Verhalen uit de Kivietsblek
door Wim van de Wouw

 - Jantje -

 

Jantje was een manneke apart, hij was altijd vrijgezel gebleven, en hij handelde wat in een koeike en een kalfke, en hij ging op verschillend plaatsen wat zwarte guldens bijverdienen. Hij deed van alles als het maar geld opbracht. Ook had hij thuis nog een dekstier en wat vee maar hierover straks. Verder stroopte hij her en der een haas of fazant en dat bracht ook nog wat op, want zijn buit ging naar de poelier.

Zo werkte hij voor wat zwarte centen op een vakantiebedrijf, waar hij ook de groentetuin die een eindje in het bos was gelegen moest onderhouden, en dat deed hij maar al te graag, want daar kwamen fazanten, die Jantje kon vangen zonder dat er iemand erg in had. Maar de eigenaresse van het bedrijf had er lucht van gekregen, en had een plan bedacht. Toen Jantje s’morgens  aan Kobie  zijn bazin vroeg wat zijn werkzaamheden waren, zei Kobie

,,Jan er wordt gestroopt in de groentetuin, en dat kan ik niet tolereren, dus Jan jij verbergt je in het houtgewas, en probeert die stroper te pakken”. Jantje met een dikke jas aan, kroop in het houtgewas,en daar zat hij dan op een koude novemberdag op niemand te wachten, want de stroper was hij zelf.

Half voormiddag bracht Kobie hem een bakske koffie en informeerde of hij al iemand gezien had. ,,Nee” zei jantje maar als ik hem heb, dan roep ik wel, dan kun je er zelf mee afrekenen.

Toen het middag was moest hij zijn boterhammen in het houtgewas opeten, want Kobie had gezegd ,,tussen de middag kun je die kerels verwachten, dan denken ze er is toch niemand, maar we zullen ze krijgen, ik vertrouw op jou hoor Jan”

En zo werd het avond, en toen het donker was mocht Jantje naar huis, en nondeju wat had dat manneke de pest in. Toen hij thuis kwam moest hij voor hij ging eten, nog een paar koeien melken en de dekstier voeren, want die had het druk gehad volgens zijn zuster, en elke sprong van dat beest bracht ook goed geld op. Bijna de hele buurt kwam met hun koeien als die stierig waren, bij hun naar de stier. Toen moest hij nog  mangelwortelen kapot snijden, en dan was hij klaar om te gaan eten . Toen hij zoals hij altijd zei: zijn kanus goed vol gegeten had, en hij achter de plattebuiskachel in slaap gevallen was, droomde hij van hazen en fazanten die zo groot waren dat hij er voor op de loop moest , en dat hij in het bos voor zijn eigen opwacht moest zitten.

Toen hij daags nadien van Kobie weer dezelfde opdracht kreeg, kroop hij maar weer in de bosjes en begon te prakkezeren, en hij dacht: Wel nondedju die Kobie houdt mij voor de gek, die weet dat ik de stroper ben.

Toen kobie die morgen weer met koffie kwam, en vroeg ,,hoe is het Jan nog niemand gezien?”, kwam er met veel moeite over zijn lippen: ,,In ieders geval mevrouw Kobie die vent die al die fazanten gevangen hee, die hedde al, het hee wel efkes geduurd, vur ik het begreep, dé gé mén goed te pakken hebt , mér vertel het niet tegen die van Wouwkes want die houwe mén dan vur de gek és ik mee Hein van de Loo en mén bruur daor s’aovonds mee de kaort gao speulen, en bedankt dé gij de pliesie niet hebt laoten komen.

Toen Jantje s’avonds thuis kwam vertelde zijn zuster dat ze een procesverbaal had gekregen van de veldwachter, want ze had de stier langs den openbare weg zijne dienst laten doen en dat mocht niet volgens de veldwachter. Die had ze eerst nog een waarschuwing willen geven, door te zeggen ,,Hee! dat met die stier dat moet achter gebeuren Trieneke”waarop zei geantwoord had: ,,Geen zorg veldwachter dé weet deze stier zelf ook wel”, Toen had ze een proces gekregen, want de veldwachter was kwaad geworden.

Maar toen Jantje s’avonds naar de veldwachter ging met een gestroopte fazant onder zijn jas, was alles zo geregeld. Zo kunde mèr zien zei Janje dè het gek kan gaon in de wereld, want ik wies wel dè de veldwachter ók fazant luste

Maar Kobie heeft het wel verteld aan die van Wouwkes, anders had ik het niet geweten.

Groeten vanuit Kievitsblek, en houdoe W.v.d.Wouw