Prentebuukskes - CRS

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Prentebuukskes


In totaal zijn er 11 prentenbuukskes over het werk van Cees Robben uitgegeven. Het elfde deel is een uitgave van de stichting zelf. Wilma Robben presenteerde de uitgave in de boekhandel van Gianotten Selexyz in november 2012.


Tilburgs Prentebuukske 11: 'k zie oe daor zo gèère ligge... Tilburgse stadsgezichten van Cees Robben

Met het nieuwe 'buukske' viert de Cees Robben Stichting haar tienjarig bestaan in 2012. Deze stichting beheert het erfgoed van de legendarische tekenaar en stelt zich ten doel initiatieven in zijn geest te stimuleren. In opdracht van de stichting hebben Ed Schilders en Ronald Peeters de stadsprenten geselecteerd. Peeters combineerde de prenten met foto's uit de collectie van het Regionaal Archief Tilburg en zocht er de historische feiten bij. Schilders schreef een algemene tekst over de manier waarop Robben naar zijn geboortestad keek en hoe hij haar in beeld bracht.

Op de allereerste Prent van de week die Cees Robben publiceerde -10 oktober 1953- stond het standbeeld van koning Willem II centraal. Deze prent siert nu de omslag van het elfde 'Tilburgs Prentebuukske', waarin vrijwel alle tekeningen verzameld zijn waarop Robben sindsdien Tilburgse monumenten en stadsgezichten een belangrijke rol liet spelen. Van koning Willem II tot Boerke Mutsaers, van de Heikant van Peerke Donders tot de waterkant van de Piushaven. Het Tilburg van de wederopbouw en van de ingrijpende stadsvernieuwingen. Een stad waarin gesloopt en gebouwd werd, maar die Robben altijd graag heeft zien liggen met zijn eigen, unieke oogopslag.

Ed Schilders: "Het grootste deel van de prenten werd getekend in de jaren '50 en '60. De tijd van de wederopbouw en de stadsvernieuwing. Robben blijkt daarover gemengde gevoelens te hebben gehad. Hij begreep dat de stad de nodige veranderingen moest ondergaan, maar hij betreurde ook het verlies, de sloop, van menig monumentaal gebouw. Hij kon lachen met nieuwbouw als het Burgemeester van de Mortelplein en de eerste flats langs de Ringbaan, maar hij kon ook woest zijn over de sloop van de Sint Annakerk, de kerk waar hij misdienaar was geweest. Opvallend is ook de aandacht die Robben had voor het landelijk aspect van zijn Tilburg. De Tongerlose Hoef, de Warande, maar ook een in die tijd ver buiten de bebouwde stad gelegen uitspanning als 'Peerke Staak', dat nu midden in de Reeshof ligt.&qout;

Ronald Peeters: "Het is een unieke combinatie van prenten van Cees Robben met eigentijdse foto's daarnaast. Dat is nog niet eerder vertoond. In het boekje staan mooie sfeerbeelden van Tilburg in de jaren vijftig. Heel herkenbaar voor de generatie van 50-plussers."
Al met al laat het elfde Prentebuukske ook een overzicht zien van wat er in die twee decennia in Tilburg verloren is gegaan en wat er behouden is gebleven. De balans valt achteraf toch mee. Daaraan heeft Cees Robben met zijn prenten zeker een bijdrage geleverd. Het boekje ligt in de boekhandel.


Grôot fist meej klèèn èèrepel

Het tiende 'Tilburgs prèntebuukske' is verschenen ter herdenking van de honderdste geboortedag van Cees Robben

Op 30 mei 2009 was het precies honderd jaar geleden dat de legendarische tekenaar van de Prent van de Week, Cees Robben, in Tilburg geboren werd. Om deze dag te herdenken verscheen op 6 juni het tiende deel in de reeks Tilburgse Prentebuukskes van Cees Robben, met de titel ‘Grôot fist meej klèèn èèrepel’. De uitgave is een samenwerking van de Cees Robben Stichting en uitgeverij Code-X, en is extra feestelijk: dikker dan de eerdere Buukskes, en voor het eerst ook met tekeningen in kleur, en zeldzame gelegenheidsprenten. Om Robben te herdenken werd een dertigtal Tilburgers en Goirlenaren uitgenodigd een korte tekst te schrijven met hun herinneringen aan het leven of werk van de tekenaar.



