INHOUD DALDEROP MILITAIRE DIENST
INHOUD DALDEROP
HOME
TEKSTEN

AUTEURS

BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL


Print Pagina Nu

 

IV - MILITAIRE DIENST - 7
Elke dinsdag een nieuw hoofdstuk

7. Legerplaats Oirschot.

 

Na enkele weken verhuisden we met ons allen naar de Legerplaats Oirschot. Daar kwamen uit allerlei trainingsonderdelen groepjes funktionarissen bij elkaar die samen onze eerste "Oorlogsdivisie" zouden gaan vormen. Onder NATO-bevel zou die deel uit gaan maken van de militaire organisatie van het Westers bondgenootschap : en het was daarin dat zij als 3e divisie te boek stond.

 

Het Legerkamp had een geheel ander karakter dan de kazernes. Het was veel uitgestrekter en weidser opgezet, en het was ook veel moderner van inrichting en leefstijl.

Er waren centrale eetzalen en kantines, en de kamers waren niet langer massaal maar voor vier personen ingericht. Je had hier geen strozakken meer maar gewone binnenveringmatrassen, geen kachels maar centrale verwarming, op alle gangen telefoon, en over het hele terrein geluidsinstallaties.

Het aantal appèls was sterk beperkt, en er werd gewoon zakelijk en georganiseerd gewerkt, zonder nodeloze rituelen.

Voor de vrije tijd waren er filmzalen en sportzalen, en je had er een postkantoor en een bibliotheek.

Je vrijheid was veel groter dan op de kazerne, je telde gewoon als persoon mee: het was er best uit te houden.

 

Omdat Sasha's ouderlijk huis daar vlak in de buurt was, in Best, besloten we daar een keer heen te gaan. Het huis lag dan wel vlakbij, maar aan de overkant van een kanaal: het was echter ruim vier kilometer als je gewoon over de brug wilde. Daarom 'leenden' we een roeibootje dat ergens aangemeerd lag, en staken daarin over.

Toen we er eenmaal waren was ik zeer geïmponeerd. Sasha's vader was zoals gezegd Bata-directeur, en het huis hoorde bij de fabriek. Het was een royale villa, met een mooie open haard in de grote kamer, waar ik bij een glas cognac kennismaakte met zijn ouders, zijn zussen en zijn "kleine broertje", Milan.

Vooral zijn vader maakte veel indruk op me omdat hij blijkbaar van alle markten thuis was, een gymnasiale achtergrond en ook een wendbare geest bleek te hebben.

 

Voor het avondeten gingen we eerst uitgebreid "het soldatenvuil afspoelen" op de badkamer, samen zonder gêne in het grote bad.

Het was, daarna, heerlijk om met zo'n groot gezin aan zo'n grote tafel te zitten, en weer later voor het vuur met een glas wijn.

En tot besluit hoefden we niet opnieuw over te varen maar bracht zijn moeder ons met haar kleine Fiatje terug naar de legerplaats. Ik had, toen in 1952, nooit eerder vrouwen zien rijden, dat kwam niet veel voor in die dagen, en ik zag min of meer verrast hoe ze met hoge hakken en met inplaats van een gaspedaal een soort dikke verticale spijker moeiteloos het autootje door de bochten manoeuvreerde.

De legerplaats leek door dit soort omstandigheden nóg weer wat vrijer en comfortabeler.

 

 

Oefening "Holdfast"

 

Zo werd het tijd voor de tocht naar Duitsland, die voor ons in de eerste plaats een monstrueuze colonnerit werd. Hondertallen militaire auto's in allerlei soorten en maten rolden uit alle hoeken van Nederland naar de grens, als een steeds groter wordende "zwaan-kleef-aan".

 

Ongetwijfeld was het lange convooirijden voor de logistieke funktionarissen, de motorrijders en de marechaussee een interessante opgave, maar omdat de "oorlog" voor óns pas in het Duitse gevechtsgebied zou beginnen zaten wij met duizenden als alleen maar dood gewicht in de auto's. Er werd onderweg geen "werk", "strijd" of "luchtaanvallen" gesimuleerd dus het was voor ons voornamelijk een zaak van vele kilometers zitten of liggen - én eten, roken en drinken.

 

Eenmaal de Duitse grens gepasseerd probeerden iedereen in de dorpjes tijdens een plaspauze ergens Schnaps zu bekommen - "Doppelkorn oder Slichte?" -, en na de eerste tien uren (en flessen) vooral te slapen, op de bodem van de trucks, of tussen of bovenop de lading, vlak onder het dekzeil.

En achteruitstarend boven de klep, of vooruit turend door een klein plastic ruitje in het zeil, uur na uur over de kronkelende heuvelwegen in de Eifel, zagen we onze voor- en achterliggers als een zeer lang uitgevallen kindertreintje door het groen golven.

 

De strijd zelf, eenmaal in het gevechtsgebied aangekomen, verliep goeddeels administratief buiten ons om, als een Stratego-spel met vele wit-gearmbande scheidsrechters.

Op de meest onverwachte momenten kwamen die ons meedelen dat we dood of gewond waren of in een mijnenveld zaten.

Verschillende complicaties bleken niet zo duidelijk voorzien. Dat de 'doden' in werkelijkheid natuurlijk gewoon mee-aten bijvoorbeeld, tot de rantsoenen te klein bleken , of dat de 'begravenen' gewoon mee wilden rijden, ook al waren er ettelijke ´kapotgeschoten´wagens uit de roulatie genomen, of dat de 'uitgebrande chauffeurs' van onze tientallen ziekenauto's er niets voor voelden om "hun" auto (waarvoor zij verantwoordelijk bleven) een tijdlang aan een vreemde vervanger over te laten.

Sommige situaties zouden eigenlijk gewoon overgedaan moeten worden, maar omdat tijd en geld dat niet toelieten regende het correctierapportages, die dat allemaal voor ná de oefening ter evaluatie moesten helpen rechtbreien.

 

Zodoende ging de Oefening als oefening vrijwel geheel aan ons voorbij, buiten wat hinderlijke waarnemers een paar keer per dag, en waren we na tien dagen weer gewoon op onze kazernes terug, om onze was te regelen en de post in te halen.