INHOUD KOOIJMAN
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL


Fietsen vorderen

 

Een van de meest laffe bezigheden van de bezetter was het

vorderen van fietsen.

Vanaf 1944 was de fiets nog het enige transportmiddel.

Met de fiets moest je alles doen: voedsel halen bij de boer,

vervoeren van boomstronken en houten bielzen, en,

voor zover nog te verkrijgen, kolen.

Om in leven te kunnen blijven en nog enige mondvoorraad

op de kop te tikken, was de fiets van levensbelang.

Het vorderen van fietsen, en ook wel van voedsel overigens,

lieten de Duitsers over aan de Landwacht.

De "losers" van voor de oorlog kregen nu de kans om macht uit

te oefenen.

Op zeer onverwachte momenten werd op strategische plaatsen, zoals

bij spoorovergangen en bruggen 地 fuik gezet, waaraan ontsnappen

bijna niet mogelijk was.

 

Op een dag, het was voorjaar 1944, gingen Theo Leber

-mijn buurjongen en boezemvriend- en ik er weer eens op uit

om wat voedsel te bemachtigen.

Voorzien van ruilmiddelen gingen we op pad naar Breukelen,

waar we 地 boer wisten die tuk op onze spullen was.

Wat we die dag hadden aan te bieden, was niet niks.

Theo had allerlei spullen van oud leer bij zich, (zijn vader was

specialist in het naaien van lederwaren) en mijn moeder had uit

oude gordijnen de nodige bloesjes in elkaar geflanst.

Bij de boer deden we goede zaken, en we gingen met melk, echte

boter en zelfs 地 flinke zak aardappelen naar huis.

Aanvankelijk liep de terugreis voorspoedig, we hadden het spul goed

over de beide fietsen verdeeld, zodat we nog net konden fietsen en

onze oude wielen en banden bleven wonder boven wonder ook nog heel.

Via het smalle weggetje langs het Merwedekanaal schoten we lekker op,

en de brug van Maarssen kwam al in zicht.

We kwamen dichterbij de brug, en zagen dat er iets aan de hand was.

Bovenop de brug stond de gehate Landwacht, en toen wisten we 奏

al: fietsen vorderen.

"Ze kunnen doen wat ze willen, maar we laten onze spullen deze keer

niet zo maar door die boeven afnemen", zei ik.

地 Paar weken eerder waren we gesnapt en moesten we al onze spullen

afgeven behalve onze fietsen; die vonden ze blijkbaar te oud en niet

goed genoeg met die massieve banden.

Deze keer moesten we toch iets anders bedenken.

"Cees", zei Theo, "we moeten hier niet zo blijven staan, anders hebben

ze ons in de smiezen". "Ik zie dat ze verrekijkers bij zich hebben".

Goede raad was duur.

" Als we nu eens 地 afleidingsmanoeuvre bedenken, we hebben zoveel

spullen bij ons".

"We moeten langs de brug, maar we hoeven er niet perse overheen.

Onderlangs loopt dat smalle weggetje dat langs die tankval voert, dan

kunnen we verderop met 稚 pontje mee".

Het smalle weggetje werd soms ook door de moffen bewaakt, dus

we moesten gokken.

Ik had de oudste en slechtste fiets, die moest er deze keer maar

aan geloven.

"Theo", zei ik, "jij blijft uit de buurt van de Landwacht, ze moeten jou

niet zien met al die spullen".

"Als het druk is, loop ik de helling op, en lever ik de fiets in".

"Ik probeer ze bezig te houden, totdat jij onder de brug door bent, dan

kom ik achter je aan".

Voor ik bovenop de helling was, had ik nog 地 flinke trap tegen het

achterwiel gegeven. Veel kon de Landwacht niet meer met mijn

oude fiets.

Gelukkig, Theo was er door gekomen, en stond op het goede punt

op mij te wachten.

Ongehinderd konden we de tankval passeren en kwamen we via het

pontje over het Merwedekanaal deze keer veilig met onze spullen thuis.