Verhalen uit de Kivietsblek
door Wim van de Wouw

 - De weddenschap -  

Het varken van Driek en Janske  was goed gegroeid, ze hadden er ook veel zorg aan besteed. Ze hadden hem goed gevoerd, en op tijd over zijn dik rugske gekrabbeld, want dat had hij toch zo gere. Maar toch had Janske hem gezegd dat hij eens de kuip in zou moeten, en daarom goed moest groeien

En in de slachtmaand was Janus van Gerwen gekomen, mee al zijn slachtspullen. Met het schietmasker had hij hem geschoten, met het steekmes had hij hem gestoken zodat de kuus goed uit kon bloeden. Met heet water dat Janske in het wasfornuis had heet gestookt, werd het varken geschouwd, dat wil zeggen: Met heet water overgoten, zodat de haren er beter afgingen, en dat moest vakkundig gebeuren zodat de huid niet verbrande door het hete water. Was dat gebeurd, dan werd het varken op de ladder gehangen, en schoongemaakt.

Hart lever en longen werden verwijderd evenals de ingewanden, de dikke darm werd ontdaan van het z.g plukvet, dat samen met de reuzel gesmolten  werd, dan kreeg je vet en kaantjes. De longen werden met het hart en de varkenskop gebruikt om zult te maken. Er waren ook lieden die de dikke darm uitbakten tot kaantjes maar dat waren uitzonderingen, en dat was een grote stinkzooi. De dunne darm die heel goed werd schoongemaakt,werd gebruikt voor de worstmakerij.

De hammen en voorstukken [schouderham] en de ,,kinnebakken” [wangen van het varken] ging met het spek van het varken voor een paar weken in het zout, om later in de schouw gerookt te worden. Maar de kerbonaai [karbonade] met nog enkele stukskes van het lekkerste, ging naar de pastoor, en zo ook bij Driek en Janske.

Zo werd Driek te veld gestuurd, mee een bord met veel goei dings dat Janske op een bord in ene schone zuivere handdoek had verpakt voor de pastoor.

Bij de pastorie aangekomen belt Driek aan en Mina de huishoudster deed open, en zegt ,,kék Driek hédde al wé vur de pastoor, ge bent dees jaor de urste, gao mar gauw in de spreekkamer mijnheer pastoor zal zo komen”

Zo zit Driek in die spreekkamer te wachten, en leest ondertussen allerhande rijmelarijen en gedichten, die ingelijst tegen de muur hangen. Dan komt de pastoor binnen, met een fles wijn en twee glazen, hij zet de hele zaak op tafel en zegt ,,omdat gij dit jaar den eerste bent zullen we er eens een glas op drinken Driek."

Na twee glazen zegt Driek, die helemaal geen wijn gewend was, ,,héé pastoor wie hee hier al die rijmelarijen en gedichten gemaakt??” ,,Ikke Driek ikke" zegt de pastoor met enige trots, "zoiets kunde gij niet hè Driek?”

Waarop Driek antwoordde,,Dè denkte gij tenminste pastoor mèr ik kan meer as gij denkt”

De pastoor die ook al door die wijn zo midden overdag in hogere sferen komt, zegt ,,goed Driek we zullen wedden om een fles wijn, ik maak een gedicht over jou, en gij over mij, maar ik mag eerst want ik ben de voornaamste”

,,Goed zegt Driek probeerde gij van mèn mèr us een fles wijn te winnen”. De pastoor eventjes nagedacht zegt ,,Hier is het:

Driek de boer ligt naar een fles wijn van de pastoor op de loer”

,,Verdult dès waor pastoor dè rijmt, mèr nouw ikke” 
Driek eventjes geprakkezeerd, en zegt ,,ik heb het luister:

De pastoor steekt zènne vinger in zèn kont” 

De pastoor ontdaan zegt ,,Dat is gelogen en het rijmt ook niet” Driek vol trots

,, NEE PASTOOR HET RIJMT  NIE, MAAR  HET DICHT WEL!!”.

Die tweede fles wijn hebben ze toen ook maar opgedronken. En Mina en Janske hebben later nog flink gefoeterd tegen die twee zatlappen

W.v.d.Wouw