Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
  

 

Vossen revolte


Als ik nou zo’n ouderwetse remmington typemachine had, zou u mij woest horen hameren op de lettertekens. Woest? ’Gefrustreerd’,  is allicht beter omschreven gezien de vele emoties die me parten spelen. Ik zie namelijk nauwelijks animo voor enige verandering in onze omgang met vossen. Ook niet van een groot nieuwsblad als de Volkskrant, dat het zich gewoon permitteert om twee pagina’s groot met de meest stomme en stereotiepe vossenbeeldvorming in woorden te komen. En dat onder het mom van een wereldprimeur. Afspraken over het wel dan niet plaatsen van een ingezonden nuancering, worden eenvoudigweg niet nagekomen. Wel heeft men een voorlopig embargo op die inhoud geregeld? Bah, verder vervolgens geen sjoege.



Een van de meest voorkomende vertellingen over de vos is die van ‘’kippenslachter’’. Volgt een bloederig verhaal over de vos en het nodeloos uitroeien van de gehele kippenren, zonder een noemenswaardige verschalking van prooi. Inderdaad een afgrijselijke ervaring bij de ochtendboterham. Het feit dat 1 kippetje niet genoeg mag wezen versterkt het beeld van ongebreidelde roverszucht van de vos. Vossendeskundige Gerritjan de Bruyn (UvL) zegt, dat twee dingen deze ellende kunnen voorkomen. Ten eerste een  goed afgesloten omrastering van de uitloop-ren, dus ook in de grond. Waarbij het van belang is dat we onze nette Nederlandse gewoonten niet navolgen: geen strak gespannen hekwerk dus, daar klimt de vos e.a. juist makkelijker overheen. Maar een slappe, hoge omheining die snel het evenwicht doet verliezen.



Ten tweede moet het nachthok of goed afgesloten zijn of minstens 2 openingen hebben. Een vos ontkopt namelijk resoluut alle kippen door een stressreaktie. De kippen voelen onraad, vliegen dientengevolge alle kanten op, want waarheen te vluchten? In de vrije natuur komt zoiets niet voor. De vos op zijn/haar beurt weet niet waar ie het zoeken moet en maakt derhalve de hele boel af en vertrekt onverrichter zake naar elders. Zie daar de walgelijke restanten van een bloederige wanhoopsactie, en de bevestiging van het zoveelste zgn. moordlustige karakter van de vos. Koren op de molen van stropers en andere onwetenden.



Een vos is en blijft een wild dier, een predator. Gun hem/haar een prooi. Als met eenvoudige voorlichting het beeld van de vos als serial killer kan worden bijgesteld, naar het subject van vos-in-wezen, waarom gebeurt dat dan niet? Speelt hier schokkende ervaring en/of sensatie van de  mensheid een doorslaggevende en hardnekkige rol? Of zijn het de jagers/stropers  die zich het alleenrecht in een zogenaamd wildbeheer toe-eigenen? De vos past  middels resorptie  het aantal jongen aan aan de beschikbare voedselsituatie in zijn territorium. De vos is dus zelf wildbeheerder, hij heeft de mens niet nodig, ook niet in een onevenwichtige natuur. Wij gunnen hem/haar geen prooi, maar projecteren liever een moorddadig karakter op de vos. Mij komt het resultaat meer over als “gun die vent z’n ontspannende weekend lolletje”. En als er vragen over het bejagen van de vos rijzen, dan slepen we er de bijna uitgestorven(?) weidevogels bij. Voor die schaarste  zijn we zelf verantwoordelijk, met ons betweterig beleid. Een vos heeft inderdaad  weidevogels die om de burcht heen nestelen. Er wordt namelijk in concentrische cirkels gejaagd op prooi, te beginnen aan de buitenste randen t.o.v. de burcht. Weidevogels weten dat. Zij allen accepteren de rol van play-mate-aan-huis voor de vossenjonkies. Het organiseren van vaardigheden blijft een zaak van overleven.



Vossen blijken uitstekende wildbeheerders, is er niet genoeg voedsel komen er minder kleintjes. Jagers daar in tegen lopen met oogkleppen op hun loop achterna en willen anderen en zichzelf doen geloven dat zij met afschieten bijdragen aan beheersing terwijl zij hiermee juist het tegenovergestelde bereiken. Van nature zal de vos in een leeg gebied qua vossen juist meer jongen ter wereld brengen. De frustratie van jagers om niet genoeg uit hun jachtgebied te halen is zo groot dat hij geen genoegen neemt met een plek naast de vos maar dat hij het dier de meest gruwelijke eigenschappen toedicht en hem letterlijk elke fazant, patrijs of konijn uit de mond spaart.

Zou een vos genoegen nemen met het verschalken van kraaiachtigen, waarvan we een hinderlijk overschot  hebben en die qua smaak niet in de pan past, zou jagend Nederland niet weten hoe snel ze de vos op een voetstuk zouden moeten plaatsen en er geen enkele reden voor uitroeipraktijken meer zijn.