Verhalen uit de Kivietsblek
door Wim van de Wouw

De historie van Frans van den Dungen

Toen mijn ouders met hun gezin op 17 maart 1937 verhuisden van Hilvarenbeek, naar de boerderij Kivietsblek, was het nieuwe adres ,,Kievitsblek B26 Haaren", ik was toen 9 jaar oud.
De gemeentegrens Oisterwijk-Haaren, ten zuiden van de spoorlijn Oisterwijk-Boxtel, was gelegen aan de Scheibaan, komende uit het beekdal van de Achterste Stroom, en liep door tot ongeveer Balsvoort. De boerderijen op Balsvoort waarvan er toen al twee waren gesloopt, en een vernieuwd, waren echter gelegen in de gemeente Oisterwijk.

Aan de Scheibaan waren  vier vakantiebedrijven gevestigd:

1: Jeugdvakantieoord ,,Roezemoes” dat werd gerund door de familie Wolterbeek
2: Het tweede vakantieoord was ,,Contento”en werd gerund door de fam. Van Heck-von
Hagenlucken.
3: Het derde bedrijf ,,Belvertshoeve” door de fam. Spangberg-de Hart.
4: Het vierde bedrijf was Arbeiders Vakantieoord ,,Morgenrood” beheerd door de Hr. Klijn.
Verder stonden er in het gebied drie boerderijen, te weten:
De boerderij ,,Kievitsblek”, bewoond door de fam. v.d.Wouw
De boerderij ,,De Schaapskooi” bewoond door de fam. Keuninxks.
Ten derde een boerderijtje ten zuidoosten van de Rozepbeek, het werd bewoond door een vrijgezel Frans v.d. Pas. De properheid, en het fraai opgepoetste koper in dit boerderijtje zijn mij altijd bijgebleven. Ook het lied dat Van de Pas dikwijls zong:,,Door mijn woning speelt een zonnig licht!” is mij bijgebleven.

Ook aan de zuidoost kant van de Rozep, stond een houten onderkomen, dat werd bewoond door het gezin Van Turnhout, bijgenaamd ,,Den Tuurt”. Het was een mensonwaardig houten krot, waar het gezin Van Turnhout in moest huizen. Aan de Posthoornseweg, stond een stenen huisje, eigendom van de gemeente Haaren. Hier woonde de fam. Vermeulen, bijgenaamd ,,Luik Vermeuelen, ofwel ,,De Luiken”. Waar deze bijnaam vandaan komt is mij niet bekend.

Verder stond er een kippenkooi-achtig bouwwerk, bewoond door Jan Smetsers. Omdat deze Jan Smetsers kreupel liep, en in betere tijden fietsen had verkocht van het merk ,,Tourist” was zijn bijnaam ,,De Kromme Tourist”.
Ook stond er een huis met bijenhal, schuur, hooiberg en diverse kippenkooien aan het Belvertsven. En hier woonde in deze eenzaamheid, ver van de bewoonde wereld, Frans van den Dungen
Frans was van afkomst een Oisterwijkse bakker, die van de fam.van Biljouw ongeveer 7 hectare bos heide en water, waaronder een gedeelte van het Belvertsven had gekocht naar ik meen voor 700 gulden.
Hoe kwam hij daar terecht?
Nu laat ik zijn neef Sanny van Gils aan het woord.

Mijn vader Jan van Gils, was gehuwd met een zus van Frans van de Dungen. Zij emigreerde in 1914 naar de Verenigde Staten van Amerika, waar ik ben geboren. Mijn oom Kees van den Dungen emigreerde eveneens naar de Verenigde Staten. Ook oom Kees was bakker. Zij hadden een bakkerij schuin tegenover het postkantoor, op de hoek Kerkstraat- Hoogstraat-Dorpstraat.  Mijn oma was de eigenaresse.
Toen de emigratie geen succes bleek, kwamen eerst mijn ouders in 1920, en later oom Kees in 1922 terug uit Amerika.
Oom Kees kwam terug in de bakkerij bij oma en oom Frans. Maar oom Kees en oom Frans konden, zoals word gezegd, niet zo goed door één deur binnen, wat oom Frans deed besluiten legkippen te gaan houden; hij had al wat kippen in den hof van de bakkerij. Ook had hij wat bosjes en beemden in de ,,Lochtsevelden, die hij verkocht. Hij kocht grond aan het Belvertsven, en begon daar een kippenboerderij. Het geheel was gelegen in de gemeente Haaren.
Tot zover Sanny van Gils, die ik hierbij bedank voor de verstrekte gegevens en foto.

