Piet Schellekens  
Het zijn net mensen (3)

Kauwtjes leven in kolonies van 150 tot 250 exemplaren. Bij het begin van de dag splitsen ze zich op in groepjes van enkele tientallen en foerageren ze in de omgeving. Sommige kauwtjes binnen de kolonie onderhouden vriendschapsbanden met elkaar, andere worden juist gemeden. Ze kunnen zelfs zo’n sterke hekel hebben aan een ander kauwtje dat, als ze elkaar tegenkomen, het vechten wordt.
Net als mensen hebben kauwtjes een eigen karakter. Ze kennen elkaars sterke en zwakke kanten. Deels nemen ze dat over van hun ouders tijdens de groepsbijeenkomsten en het foerageren. Er bestaan kleine en grotere kauwtjes, slimme, domme, brutale en bescheiden exemplaren. In een kauwenkolonie draait het om voedsel, voortplanting, onderlinge relaties en veiligheid, maar ook om gezellig samenzijn.


Het afgelopen jaar heeft het staartloze vrouwtje twee jonge kauwtjes voortgebracht en verzorgd. Een van de twee viel op en had een erg leuk karakter. Dit kauwtje was zeer onderzoekend en nieuwsgierig. Hij verkende zijn grenzen, was erg levendig en keek open en onverschrokken de wereld in. Soms dreef hij zijn moeder tot wanhoop door steeds hard en aanhoudend om voedsel te schreeuwen. Als het naar zijn zin allemaal te lang duurde, pikte hij haar zelfs in de poten. Hij kon al best voor zichzelf zorgen, maar eiste desondanks van zijn moeder dat zij het voedsel zocht en in zijn geopende snavel propte. Het herhaalde geschreeuw werkte duidelijk op haar zenuwen. Plots kon ze dan uithalen naar zoonlief, wat overigens niks hielp, hij bleef haar schreeuwend achterna drentelen. Moeder kauw zag er na deze drukke periode enigszins afgetobd en kalend uit. Aansluitend begon de ruitijd en hield zij zich wat meer op de achtergrond. De meeste vogels zingen in deze periode niet, ze willen geen aandacht op zich vestigen omdat ze extra kwetsbaar zijn. Door het wisselen van verenkleed kunnen ze bij gevaar minder snel vluchten.


Over zingen gesproken: de geluiden die de kauwen voortbrengen, zou ik geen zingen willen noemen. Maar een tijdje terug was ik op de eilanden en hoorde ik dat de kauwtjes een andere taal spreken dan hier. Eerder had ik dit al eens opgemerkt bij het roodborstje, de merel en de lijster (vogels die ik wat beter ken) en ik vermoed dat het voor alle vogelsoorten geldt. In Maastricht zingen de vogels anders dan in Groningen, in Limburg anders dan in de Achterhoek. Een streektaal zoals wij dat ook van onze dialecten kennen. Het landschap lijkt bij standvogels van invloed te zijn op de taal.