Marie Koenen
Afkomstig uit: Jaarboek van de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1960-1961, pag.
106-114.
MARIE KOENEN
('s-Hertogenbosch, 19 januari 1879
-- Maastricht, 11 juli 1959)
Op de elfde juli 1959, de zonnige
zomerdag die Maastricht in gloed zette, mede door het feestelijk
bezoek van koning Boudewijn, gast van koningin Juliana en prins
Bernhard, overleed in het ziekenhuis Sint Annadal aldaar de
kunstenares Marie Koenen.

Foto: Han van Meegeren
In Den Bosch was zij op 19 januari
1879 geboren als oudste dochter van de Geldersman M. J. Koenen, de
samensteller van het thans overbekende Verklarend Handwoordenboek der
Nederlandse Taal. Haar moeder stamde uit de artistieke familie
Bogaerts, Brabants in hart en nieren. Beiden rusten op de dodenakker
van Wolder-Maastricht, waar het stoffelijk overschot van Marie Koenen
werd bijgezet. Aan het graf sprak Jozef Droogmans, voorzitter van de
Vereniging van Limburgse Schrijvers en lid onzer Maatschappij, terwijl
prof. dr. Gerard Brom op gevoelige wijze een gedicht van de
schrijfster voordroeg. Ruim een halve eeuw vriendschappelijke
betrekkingen met Marie Koenen gaven hem alleszins recht tot spreken in
die afscheidsstonde, mede wijl hij haar promotor was geweest aan de
Universiteit te Nijmegen, toen zij het eredoctoraat ontving.
I
In de zomer van 1880 verhuist het
gezin Koenen-Bogaerts naar Maastricht, waar de taalbeoefenaar M. J.
Koenen een betrekking aan de Rijksnormaalschool aanvaardt.
Marie K., in de wandeling Mies
genaamd, bezoekt in de negentiger jaren dit opleidingsinstituut, en
krijgt o.m. les van haar vader. Voor eens en voor goed zal dit
onderwijs een stempel en keur zetten op de beheersing en stilering van
haar moedertaal.
II
Had de kroning van de jonge
Wilhelmina tot vorstin in 1898 het ontluikend talent van M.K. een
ongezochte aanleiding gegeven tot het dichten van een cantate, op het
Vrijthof van Maastricht uitgevoerd door enkele duizenden kinderen
(o.m. de latere poëet Pierre Kemp), Marie Koenen zou pas echt in een
letterkundig midden worden opgenomen, nadat ze gehoor had gegeven aan
het minzaam verzoek van Maria Viola, te publiceren in het toen juist
opgerichte tijdschrift "Van Onzen Tijd".
Achtereenvolgens verschijnen onder
eigen naam (in tegenstelling tot de bijdragen in de Katholieke
Illustratie, waarin ze van een schuilnaam gebruik had gemaakt):
Stadshoekje, De Levensavond, De Toren van Neekum, De Klok van
Meldaert, Het Hofke, Sint Marcoensberg, De hoovaardige Herdersknaap,
Klein -- Meisje, Bruidje, De dorre Rank, e.a.
III
Als de familie Koenen van de
Brusselsestraat verhuisd is naar de Sint-Hubertuslaan, waar een ruime
woning met prachtig uitzicht op de Kommen, Jekerdal en stadswallen
inspiratie schonk, sluit zij vriendschap met 'n buurman, de jonge
doctor Jozef Endepols. Aan hem leest M.K. haar bewerking van Veldekes
berijmde Sint Servatiuslegende voor, welk gebaar door de neerlandicus
beantwoord wordt door op hoofse wijze een inleiding te schrijven voor
het boekje, dat in 1912 bij Paul Brand te Bussum van de pers komt.
IV
Drie en veertig jaar nadien (oude
liefde roest niet) bewerkt zij "Henric van Veldeken's Sint
Servaas Legende" nogmaals en laat aan deze editie een
historische beschouwing voorafgaan (VII-XXXI). Hoezeer de
Servatiuslegende haar bleef boeien, kan blijken uit haar inleiding
voor onze bewerking naar een tekst uit de XVe eeuw, die in 1948 't
licht zag (blz. 5-12).
Veldeke heeft in haar oog --
terecht -- cultuurhistorische waarde, waarvan zij getuigt in het
maandblad ROEPING (1923) door een geromantiseerd verhaal over onze
Mosaanse dichter, die zij omwille van liefdesperikelen -- de
geboortegrond laat ontvlieden, oostwaarts, naar het Kleefse en het
Thuringer woud.