 
Het Belvertsven in 1926

Voor ik verder ga over het doen en laten van Frans van de Dungen aan het Belvertsven, ga ik toch even terug naar de toenmalige gemeentegrens.
Een groot stuk van de Kampinasche heide lag in de gemeente Haaren, en was grotendeels eigendom van Natuurmonumenten. Deze vereniging zocht door aankoop van particulieren aansluiting van de Kampina met het gebied ,,Oisterwijkse vennen.
De gemeente Oisterwijk zag gaarne een herindeling, zodat de natuurgebieden Kampina-, Kievitsblekseheide en Posthoornseheide bij de gemeente Oisterwijk zouden worden gevoegd.
Onder protest van vele Haarenaren, waaronder vooral Frans van den Dungen, werden de verzoeken van de gemeente Oisterwijk in 1938 door de provincie gehonoreerd, en kwam het gebied ten zuiden van de spoorlijn bij de gemeente Oisterwijk.
Een parochiale herziening was niet nodig, omdat het hele gebied voordien al tot de Oisterwijkse parochie behoorde.
Voor de bewoners van het gebied bracht de herindeling weinig verandering. De meeste waren toch al op Oisterwijk georiënteerd, wat kwam door de betere bereikbaarheid van Oisterwijk, wat vooral van belang was voor de schoolgaande jeugd.
De meisjes gingen naar de Onze Lieve Vrouw ter Linde school in de Schoolstraat, en de jongens tot Sept 1939 naar de Johannes de Doperschool in de Kerkstraat en later naar de St. Jozefschool in de Nic. Van Eschstraat.
Door de gemeentelijke herindeling waren mooie natuurgebieden en fraaie agrarische landschappen aan Oisterwijk toegevoegd, waaronder de beekdalen van de Achterste Stroom en de Rozepbeek.
Het beekdal van de Achterste Stroom bestond uit enkele nog aanwezige moerassen en beemden, met uitzonderlijk mooie vegetatie van gevlekte orchideeën-blauwe zegge, en div. andere soorten, teveel om op te noemen. De stroomruggen bestonden uit cultuurland met hakhoutwallen.Het water van de beek was kristalhelder en zeer visrijk.
Het beekdal van de Rozepbeek was heel anders, met veel open water, moerassen en visdammen, waar de restanten nog van aanwezig zijn.De Rozepbeek was heel erg rijk aan div. vissoorten, die gevangen werden voor de consumptie.
Dit gebeuren speelde zich af bij de visdammen. Dit waren kunstmatig aangebrachte dammen die de Rozepbeek,  benedenstrooms van stukken open water de z.g. rozepputten, versmalden, zodat, fuiken en netten geplaatst konden worden voor de visvangst.
Na de ontginning van het Moergestelsbroek, waar de Rozepbeek wordt gevormd,werd de beek benedenstrooms vergraven, zodat snelle waterafvoer uit het Moergestelsbroek verzekerd was.
Door de ontginning en de ontwatering was het Moergestelsbroek niet meer geschikt als paaiplaats voor vele vissoorten.
De waterstand verlaagde en de rozepputten groeiden dicht, en werden moerassen z.g kwebben.
Jan van Biljouw boer-wever en beroepsvisser had omstreeks 1890 een gedeelte gekocht van het Belvertsven, met rozepputten en visdammen. De rest van het Belvertsven, kwam rond dezelfde tijd in handen van Baron van den Bogaerde van ter Brugge, eigenaar van de kastelen Heeswijk te Heeswijk en Nemerlaer te Haaren, met jacht en visgebieden en naar verluidt 96 grotere en kleinere boerderijen.
De baron had dit stuk van het Belvertsven uitsluitend voor de visserij, hij liet dan ook een sloot graven, zodat bij hoogwater het visrijke water door het Belvertsven stroomde; benedenstrooms kwam de sloot weer in de Rozepbeek, zodat hij door die omlegging de visdammen omzeilde en hij de vis in de Rozepbeek kon vangen.
In dit gebied begon Frans van den Dungen zijn kippenboerderij, de beroepsvisserij bestond toen al niet meer, de baron was dood en diens visserij afgelopen.
Frans bouwde kippenkooien schuurtjes een bijenhal, en een woonhuisje, een voortijds kleedhokje van het Staalbergven, dat enigszins uitgebreid was met een woon- en slaapvertrek. De meeste bouwmaterialen waren riet en hout uit de eigen omgeving. Frans leefde van de vissen uit het water, de dieren van het land, en de vogels uit de lucht. Hij at rauwe eieren, en accordeerde met iedereen die met hem wilde accorderen
Bij zijn kippen had hij ook konijnen, bijen, en om muizen te vangen katten, die echter in de broedtijd van eenden en andere vogels aan de ketting werden gelegd.
Ook had hij een paard, genaamd ,,Tijger. De dood van Tijger is mij altijd bijgebleven.
Op een morgen kwam Frans bij mij thuis, en zei tot mijn vader:,,Tinus ik heb jou en jouw jongens nodig, en ook die van Keuninxks zal ik vragen want mijn paard is verzopen in een kweb, [moeras] en daar moet hij uit, en hij moet naar het kadaverhuisje in Haaren, breng paard en kar maar vast mee en wat touwen!
Zo gebeurde ,maar het karwei was niet zo eenvoudig, toen aan het paardenlijk touwen en kettingen waren bevestigd, konden twee paarden, het in het moeras vastgezogen paard er niet uittrekken. Toen werd in een zandheuvel aan de rand van het moeras de hoogkar zodanig ingegraven, dat een wiel door een gegraven sleuf nog kon draaien. Aan de domp van het wiel, dat een doorsnede had van ongeveer 1.50 mtr. Werden touwen bevestigd. Met man en macht werd het wiel toen gedraaid, de touwen draaiden rond de domp, en langzaam kwam het dode paard uit het moeras. Dat waren vele uren kosteloos werk, met 5 a 6 mensen; dat was burenplicht.
Als ik nu via het houten bruggetje, waar vroeger een klaphek stond met een bordje ,,toegang 25  cent” -dat was om al te nieuwsgierige en brutale mensen te weren-, bij de plaats kom waar Frans van den Dungen woonde, zie ik nog voor mij hoe hij met hoge lieslaarzen aan op kerstmis in de nachtmis kwam. Maar ook zie ik die eik waar Kees Keuninkx op 13 maart 1939 de datum inkerfde, toen Frans naar het gasthuis moest. Hij was ziek, zijn magere taaie lijf liet hem in de steek.

