INHOUD DAALDREEF
HOME
AUTEURS
BRABANTS
SPECIAAL
INTERVIEWS
TEKSTEN

Print deze Pagina

COLOPHON

De vredesengel van Zatopek, een Kerstverhaal van Daaldreef met houtsneden van Geertrui Charpentier, werd door het Tijdschrift Roeping aan zijn abonnees als geschenk gegeven op Kerstmis 1960.

En door website CuBra aan zijn bezoekers op Kerstmis 2002.

 

D A A L D R E E F

De

vredesengel

van

Zatopek

met illustraties van Geertrui Charpentier

ROEPING DECEMBER 1960
CUBRA 2002

 

Voor Jan & Paul,
Marie-Agnes & Saskia Sientje

 

In de landstreek Gromoelkja was de zomer zo verbazend droog, dat de boeren bij het aardappels rooien de zwartste voeten kregen sinds mensenheugenis. De wind joeg het stuifzand soms metershoog op, zodat iedereen dacht dat er brand was. Als de boeren dan hun riek weggooiden en kwamen aandraven om te blussen zagen ze dat ze waren beetgenomen, en grommend sloften ze terug naar hun akkers

Maar zoals dat altijd gaat: toen er eindelijk een echte brand uitbrak en er een donkere rookpluim boven het dorp stond dacht iedereen: mij zullen ze niet hebben. En het perceel in kwestie brandde rustig tot de grond toe af. Veel was er niet aan verbeurd, het was meer een stolp dan een huis, en in die stolp woonde de pottenbakker met zijn vrouw.

Kinderen waren er nog niet, zodat er niets te redden viel dan het beetje huisraad dat ze bezaten: een tafel met stoelen, het bed en de kist met winterkleren.

De mensen lachten er maar eens om, omdat het nu juist de pottenbakker was. Had ie mooi zijn spullen kunnen bakken zonder de oven te hoeven stoken. Ja, de mensen zijn vaak hardvochtig in hun grapjes.

 

De pottenbakker, die Zatopek heette, zat er maar mee. Geld om een ander huisje te bouwen had hij niet, en er was niemand die hem helpen wilde. Want Zatopek woonde nog niet zo lang in het dorp, en zoals dat meer gaat op kleine plaatsen, de mensen wilden niets van de vreemdeling weten. Ze kochten zijn potten en kruiken omdat ze die nodig hadden, en daarmee basta.

Eén man was er die Zatopek wel wilde helpen, maar die man was zelf nog armer dan de pottenbakker: dat was de pope van Gromoelkja. En of de pope nu al zei dat het een schande was en dat alle mensen elkaar moeten helpen: de boeren deden alsof ze stokdoof waren nu het om Zatopek ging

Maar Zatopek was niet voor één gat gevangen. Hij zuchtte eens diep en trok met zijn vrouw in de werkplaats, een hokje achter in de tuin. Met veel passen en meten kon de huisraad er juist in; de tafel in het midden, de kist aan de kant, het bed in de oven, en het leven ging verder. De enige moeilijkheid was, dat Zatopek zo geen potten kon bakken. Voor het bed was nergens anders plaats dan in de oven, en buiten slapen ging toch ook niet. Zo heet als het overdag was, zo koud waren de nachten in Gromoelkja.

 

 

Nu was het met dat pottenbakken toch al niet zo best gegaan de laatste tijd. Omdat het zo droog was, was er zo weinig water in de bron dat de vrouwen nauwelijks kruiken nodig hadden. Verder was het te warm om ruzie te maken, zodat er weinig gebroken werd. En ten slotte was de oogst zo slecht geweest, dat de mensen die potten nodig hadden er niet veel voor konden betalen. De mensen die rijk waren hadden natuurlijk geen potten nodig. Die hadden water in een koperen kraan, en ze aten uit zilveren schalen.

Zatopek en zijn vrouw Natasja hadden niet alleen geen zilveren schalen, ze hadden niet eens eten. Daarom zei Natasja tegen haar man: 'Zatopek, sukkel, maak iets zodat we kunnen eten, of ik ga naar mijn moeder terug, hoor je?' Dat had Zatopek liever niet, want hij hield veel van Natasja, maar hij zei bedeesd: 'Wat kan een pottenbakker maken als hij niet bakken kan. Kan een bakker brood bakken zonder oven?' Toen werd Natasja heel erg boos en ze riep: 'Maak dan wat anders, jij niksnut, voor mijn part maak je kerststallen, maar doe iets.' En ze gooide de laatste potten van woede in diggelen.

'Goed', zei Zatopek, 'ik maak kerststallen', en meteen ging hij aan het werk. En of Natasja nu al zei dat ze het niet zo kwaad bedoeld had, Zatopek was een eigenzinnig man, en hij maakte een kerststal van hout en de beeldjes van klei. Hij maakte Maria en Jozef, het Kindje in de kribbe, de os en de ezel, drie koningen en drie herders, een kudde schapen, de kameel, en nog een engel met Vrede op Aarde op een lint. Het was een mooie kerstgroep. De herders hadden een fluit, een doedelzak en een schaap, de koningen een kist met goud, een vat met wierook en een pot met mirre, en ook verder was alles zoals het zijn moet.

Natasja was erg trots op haar man dat hij zoiets maken kon, dat had ze niet gedacht, en vlug riep ze alle buurvrouwen bij elkaar om te komen kijken.

Nu waren kerststallen in de streek waar Natasja en Zatopek vandaan kwamen iets heel gewoons, maar in Gromoelkja hadden ze er nog nooit een gezien. Daar hadden ze alleen ikonen, heel oude afbeeldingen van heiligen, op hout geschilderd. Toen de buurvrouwen de kerststal zagen

 

met de beeldjes sloegen ze dan ook de handen in elkaar van verbazing en ze riepen: 'wat prachtig, wat mooi, kijk de herders, en o, het kindje'. En ze knielden neer om beter te kunnen zien, en in heel het dorp kookte de melk over.

Nu wilden de vrouwen ook wel zo'n kerststal hebben tegen dat het kerstmis zou zijn. 'Goed', zei Zatopek, 'maar dan op voorhand betalen, want Natasja zei: maak iets zodat we kunnen eten, voor mijn part kerststallen'.

Toen gingen de vrouwen naar huis en ze haalden geld uit de kous onder het bed, want ook in moeilijke tijden hebben de vrouwen altijd nog wel iets achter de hand om onnodige dingen te kopen.

Zo zat Zatopek de volgende dag vormen te maken, gips te mengen en beeldjes te gieten dat het een lust was om te zien. Hij goot in enkele weken tijd wel twintig kerstgroepen en hij timmerde er ook stalletjes voor. Het was een komiek gezicht, al die ossen en ezels te zien staan op een plank, een schap vol herders en een doos vol schapen.

Maar het grootste werk kwam nog, want alle beeldjes moesten beschilderd worden met mooie kleuren. Zo kregen de herders rode jassen en blauwe broeken aan, er kwamen witte schapen en een zwart, allemaal in een groen stukje wei, en de kameel geel met rode kwasten, de koningen met veel gouden randjes.

Zo zat Zatopek wekenlang te schilderen, en elke nacht sliepen ze in het bed in de oven. Als hij zo druk zat te penselen zag Zatopek niet dat Natasja stilletjes glimlachte, alsof ze heel erg gelukkig was. Ze was ook gelukkiger dan ooit, want ze wist dat ze moeder zou worden. Tegen Zatopek vertelde ze het niet, het moet een verrassing blijven dacht ze. Alleen met de buurvrouwen praatte ze over niets anders, zo zijn vrouwen.

Zatopek merkte wel dat Natasja niet zo veel op hem mopperde als anders maar hij dacht: dat komt omdat ik haar zin weer eens gedaan heb en kerststallen maak.

Terwijl Natasja met de buurvrouwen praatte over de luiermand, praatte Zatopek tegen zijn beeldjes, zo van: 'Kom koning Kist, dan zal ik je eens fijn opdoffen'. Want Zatopek was een simpel man, hij wist niet dat de koningen Kaspar, Melchior en Balthasar heetten. Hij wist ook niet dat

 

de beeldjes die hij maakte hem heel goed konden horen, want kerstgroepen leven echt als je niet kijkt. Daarom praatte Zatopek vrijmoedig tegen koningen en herders, en vooral tegen Sint Jozef, want dat is de patroon van alle werklieden. Zo zei Zatopek: 'Ja Sint Jozef, dat timmeren van u was zo gek nog niet. En dan timmer ik alleen nog maar kerststallen. Met pottenbakken verdiende ik het zout in de pap nog niet, maar nu gaat het als een fluitje'. Sint Jozef mompelde: 'Zatopek, maak liever de ezel wat steviger, want als we straks op zo'n mager beestje naar Egypte moeten vluchten zakt het beest al voor Hebron door zijn poten'. Maar dat hoorde Zatopek niet, en hij zag ook niet hoe achter zijn rug een hele plank vol herders in de lach schoot.

Zatopek zat over heel andere dingen na te denken dan ezels. Hij dacht: als de zaken zo goed blijven gaan moest ik het huis maar weer eens gaan opbouwen. Want als er eens een kindje komt is er in het werkhok geen plaats voor een wieg, en al helemaal niet voor al het geloop dat de kraamvisite met zich meebrengt. Maar Zatopek begreep wel dat er voor een huis veel meer geld nodig is dan wat hij nu verdiend had met de kerststallen, en daarom zette hij een grote advertentie in de krant:

 

Attentie H.H. Boeren!

Grote voorraad schapen in alle maten en prijzen
Speciaal voor de kerst. Komt en overtuigt u.

 

En de boeren die wel zin hadden in vet slachtvee kwamen uit heel de omtrek toegestroomd. Eerst waren ze kwaad als ze zagen dat Zatopek alleen maar schapen van gips had, maar er stond tenslotte geen verkeerd woord bij in de krant. Ze zagen de kerststallen en omdat de mensen niet graag tevergeefs van ver komen, bestelden ze bijna allemaal een kerststal met beeldjes bij Zatopek.

Nu moest Zatopek heel hard werken om alles nog voor Kerstmis klaar te krijgen, en ook het huisje werd weer opgebouwd, veel mooier dan het eerst geweest was.

Natasja was blij toen alles klaar was, en ze zetten het bed, de tafel met de stoelen en de kist met winterkleren in de nieuwe woonkamer, en er was nog plaats genoeg over. Toen dacht Natasja: Laat nu het kindje maar komen, het huis is groot genoeg. Maar Zatopek dacht: het huis is te groot voor ons tweeën, nu moest er maar een kindje komen. Hij wist zeker dat Natasja het ook fijn zou vinden, want hij had wel gezien dat ze stiekem een mooie wieg gekocht had, en dat ze allerlei kleine dingetjes zat te breien. Als hij dan vroeg: ‘wat brei je toch Natasja', zei ze: 'Wat zou ik anders breien dan sokken voor jou. Jij slijt meer sokken dan het hele dorp bij elkaar'. Maar al was Zatopek dan wat simpel, ze maakten hem niet wijs dat hij licht blauwe sokjes zou moeten dragen met een bolletje hier en een strikje daar.

Nadat hij er lang over had nagedacht hoe hij aan een kindje zou moeten komen had hij het gevonden. Hij zou overal de bestelde kerststallen gaan brengen met de beeldjes er bij, alleen de vredesengel zou hij achterhouden. Dan zou hij tegen Onze Lieve Heer zeggen: 'Onze Lieve Heer, ik heb voor het hele dorp kerststallen gemaakt en er is ook een engel bij met Vrede op Aarde op een lint. Maar ik lever de vredesengelen niet af als U mij geen kindje bezorgt. U zult toch niet willen dat de mensen Kerstmis moeten vieren zonder engel en zonder Vrede op Aarde'.

 

Zo gezegd zo gedaan. En alle mensen vroegen: 'hoe zit dat, is er geen vredesengel bij?' Dan lachte Zatopek geheimzinnig en antwoordde: 'Je weet toch wel dat de engel met Vrede op Aarde pas in de kerstnacht komt?'

'Da's waar', zeiden de mensen, en Zatopek trok weer verder met zijn stalletjes. En overal gaf hij hetzelfde antwoord op dezelfde vraag.

Nu zult ge zeggen: dat was slecht van Zatopek om aan Onze Lieve Heer een ultimatum te stellen. Toch niet, want er was iets, dat Onze Lieve Heer en de mensen niet mochten weten. Alleen de bakker wist er meer van, maar die hield er zijn mond over.

Toen het kerstavond geworden was gingen de mensen van Gromoelkja naar de nachtmis en ze namen hun goede gaven mee voor het kerstkindje. De een had een zak meel om brood van te bakken, een ander een vet schaap of een geit, en zo hadden ze allemaal wat.

Natasja was thuisgebleven, want de dokter had gezegd dat ze maar eens een week in bed moest blijven. De buurvrouwen pasten op haar, maar Zatopek was ook thuis gebleven want hij was er toch niet helemaal gerust op.

 

Intussen zaten de mensen in de kerk naar de pope te luisteren. De pope zei: 'mensen van Gromoelkja, ik heb gehoord dat jullie allemaal een kerststal gekocht hebben bij Zatopek, en dat er geen vredesengel bij was. Maar veel belangrijker dan een vredesengel is de vrede in jullie harten, en die is ver te zoeken. Er kan pas vrede zijn als je goed bent voor alle mensen. Toen het huis van Zatopek afbrandde heeft niemand van jullie een vinger uitgestoken om die mensen te helpen. Dat was heel slecht. Daarom moeten jullie voor je het kerstfeest thuis gaat vieren, allemaal je goede gaven naar Zatopek en Natasja brengen, en ook daarna moet je vriendelijk voor hen blijven en voor alle mensen. Dan zal er pas vrede zijn op aarde, amen'.

Terwijl de pope zo preekte zat Zatopek in zijn werkhok, want de buurvrouwen hadden gezegd dat Natasja moest slapen, en dat ze wel zouden roepen als ze hem nodig hadden. En toen gebeurde er opeens van alles tegelijk. Er kwam iemand naar binnen stuiven en die riep: 'kom gauw kijken Zatopek, want er is een kindje gekomen', en de kerkklokken begonnen te luiden, en alle mensen van Gromoelkja kwamen naar het kindje van Zatopek en Natasja kijken. 'Nu hebben we een echt kerstkindje', zeiden ze, en het huis was te klein om alle goede gaven neer te leggen.

Toen de mensen thuis kwamen zeiden ze: 'nu hebben we nog vergeten om aan Zatopek de vredesengel te vragen! Maar dan zal hij ze morgen wel rondbrengen, laten we maar gaan eten'. De mensen staken de kaarsjes aan bij de kerststal en er was vrede in hun hart. Ze hadden er echt honger van gekregen en ze waren ook ongeduldig, omdat de bakker overal een grote krentemik had gebracht met de complimenten van Zatopek, en alsdat ze bedankt waren voor de gegunde klandizie. De moeders maakten gauw een kruisje over het brood en ze zetten het mes er in, toch een beetje spijtig dat ze nu kerstfeest zouden moeten vieren zonder vredesengel.

Groot was de verbazing toen er na een paar sneeën overal het engeltje uit het brood te voorschijn kwam met Vrede op Aarde op een lint!

 

 

'Die Zatopek toch', zeiden de mensen, en ze waren blij en gelukkig, want op de vredesengel hadden ze tenslotte al lang zitten wachten.

Zo ziet ge maar weer dat Onze Lieve Heer het goed voor heeft met de mensen, en dat de simpelen nog zo simpel niet zijn.