INHOUD DALDEROP MILITAIRE DIENST
INHOUD DALDEROP
HOME
TEKSTEN

AUTEURS

BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL


Print Pagina Nu

 

IV - MILITAIRE DIENST - 2
Elke dinsdag een nieuw hoofdstuk

2. Confrontaties.

 

Hoewel er zeker in die eerste periode nogal wat wachttijd voorkwam, waren de drie maanden "primary training" toch een periode die vlug voorbijging.

Je voelde je wel in snel tempo veranderen, in allerlei opzichten. Het vele wachten betekende immers ook uitgebreide praattijd, en er viel achteraf ontzettend veel te verkennen, aan allerlei onverwachte anders-heid bij de jongens rondom je.

Het was vaak alsof je de schellen van je ogen vielen, door al die heel andere gezichtshoeken, waar je soms nooit serieus bij stilgestaan had.

 

Het eerst vielen de verschillen in het oog tussen katholieken en "andersdenkenden", - doorgaans werden die door "de dienst" formeel allemaal beschouwd als "protestanten". Natuurlijk kwam dat ook vooral doordat 'levensbeschouwing' een verschil was waarnaar meteen officieel werd gevraagd en dat ook direct operationeel werd gemaakt : je werd ter kennismaking óf naar de aalmoezenier óf naar de dominee gestuurd. Een humanistische raadsman was er nog niet toen, tenminste niet in Amersfoort. En Joodse jongens ben ik vrijwel helemaal niet tegengekomen toen.

Tegelijk werd toch ook al tolerantie ingeoefend, doordat de beide "militaire tehuizen", -het KMT en het PMT - vrijelijk toegankelijk waren ook voor de andere partij - de kerkdiensten ook trouwens.

Van zuilen-isolationisme was onder deze jeugdige nederlanders weinig te merken. Integendeel was er juist vaak veel belangstellng voor wat die ánderen eigenlijk dachten of geloofden.

 

In de discussies werd aanvankelijk van beide zijden verkend wat er nu eigenlijk klópte van wat we altijd over de "tegenpartij" gehoord hadden, én hoe zwaar daar door de insiders-zelf blijkbaar aan getild werd. Doorgaans bleken die verschillen dan in het gewone daglicht vaak nogal academisch te zijn : bij mijn gespreks-partners kwam ik nergens fanaten tegen, de tegenstellingen waren veel minder heftig dan bijvoorbeeld die tussen voetbal-supporters van verschillende clubs.

Het was zelfs wel verfrissend om die diverse levensbeschouwelijke accenten eens van dichtbij te horen uiteenzetten. Het Leger des Heils bijvoorbeeld ( dat ik nauwelijks kende) klonk heel sympathiek, en dat gold ook voor allerlei belevingsdetails bij andere kerken of groeperingen, zoals bijvoorbeeld de gelden en moeiten die men bij protestanten bleek over te hebben voor Zending en diaconaat.

 

Als veel gróter ervoeren wij zuidelijke katholieken de verschillen in seksuele moraal. Het was een beetje onthutsend om van allerlei toch heel gewone jongens de verhalen te horen over hun "ervaring" en wat daarvan in hun streek of dorp blijkbaar gewóon was, terwijl ze "bij ons" als levensgrote zondaars zouden gelden. Van de psychische verwording, die volgens onze kerkelijke zegslieden allang onvermijdelijk hun deel geworden had moeten zijn, viel bijzonder weinig te bespeuren. Velen van hen waren heel klaarblijkelijk heel hartelijk, eerlijk en sociaal, en je voelde je heimelijk een beetje zélf aan de benepen en zurige kant staan om wat je allemaal a priori over hen geloofd of geoordeeld had.

 

Zelfs de gewetensproblemen waarvan sommigen je openhartig deelgenoot maakten maakten je soms bijna beschaamd. Een chauffeur bijvoorbeeld, die "iedere keer als hij met een meisje ( niet eens "zijn meisje" nota bene) naar bed ging, zich kwalijk nam dat hijzelf het zó lekker vond dat hi,j, iedere keer weer, zich pas achteráf afvroeg of zij dat ook gevonden had, - en dat vond hij eigenlijk niet in de haak van zichzelf."

Onze eigen morele vraagpunten uit die tijd lagen nog een hééel eind daarvandaan, en dat was wel verwarrend. Over willekeurig welke seks-onderwerpen dan ook, had je als katholieke jongen trouwens destijds al moeite met er gewoon over te práten, of te horen praten, - zelfs met 'ordentelijk gehuwden', de enigen die er in onze gedachtengang ervaring in móchten hebben. De alledaagse opvattingen van de gewone jongens rondom ons waren voor velen van ons werkelijk nieuwe gezichtspunten, die ons al snel uit onze traditionele denkpatronen weekten.

 

Wat bij ons misschien nog het meest verontrustend verschilde met wat ik wat láter van die ´ andersdenkende ´jongens hoorde was : dat het bij de meesten van óns, katholieken, op de keper beschouwd vaak bijna helemaal ontbrak aan maatschappelijke belangstelling, buiten de individuele sociale en morele plichten dan, terwijl dat voor hen een veel levender probleemgebied was.

De weinigen die zich socialist noemden (of iets wat daar in onze ogen op leek) zetten óns aan het denken door de breedheid van hun blikveld, waar wijzelf, buiten de traditionele partijpolitieke of moraaltheologische aspecten, vaak nauwelijks serieus bij stilgestaan hadden. Zij hadden klaarblijkelijk iets als een sociaal ideaal,- en wij waren geneigd om dat dan misschien wel heidens maar wél duidelijk respectabel te vinden. En tot op zekere hoogte was dat voor onszelf ook beslist confronterend.

 

Het meest voelbaar was de eigen godsdienst geloof ik nog als een soort "clublidmaatschap".

In de Militaire Tehuizen werd dat ook gecultiveerd, en met enig succes. Het katholieke KMT en het protestanste PMT waren een soort café-met-kerkelijke-goedkeuring en dus alcoholvrij. Alleen tijdens kerkdienst-tijd veranderden ze beide in een kapel, compleet met harmonium.

 

Je merkte ook dat je tijdens zo'n dienst met je eigen "club" onwillekeurig probeerde een opstelling te vinden die het midden hield tussen je eigen individuele godsdienstige "stemming", en die van het veronderstelde gemiddelde van de groep rondom je. Een groot deel van hen kende je weliswaar nauwelijks, maar toch meende je dat heel behoorlijk aan te kunnen voelen. Het leek een kwestie van solidariteit en correctheid ook tegenover God om je daar, en dus ook tegenover Hem, niet al te afzonderlijk te poneren.

 

In de vrije tijd, vooral in de avonden, had het KMT duidelijk huiselijke trekken. Behalve de limonades en de koffie met de onvermijdelijke gevulde koeken was er ook karnemelk, en - wat ik toen van thuis nog helemaal niet kende - yoghurt-met-limonadesiroop, iets wat me zeer intrigeerde maar waarnaar ik pas na enkele weken durfde te vragen. Het toch voor de handliggende "gewoon eens proberen" wás zo gewoon niet als het misschien lijkt . Want ons zakgeld bestond de eerste weken uit maar drie kwartjes per dag, en daarvan moest je ook je rookartikelen nog betalen - shag en vloeitjes doorgaans, maar vrijwel iedereen rookte wel, en shag kostte fl.1.10, en vloeitjes 8 cent. Koffie een duppie, koeken tussen de vijf en de twintig cent, en yoghurt wel een kwartje.

19-jarigen-van-nu zouden ons daar wel onbegrijpelijk kinderlijk en naïef gevonden hebben, als ze ons hadden bezig gezien en gehoord.

 

Naar huis mocht je maar eens in de drie weken, maar als militair mocht je dan wèl gratis reizen, op vertoon van je "verlof-pas". De andere weekends had je "vrij binnen de stad", dat wil zeggen dat je 's avonds weer binnen de kazerne moest zijn, tenzij je "avondpermissie" had aangevraagd. Je weekendverlofpas betekende "nachtpermissie".

 

Naar huis reizen in de twee weekends zónder "vrij vervoer" betekende voor duizenden jongens in het weekend : liften. Langs alle hoofdwegen kon je ze dan zien staan.

Hoewel: voor verafwonenden was de afstand, met de autosnelheden en de wegentoestanden van toen, al gauw te ver. Bij veel grote en kleine steden voerden de interlokale wegen toen nog dóor de stad heen bijvoorbeeld, en dat schoot niet op.

De kazernes waren dus in de weekends bepaald niet leeg zoals je zou kunnen denken. Reizen was voor velen gewoon te moeilijk of te duur. En omdat dat voor buiten eten, bioscoopbezoek, liefhebberijen of sportwedesrijden kijken evengoed gold, waren weekends zo maar moeizame perioden.

 

De zelfde prijzen ongeveer als bij het KMT en het PMT golden in de kazernekantine.

Wat duurder was het bij de (particuliere) veld-winkelwagen die tijdens veldoefeningen altijd in de buurt was, en die met een oude term door militaire officials altijd "de zoetelaar" genoemd werd.

Toch was in de pauzetijden tijdens veldoefeningen de klandizie altijd even gretig als tegenwoordig in dergelijke situaties het geval zou zijn. Alleen waren de bestedingen een stuk bescheidener.

 

Een vergelijking met tegenwoordig zou echter op heel wat punten heel wat méer verschillend uitvallen.

Alleen al de volkomen afwezigheid van muziek, van meisjes of vrouwen, van directe contactmogelijkheden als telefoon, SMS of e-mail, en van televisie of computers zou voor mensen van nu een heel onwezenlijke indruk maken.

Uiteraard hadden wijzelf dat gemis zelf niet zo in de gaten, en de eenvoud van dat leven had trouwens ook wel zijn voordelen. Stress of haast waren vrijwel onbekende begrippen in die omgeving. En plannenmaken was toen iets dat hooguit op langere termijn betekenis had. Ik heb niet eens ooit opgemerkt dat er jongens bij waren die er een agenda op na hielden.

Alleen je rechtspositie was toen wel een stuk zwakker dan tegenwoordig. Ik zal daar in het vervolg nog wel voorbeelden van noemen. Want als je ergens de pineut was, was je het vaak meteen ook flink, en viel er niet veel tegen te doen. Je leerde er hoogstens incasseren door en afzien.

Mooie tijden waren het toen, - maar wel als je het achteraf bekijkt dan.