Hij stierf in de zomer van 1939 in de overtuiging dat hij zijn aardse paradijs verwisselde met het hemelse.

Op 24 Augustus 1939, de dag dat Kees Keuninkx en Willem van Biljouw wegens voormobilisatie opgeroepen werden de peelstellingen te bemannen wegens oorlogsgevaar werden de goederen van Frans van den Dungen in het openbaar ter plaatse geveild.
Zijn laatste werk had Frans nog goed gedaan. Hij had zijn onroerende goederen voor weinig geld verkocht aan de Vereninging tot behoud van Natuurmonumenten, die het aan de natuur heeft teruggegeven.
Toen ik na de veiling met mijn vader en mijn  neefje Louis van Gompel naar huis ging, cirkelde er een dubbelstaartig jachtvliegtuig boven de Kampina. Mijn vader keek er naar en zei ,,Jongens we gaan beroerde tijden tegemoet; de’n Hitler hij deugt nie!
We hebben het ondervonden daar achter in de hei, vijf lange jaren en…….daarna

September 1939. Nederland mobiliseert. De seizoenen wisselen; een zeer strenge winter; dan komt de lente, en de natuur herleeft; hoe brengen wij het er af?
Dan is het 10 mei 1940.

Wij weten het allemaal

Ik was in mijn dertiende levensjaar. Gegroet gij allen die dit leest , van Wim van de Wouw.