In 1939 schrijft ze over
"Heynrick van Veldeken" een artikel van 12 bladzijden in
"Dietsland -- Suid -- Afrika", waarbij ze de dichterfiguur
plaatst tegen een brede historische achtergrond -- maar tegelijk zijn
werk beschouwt door een Groot-Nederlandse bril.
V
Nadat gedichten en verhalen de
toets der kritiek van de redactieleden Jan Kalf, C. R. de Klerk,
Albertine Steenhoff-Smulders en Maria Viola doorstaan hadden, waagde
Marie Koenen zich aan de bundeling van haar eerste garven.
"De Witte Burcht"
dat de lezers plaatst in de sprookjesatmosfeer van het Zuidlimburgs
landschap -- was haar eerste bundel, zo genoemd naar het eerste der
zeven verhalen.
Als tweede gaf zij in 't licht de
geschiedenis van twee boerenfamilies in een dorpje niet ver van de
Geul. "Het Hofke", een drie eeuwen oud boerderijtje,
vormt het middelpunt van het soms sentimenteel en vroom verhaal.
Na onderscheidene kritieken, zowel
van geloofsgenoten als andersdenkenden durfde M.K. een aantal verzen
bundelen: De Wegen -- genoemd naar het openingsvers, dat
voordien verschenen was in Van Onzen Tijd, 9de jg., blz. 452.
In "De Beiaard"
publiceert zij haar eerste roman "De Moeder" 1),
waarin zij aldoor voor ogen heeft gehad of het levend portret van de
eigen moeder, die in 1910 was heengegaan naar betere gewesten, of een
edele vrouwe in het land van Wijlre, waar het verhaal grotendeels
speelt.
Hetzelfde maandschrift verleende
gastvrijheid aan het neo-romantisch ridderverhaal "Parcival"
2), dat een kleurige, Keltische wereld wakker riep.
Dichter bij huis bleef zij -- en
dit op aandringen van Gerard Brom -- toen zij de Veluwe verkende en in
de annalen van de Gouden Eeuw dook. Als vrucht brachten studie,
aanschouwing en Kunstenaarsschap voort "De wilde Jager"
3), dat sommigen zo graag een pendant van "Het Huis
Lauernesse" noemen, of een late nabloeier van de ContraReformatie.
Johan de Meester Sr. schonk er
ruimschoots aandacht aan in de Nieuwe Rotterdammer en prees het
naderhand verschenen boek hoffelijk en hartelijk.
Toen "De Andere" 4)
in de Beiaard was afgedrukt, nam de Wereldbibliotheek het op in zijn
reeks, waarbij het vlot verkoopbaar en 'n vaak herdrukte editie bleek.
VI
De geschiedenis van het
Merovingisch tijdperk trok M.K. zo, dat zij, na zeer ernstige
voorbereiding in archieven, bibliotheken èn in haar landhuis op een
Geul-Maasheuvel 5), drie delen aan "Het
Koninkje" wijdde. Aan de ene zijde zien we Siegbert en zijn
getrouwen, aan de vijandige kant de demonische Grimoald mitsgaders
zijn trawanten -- maar aan het slot de overwinning van de hoop.
Men zou het een voortzetting van
deze historie kunnen noemen, het boek dat M.K. "Stormenland"
gedoopt heeft, Friezen tegen Franken, dienaars van Wodan contra
volgelingen van Christus, met als eindvictorie de vrede in God, dank
zij de evangelieverkondiger uit het Angelsaksische, bisschop
Willebrord.
VII
Herhaaldelijk verlaat M.K. de
vaderlandse bodem, om elders stof te verzamelen. Meer dan eens
vertoeft ze in Bretagne, waar zij met haar Bretonse verhalen
aan de uitgeverij Van Munster in Amsterdam een z.g. geelrug bezorgt.
Een verblijf in Zuid-Tirol schenkt
het aanzijn aan Koning Laurin. In Umbrië vindt zij het klimaat van
Sint Frans van Assisi. De melodieuze zang van Mistral, laatste en
fijnzinnigste van de troubadours in de Provence, beluistert zij met
aandacht en bewondering.
Noord-Italië werkt eveneens
bevruchtend op haar verbeelding. Tijdens een verblijf in de Casa
Sancta Birgida in Paradiso e Ticino, schrijft zij op minzaam verzoek
van de gastvrouw een biografie over Birgitta van Zweden.
De aanzet tot de Limburgse roman "Het
nieuwe begin" ontstond in de "blauw-omnevelde"
Vogezen, op Mont Sainte Odile, terwijl Lugano haar rust schonk voor de
arbeid aan "De Korrel in de Voor".
Als vervolg op deze
negentiende-eeuwse geschiedenis van een Zuidlimburgs boerengeslacht,
kwam "Wassend Graan", dat aan 't eind een vervulling
brengt van een vijfentwintigjarige liefde en trouw van een toegewijde
knecht, Nelis Broens.
Eer de bezetter door
cultuurdwangmaatregelen de letterkundige vrijheid aan banden legde,
gaf "Het Spectrum" in Utrecht "De Korrel in de
Voor" uit.
In 1942, Marie Koenen woonde toen
al drie jaar in het prachtig natuurschoon van de z.g.
Heilig-Land-Stichting bij Nijmegen, legde zij de laatste hand aan het
reeds genoemde vervolg "Wassend Graan". Pas na de
oorlog kon dit boek als eerste deel van de verzamelde werken 6)
van Marie Koenen de vrije drukpers verlaten.
De enige Maastrichtenaar die tot
de eer der altaren werd verheven, is sint Lambertus, voorlaatste
bisschop op de zetel van Maastricht, en vermoord te Luik in september
705.
Marie Koenen heeft deze
geloofsverkondiger zowel uit de bronnen als uit de fantasie beschreven
onder de bijbelse titel "Leg aan de Wapenrusting Gods" 7).
VIII
Heimwee voert haar terug naar
Zuid-Limburg. Eerst woont ze in Meerssen in een tehuis, naderhand op
"Vroenhof" te Houthem-Sint Gerlach (Valkenburg), waar ze
vaardig en vruchtbaar schrijven blijft tot het einde van haar
levensdagen.
In aantrekkelijke en handzame vorm
gaf Joh. Roosenboom tijdens en na haar leven verschillende bundels van
Marie Koenen uit.
Verhalen en gedichten werden
samengebracht in een Kerstboek, waardoor een zeventiental
verzen en korte vertellingen uit ontoegankelijk geworden periodieken
opnieuw een lezerskring vonden. "De Redder" geeft een
breedvoerig levensbericht, gedeeltelijk steunend op 't Oud-Testament,
en wel van Mozes, de leider van de Israëlieten, tijdens en na de
exodus uit Egypte.
Mosaans van inhoud is de
verzameling "Uit Limburgs Legende en Historie", die
teruggrijpt naar de tijd van Harlindis en Relindis in de achtste eeuw,
de slag bij de Geul en Dyle door de Noormannen, en fantaseert over de
lotgevallen van Henric van Veldeke.
In gelijkaardige trant zijn
geschreven de "Egmond-verhalen", o.a. over sint
Adelbert en 'n zevental andere vertellingen.
In de vierde druk van Parcival
werd opnieuw gestalte gegeven aan de romantische symboliek, geweven
rondom de roemruchte ridder en zijn speurtochten naar de Graal, de
kelk van 't Laatste Avondmaal.
Naar het oordeel van Anton van
Duinkerken is Veldeken's Sint Servaaslegende (1955) "opnieuw en
prachtig bewerkt", met dienverstande, dat de mirakelen na
Servatius' dood slechts in luttele tientallen versregels zijn
samengevat.
Gedichten, legenden e.a. zijn
bijeengebracht onder het opschrift "In dit teken". Ze
zijn gewijd aan 't Christi Kruis en behandelen o.m. Ahasverus,
Pilatus, Constantijn de Grote, Helena, de vindster van het
Golgothakruis, de heilige Lijkwade van Jezus e.a.
Met verzen en verhalen ter ere van
Maria is bedoeld "de Stralende Kroon'" die o.m.
behelst 'n viertal middeleeuwse exempelen en Oude duitse Marialiedjes.
Aan het eind van haar rijke, rijpe
arbeid heeft Marie Koenen twee historische verhalen geschreven: "Bloesem
van Bourgondië", waarin de kinderjaren van de hertogin Maria
het centrale gedeelte uitmaken. In "Maria de Rijke"
schildert M.K. de levensloop van een jonge vorstin, die op haar 25e
jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. Menig lezer zal
hierin missen het prachtig gedicht dat door een tijdgenoot na 27 maart
1482 op ontroerende wijze is geschreven, en, welke elegie naar het
hogelijk waarderend oordeel van Anton van Duinkerken, "nooit
overtroffen" werd.