Wilma Robben bekijkt, samen met burgemeester Machteld Rijsdorp van Goirle en wethouder cultuur van Tilburg, het nieuw verschenen boekje

Grôot fist meej klèèn èèrepel – Tilburgs Prentebuukske 10 – Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Cees Robben
Onder redactie van Ed Schilders
Uitgave: Code-X



In de spiegel van Cees Robben

door Ed Schilders

De wereld die Cees Robben tussen 1953 en 1989 met zijn prenten aan de lezers van Rooms Leven en later het Nieuwsblad van het Zuiden vertoonde, was een wereld die in die tijd al voor een belangrijk deel verdwenen was. Het was de wereld van voor de oorlog. De dagen waarin de mannen nog een pet droegen, en de vrouwen hun hoed ophielden als ze bij elkaar op theevisite gingen. Ze woonden in huiskamers waar Onze-Lieve-Heer onder een glazen stolp stond, en waar de portretten van opa en oma met een rafelig koordje en een kromme spijker aan de muur hingen. En ze hadden een tuintje waarin ze groenten teelden of een varken hielden dat in november geslacht werd om het gezin door de winter te helpen. In een paar prenten kun je in die tuin nog een ‘huisje’ zien staan met een hartje in de deur. Wat er van die wereld nog over was, heeft Robben tijdens de wederopbouw en in de jaren ’60 snel zien verdwijnen. In 1957 tekent hij een echtpaar uit ‘de pronte staand’, de betere klasse. Man en vrouw zweren nog bij flanellen ondergoed, ‘sjètte sokken’, en ‘baaje rokken’, wat hen niet alleen ouderwets maakt maar ook een beetje aandoenlijk.

Robbens Prenten van de week waren soms op de actualiteit gericht – priesterjubilea, jarige verenigingen, de ontwikkeling van de stad, liefdadigheidacties – maar veel vaker zijn ze een doorkijkje naar het dagelijks leven dat hij tot in de details uit zijn jeugdjaren kende en nooit heeft kunnen vergeten. Hoezeer Robben aan die wereld en aan het verleden verknocht was, blijkt ook uit de verhalen die hij schreef voor Rooms Leven, en uit zijn grote belangstelling voor en activiteiten met betrekking tot de geschiedenis van het heem in Tilburg maar vooral Goirle (waar hij vanaf 1956 woonde). Niet dat alles beter was, toen. Integendeel. In de tekeningen zie je ook voortdurend de sporen van de armoede en de zorgen waaraan de na-oorlogse welvaart langzaam maar zeker een eind maakte. Vroeger was het niet altijd beter, maar Robben heeft het beste ervan in zijn werk bewaard. De humor natuurlijk, bijvoorbeeld van het jongetje dat bij de slager komt: ‘Slachter, unne knook, mar nie te vet, aanders lust ons moeder ’m nie.’ De praktische levensles als een niet al te knap meisje tegen haar moeder zegt dat Driek haar het mooiste meisje van de hele buurt vindt, en wat ze daar nou mee aan moet. Waarop de moeder antwoordt: ‘Gaauw mee trouwen meske, vur dettie rond begient te kèèke…’ De wijsheid van de oude volksgezegdes die hij in leven hield: ‘Een aauw moonika mokt ook meziek, as ge mar speule kunt’, over de liefde op hogere leeftijd. En het trotse zelfbewustzijn: ‘As ge meej oewen èèremoei ginne raod wit… dan zèède nie werd degge’m het…’

Zo heeft Robben in bijna vijfendertig jaar en meer dan 1800 prenten voor zijn lezers de kleine komedie van het dagelijks leven getekend, berijmd, en doorgegeven. In dat volume is hij uniek, maar ook in de kwaliteit ervan. Eenentwintig jaar na zijn dood kunnen we nog steeds van zijn prenten genieten en lachen om zijn personen en hun lotgevallen. Omdat we in de spiegel die Robben ons voorhoudt het menselijk bedrijf zien, ontdaan van alle franje; een spiegel waarin we heel vaak ook onszelf nog haarscherp herkennen. Het is, zoals hij ooit in een kerstgedicht schreef, ‘Een ver verleeje… meej wè weemoed en meziek…’ Met zijn prenten brengt hij het beste uit dat verre verleden nog steeds weer heel dichtbij.


 
 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu