats des onheils werd een kruis geplaatst met het opschrift: ,,Klaveren Vrouwke”. Na diverse omzwervingen kwam hij terecht in Bergen Op Zoom - Halsteren en omgeving, hier moesten zij de Belgische vluchtelingen, die door de val van Antwerpen hun land waren ontvlucht mede opvangen. Tot op hoge leeftijd vertelde hij over die ellende waar zoals hij vertelde, huilende moeders hun kinderen zochten, en kinderen hun ouders. Het was een onbeschrijfelijke ellende, dood, honger en dorst niets was deze vluchtelingen bespaard gebleven. Aan de Belgische zijde van de grens liepen later Duitse soldaten die tegen mijn vader en zijn kameraden, die ook belast waren met de grensbewaking, ,,Liebe de Kaiser” schreeuwden. Later hoorde mijn vader ook dat in Poppel naar ik meen 4 Belgische mannen tegen de kerk door de Duitsers waren gefusilleerd. Toen deugden zij al niet was zijn conclusie altijd. Toen kwamen er veranderingen, een paard had op mijn vaders voet gestaan, en op die voet was een grote bult ontstaan, zodat hij moeite kreeg met marcheren. Hij kreeg andere dienst en werd overgeplaatst naar Delft, waar zoals hij tegen ons vertelde in de kazerne een muurschildering was gemaakt die voorstelde de moord op Willem van Oranje door Balthasar Gerards. De schoonheid van Delft was op zijn netvlies gebrand, want hij was altijd vol lof over de mooie stad Delft. In Delft moest hij de fourier helpen, en andere kazernediensten doen. Een voorval uit Delft deed hem bij de herinnering nog steeds schateren, het was namelijk zo: Er was schijnbaar een nogal lastige Tamboer-korporaal, die niet veel vrienden had, nu had een van de soldaten, met zijn ontlasting op de W.C.- muur geschreven:,,De tamboer- korporaal is een grote gek” hierover was die kerel zo kwaad dat hij s'morgen bij het appél voor de aangetreden troep na het roffelen op zijn trom uitriep:

Wie!-Wie! Wie zal het zijn?

Wie is dat zwijn?

Die met zijn vinger

Langs zijne slinger

Zijn eigen schijt

Tegen de muur aan smijt

Dat dit de lachspieren activeerde behoeft geen betoog

Ondanks de inspanningen van de doktoren werd vaders voet niet beter, en ging hij zijn best doen om afgekeurd te worden, en dat viel niet zo mee. Na wat adviezen van zijn broer Janus die ook in het leger was als hospitaalsoldaat, werd hij na veel moeite en na het tekenen van een verklaring dat zijn gebrek niet door de dienst was ontstaan [anders had hij recht op een pensioentje] werd hij afgekeurd en kon hij terug naar zijn zus mijn tante Mie om haar bij te staan op de boerderij. Dat duurde echter niet zo lang want tante Mie stierf, en zo bleef hij daar alleen zitten met 5 weeskinderen. Mijn grootmoeder en mijn tante Piet namen later de opvoeding van de weeskinderen over zodat op 10 Mei 1918 mijn vader en moeder konden trouwen. Zij waren 34 en 33 jaar oud.

Ome Piet de man die mijn vader eten bracht in Boxtel stierf in 1919 aan de Spaanse griep, hij had geen kinderen.

Met mijn tweede naam word ik naar hem vernoemd, en het toeval wil dat ik in mijn functie bij Brabants-Landschap, het landgoed Venrode waar ome Piet beslist zijn sporen heeft nagelaten nog verschillend jaren heb mogen beheren.
Ome Janus

Mijn Ome Janus, de hospitaalsoldaat, heeft in het hospitaal waar hij zijn dienst deed tuberculose opgelopen waaraan hij naar ik meen in 1920 is overleden. Ik heb ze geen van beiden gekend

Oisterwijk21 Mei 2005  Wim v.d.Wouw

 

Op deze groepsfoto staan soldaten die
ingekwartierd waren bij de grootouders van mijn vrouw. Op het bord staat te lezen: 'Mobilisatie 1914, laatste dag in Moergestel' . De oude mensen zijn
de grootouders Jacobus van de Wouw en Cornelia Jonkers. De burgers zijn hun
zonen en dochters. Een zoon is niet aanwezig, n.l. Janus, die zat in het leger
en was 5 jaar bij de ,,Gele Rijders" een huzarenafdeling van het leger van
toen.