Vrij kort voor haar heengaan
kwamen tachtig gedichten van de pers, die een panorama bedoelden te
zijn van "De Levensweg" door Marie Koenen in tachtig jaar op
dit ondermaanse afgelegd. Het slotvers is een belijdenis en geloof in
't hiernamaals. 't Is gedicht naar een oud Bretons volkslied (ar
Baradoz) en legt getuigenis af van het rotsvast vertrouwen, dat zij
zelf stelt in Jezus' goedheid als "Hart van 't Paradijs".
IX
Als merkwaardigheid zij hier
vermeld, dat "Sproken en Legenden" vertaald zijn in
't Esperanto: "La Sun Krono" (Fabeloj kaj legendoj) "el
la nederlanda tradukis" P. Ch. M. van de Vijver -- Eindhoven
1937. In 1939 werd door M. L. Capitaine-Lhoest "Contes
limbourgeois" in 't Frans vertaald en uitgegeven te Luik.
Zelf vertaalde zij een viertal
werkjes uit 't Frans, resp. van Eugène Demolder, Joseph Conrardy, M.
M. Philippon, O.P. en H. D. Noble, O.P. Te Brussel kwam een
bloemlezing uit de werken van Marie Koenen uit, ingeleid en met
aantekeningen voorzien door J. Heyman (1941, 1945).
De eerste uitvoerige studie over
de persoon van M. K. en haar arbeid schreef prof. dr. Jules Persijn:
"Albertine Steenhoff-Smulders en Marie Koenen" (uitg.
Davidsfonds, Leuven, 1931, blz. 103-183), waaruit naast kritiek veel
en hoogstaande waardering spreekt.
In de 26e jaargang van ROEPING,
nr.1, januari 1949, liet de redaktie naast Marie Koenen liefst zestien
bewonderaars over de gevierde schrijfster aan het woord, nl. André
Munnichs, Antoon Coolen, André Demedts, Anton van Duinkerken, dr. H.
J. E. Endepols, Emile Erens, Paul Haimon, Mathias Kemp, Pierre Kemp,
Irma Meyer, Herman Moerkerk, M. Molenaar, Jef Notermans, Frans van
Oldenburg Ermke, Bernard Verhoeven en een recensie van Maria Viola
(uit 1912) over "De Witte Burcht". Tien jaar nadien
huldigden wij de schrijfster "Doctor Maria Koenen, Tachtig
Jaar" in het maandblad BAND (Leopoldstad, Kongo), blz. 139-148.
Het wachten is thans op 't
proefschrift van drs. H. van Bommel, dat heel het letterkundig werk
van Marie Koenen, haar tijd en het klimaat, waarin zij als kind en
volwassene geademd heeft, zal ontleden.
JEF NOTERMANS
LIJST VAN GESCHRIFTEN
1912 |
De Witte Burcht -- zeven
verhalen.
|
-- |
Het Hofke en Dolfs Zonde.
|
-- |
Hendrik van Veldeke's Sint
Servatiuslegende.
|
1913 |
Van Wenschen en Wonderen
|
-- |
Het Hofke (2de dr.).
|
1916 |
Sproken en Legenden
|
-- |
De Toren van Neekum
|
-- |
De Wegen (gedichten)
|
1917 |
De Moeder
|
1918 |
De Wilde Jager
|
1919 |
De Andere
|
1920 |
Agab's Hooglied
|
-- |
Parcival
|
1918-21 |
Het Koninkje
|
1921 |
(?) Leven van Jeanne d'Arc
|
1922 |
Melania de Jongere
|
-- |
Limburgsche Verhalen
|
1923 |
Verzen
|
1924 |
(?) Rorate Coeli -- Ad te
levavi animam meam -- Advent koren
|
1925 |
(?) In hoc signo vinces --
Kruishulde
|
1926 |
(?) Het Godsoordeel -- Verhaal
uit de laatste dagen van S. Bonifatius
|
1927 |
(?) Sint Geertes Minne --
Mysteriespel in vijf bedrijven
|
1928 |
(?) Quid vidisti in via?
