INHOUD DICHTER BIJ ZEE
INHOUD DAALDREEF
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

Print  Pagina

 

Daaldreef - Dichter bij zee - Voorwoord

V O O R W O O R D - een non-paper

 

In een voorwoord kan een schrijver zichzelf of zijn geschriften enigszins positioneren.

De vraag is: welke lezer heeft daar behoefte aan.

Ik heb er geen behoefte aan uit te leggen waarom ik gedichten schrijf, of wat de bedoeling is.

Een gedicht uitleggen hoeft niet zo nodig.

De dichter Hans Verhagen heeft gezegd: "Poëzie dient geen doel, is geen middel. Het is zèlf iets. Gedichten gààn niet zozeer ergens over, ze zijn de gebeurtenis zelf."

 

Men zou zich wel kunnen afvragen waarom een dichter eigenlijk publiceert.

Wat mij betreft begon dat in de schoolkrant van het Gymnasium; dan kreeg je kritiek van de leraar Nederlands. Vervolgens in het Universiteitsblad NUB te Nijmegen – dan kreeg je respons van je faculteitgenoten – gevolgd door publikaties in literaire tijdschriften zoals Roeping, Raam, Dietsche Warande & Belfort, Ons Erfdeel e.a. Het aardige daarvan was, dat je een aantal overdrukken kreeg waarmee je familie en vrienden kon gerieven.

 

Dat voert tot het gegeven, dat wat je schrijft meestal ook gelezen moet worden, en dat dat aan de auteur in zijn leefomgeving contouren geeft.

Dat er van de publicaties in de literaire tijdschriften vervolgens bundels werden gemaakt, interesseerde mij niet zozeer. Die lagen in de boekhandel, het zij zo.

 

Het schrijven van poëzie (de gebeurtenis zelf) gaat ook door als je een drukke maatschappelijke functie hebt. Het is een uitlaatklep, een gewoonte.

Maar publiceren komt er dan niet meer van, dat kost te veel tijd en gedoe.

Na de uitgave van mijn bundels "Vogelbrood" en "Dorp gestolen" heb ik niet meer in boekvorm gepubliceerd. De derde bundel: "De Koning van Hispanje", werd alleen in gesproken vorm uitgebracht.

Ik werkte toen bij de Nederlandse Blindenbibliotheek, ik selecteerde de boeken voor de studio’s van het gesproken boek, maakte interviews met schrijvers voor het door mij opgerichte gesproken periodiek "Rondom het Boek". Dan trok je met de opname-apparatuur naar schrijvers die toen populair waren zoals Godfried Bomans en A. den Doolaard. Zodoende zat je in dat wereldje, en werden ook mijn bundels in gesproken vorm uitgebracht, lang voordat het mode werd dat te doen.

 

Vervolgens heb ik 35 jaar lang Beleidsnota’s en Jaarverslagen uitgegeven op terrein van de gezondheidszorg. Ik schreef alleen nog gelegenheidspoëzie, zoals bij het overlijden van mijn goede vriend Wil Fransen, en na m’n eigen hartinfarct een gedicht gericht aan het bestuur:

"Duidt mij niet euvel dat ik leef", enz. Dan hebben ze toch maar liever dat je met de VUT gaat, en hobby’s gaat beoefenen, zoals gedichten schrijven...

Dat doe je dan maar, en je zoekt naar de aansluiting met het verleden. Uit de beide genoemde, in druk verschenen bundels heb ik een selectie gemaakt, de oorspronkelijk 96 gedichten gereduceerd tot 40 onder de titel "Vogel gestolen".

De gesproken editie "De koning van Hispanje" heb ik alsnog in druk uitgebracht, en ik ontdekte de zegeningen van de website.

Een nieuwe bundel "Dichter bij zee" (en dat is dan deze) breng ik tegelijk in druk, in gesproken vorm en op de website van CuBra uit, en ook nog in braille om de blinde vrienden te gerieven.

Ik groet hen allen zeer, en alle andere getrouwen. Ik bied hen met dit voorwoord een context.

Voor hen is deze bundel bedoeld, en ik verzeker hen: het is de laatste. Ik vind het welletjes.

Dit voorwoord is niet in de inhoudsopgave vermeld, het is er niet en het is er wel.

Daaldreef