|
De dichter en ik
Mijn debuut uit 1988. Een uitgave van
Opwenteling, coöperatieve vereniging van acteurs (sic) voor presentatie van literatuur
u.a., te Eindhoven. Dit was Opwentelingsuitgave nummer 214. In hun tijdschrift Naar Morgen
(nrs. 58 en 61; dit voor de diehards) had ik al enkele gedichten gepubliceerd.
"Benieuwd hoe de dichter zich verder zal ontwikkelen", schreef Jace van de Ven
nog in een kleine recensie.
Wat was ik apetrots op dit bundeltje: mijn
eerste ISBN-nummer. DICHTER was ik, als een herboren christen had ik het LICHT gezien.
Maar dat licht werd al snel gedempt. Het werd akelig stil rond mijn uitverkoren-zijn, hoe
zeer ik ook mijn best deed om een trapje hoger te komen op de literair-hiërarchische
ladder. Gelukkig wist ik toen nog niet dat er van de vele, vele Opwenteling-debutanten er
slechts een enkeling bij landelijke tijdschriften c.q. uitgeverijen zou geraken. Hans Vlek
en Hans van de Waarsenburg, dat zijn twee namen die me nu te binnen schieten.
Het licht gedempt, maar niet gedoofd: ik ging
stug door met schrijven, ik kon het niet laten. En zowaar, in het Winter 1991-nummer van
de Tweede Ronde kon ik twee gedichten kwijt. Hoera. Maatstaf (maart 1992) volgde met drie
gedichten, en vlak daarop Hollands Maandblad (mei 1992). De Dichter Herboren, en godver,
ik ging er zelfs van naast mijn schoenen lopen. Een vriend was nodig om dit kwalijk trekje
te onderkennen, dank nog. Overigens, alle gedichten werden gepubliceerd onder het
doorzichtige pseudoniem Cees Verraak. Om belastingtechnische redenen, grapte ik toen. Het
werkelijke waarom zal ik nog wel eens uit de doeken doen - of niet. Tot en met mijn derde
bundel Kiosk uit 1997 zou ik me als dichter zo blijven noemen. Als publicist van den
beginne af aan onder eigen naam.
|