Paaschkoor
|
-- |
Wat was en werd -- Verhalen uit
Limburgs Legende en Historie.
|
-- |
Sint Bonifacius
|
1929 |
De Herdersknaap
|
1930 |
Stormenland
|
-- |
Parcival -- Mysteriespel in
zeven taferelen met voorspel en reien
|
1931 |
Quem Mittam? -- Uit het
levensverhaal van Petrus Canisius Noviomagus
|
1932 |
Xerion -- De Steen der Wijzen
|
-- |
(?) Het Wonderenboek -- Zeven
Verhalen
|
1933 |
Vrouwe Armoede -- Uit het leven
van Sint Elisabeth van Thuringen
|
1934 |
Het nieuwe Begin
|
-- |
(?) Vier rhytmische Koren
|
-- |
De Sterrenzoon -- Spel in zes
taferelen met reien voor jonge kinderen
|
-- |
Egmond-verhalen
|
1936 |
Twaalf vertellingen
|
1941 |
De Korrel in de Voor
|
1946 |
Leg aan de Wapenrusting Gods --
Het Leven van Sint Lambertus Bisschop van Maastricht
|
1948 |
De Korrel in de Voor -- Wassend
Graan
|
-- |
Over de Wansterre
|
-- |
De Moeder -- De Andere
|
1918 |
Eugène Demolder, Vertelsels
van Yperdamme, vertaald door Marie Koenen
|
1935 |
R. P. Henri -- Dominique Noble
O.P., De bekering van Ernest Psichari, kleinzoon van Renan. --
Geautoriseerde vertaling uit het Fransch met inleiding door
Marie Koenen
|
1936 |
Joseph Conrardy, Astrid,
Koningin der Belgen. -- Ned. bewerking door Marie Koenen.
|
1949 |
M. M. Philippon. O.P., God in
ons. Levensloop en Levensleer van Soeur Elisabeth de la Trinité
-- Carmelites te Dijon (1880-1956). -- Verkorte bewerking naar
het Frans door Marie Koenen
|
1950 |
Ratnamma -- Een ware
gebeurtenis uit de Missie van India der Zusters van het
Gezelschap van Jezus, Maria, Jozef.
|
|
Limburgse Novellen -- De Toren
van Neekum -- Sint Marcoensberg -- Het Hofke -- Het nieuwe Begin
|
1950 |
Limburgse Verhalen
|
1951 |
Stormenland en historische
verhalen
|
1952 |
De Wilde Jager en historische
verhalen
|
1953 |
Uit Limburgs Legende en
Historie
|
1954 |
De Redder (herdruk)
|
1955 |
Henric van Veldeke's Sint
Servaas Legende
|
-- |
Bloesem van Bourgondië -- De
kinderjaren van een Vorstenkind
|
1956 |
Parcival (4e druk)
|
1957 |
De stralende Kroon
|
1958 |
In dit Teken
|
1959 |
Maria de Rijke
|
-- |
De Levensweg -- Tachtig
gedichten
|
1961 |
Trouw zal blijken -- Roman uit
de Franse Revolutie
|
NOTEN
1) "Die Mutter". Roman aus
dem Niederländischen übersetzt von Th. Metzler-Steyl (Limburg), z.j.
2) "Parzival" Aus dem Holländischen übersetzt von Hans
Almeroth -- Paderborn 1930.
3) "Der wilde Jäger" -- Aus dem Holländischen übersetzt
von Hans Almeroth -- Paderborn 1929.
4) "Die Andere" -- Aus dem Holländischen übersetzt von
Hans Almeroth -- Paderborn 1931.
5) Hier heeft ze enkele jaren doorgebracht met haar echtgenoot dr.
Felix Rutten, thans te Rome.
6) Helaas hebben slechts zeven delen aftrek gevonden, zodat de andere
bundels nog op een uitgever wachten. Ten dele is er voor in de plaats
gekomen een aantal boeken op bescheiden voet geëditeerd door Joh.
Roosenboom te Heerlen.
7) Ten onrechte laat ze Lambertus pas in 709 als slachtoffer van de
bloedwraak vallen. Historici als Leo Van der Essen, Ed de Moreau e.a.
brengen overtuigende argumenten aan voor 't jaartal 705.
Haar leven van St. Lambertus
verscheen te Amsterdam-Brussel in 1946. Het literatuurlijstje op blz.
174 is niet vrij van slordigheden en andere onvolkomenheden.
|