INHOUD DALDEROP 5
INHOUD DALDEROP
HOME
TEKSTEN

AUTEURS

BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print Pagina Nu

5 - JEUGDKAMPEN-PERIODE

5 - Slagroomtoefjes - De Mr. De Jongh-cursusdagen

Slagroomtoefjes

 

De opleiding en de kampdiscipline mochten dan vaak taai of moeilijk zijn voor de jongens, er gebeurden toch regelmatig dingen die het van-huis-zijn heel behoorlijk compenseerden en ook los daarvan "hun jeugd verblijdden".

Als er in het dorp feesten plaatsvonden kregen wij een uitnodiging.

In de zomer waren er uitvoeringen in het Openluchttheater, en ook wij gingen daar dan heen.

En Sinterklaas en Kerstmis werden in stijl gevierd.

 

Met Sinterklaas had ik al enkele dagen tevoren allerlei versjes her en der aangeplakt, en bij de grote kolenkachel, die we daar hadden, een 'muiltje van Sinterklaas' en een uit hout geprutste holle hoef van zijn paard neergezet.

De hele dag en avond door verzonnen de jongens allerlei soorten antwoordgedrag. Ze schreven briefjes en versjes, legden er voor het paard wat aardappelschillen en een wortel bij ,maar wel een van een boom!, voor Sinterklaas een grote bril, een WC-bril wel te verstaan, en voor Zwarte Piet een roe : 'n gordijnroe, - en meer van zulke jongensgrappen.

 

Toen ik de Sint liet antwoorden dat hij graag langs zou komen met presentjes voor ieder groepslid, voor wie door een ándere jongen alvast een vers gemaakt was en in 'n envelop klaargelegd, bleef niemand achter : ieder van de groepsleden probeerde, sommigen voor het eerst van hun leven, een vers te maken, gericht aan een van hun groepsgenoten. En daar kwam dan van kampwege een pakje aan te hangen, dat de kampdames verzorgd hadden.

Het werd een leuke avond.

Bij verschillende van de jongens hadden ze thuis nooit eerder in hun leven "iets aan sinterklaas gedaan".

 

Toen ik een jaar later mijn opvolger ontmoette bij de groepsleiders-wintercursus , vertelde die me dat ze hbij hem uit zichzelf wéer op dezelfde manier hadden gevierd,- terwijl er toch nog maar een paar jongens uit mijn tijd over waren, die het uit eigen ervaring kenden.

 

Kerstmis werd wat plechtiger gevierd, en voor allen van het hele kamp samen . Vóor ze naar huis gingen dan, want op twee jongens in het hele kamp na, die bij de Adjudant overbleven, ging iedereen met Kerst naar huis of familie.

Normaliter was er bij godsdienstige aangelegenheden een strikte scheiding van Katholieken en Protestanten. Daar werd ook organisatorisch heel nauwgezet mee omgegaan : zelfs was in ieder kamp of internaat bij een katholieke Commandant de Adjudant altijd protestant, of omgekeerd.

 

Er was in ons kamp een katholieke kapel, en als protestants bedehuis fungeerde 's Zondags de filmzaal.

De kapel had een harmonium, maar niemand in dat jaar kon spelen, - behalve uitgerekend de aalmoezenier-zelf, maar die kon dat natuurlijk niet tijdens de dienst doen.

Nu had ik, als een van eersten in die dagen, via mijn vader een bandrecorder aangeschaft die overal altijd veel belangstelling genoot. Destijds waren mensen altijd nog erg onder de indruk van het voor het eerst horen van hun eigen stem. En ook voor algemene doeleinden was het ding voortdurend in gebruik

 

Voor de kerkdiensten had ik daar de complete begeleiding van de mis op opgenomen, op het harmonium gespeeld door de aalmoezenier . Het apparaat stond opgesteld in de sacristie, met de luidspreker gericht naar met de half opengezette deur als klankbord, waardoor het geluid de kapel inkaatste.

We hadden het samen een paar keer proefgedraaid en dát ging heel goed. Maar in het echt raakten de gelovigen helaas voortdurend voor of achter, dus dit was toch niet de oplossing.

Al hadden sommigen het wel grappig gevonden natuurlijk: veel ernst was er dikwijls niet bij kerkdiensten.

Voortaan zongen we dus maar weer heel kloosterlijk a capella.

Kerstmis echter vierden we heel oecumenisch samen in de ' kerstelijk ' opgesierde filmzaal.

We hadden een kleine maar sympathieke dominee, (die heel toepasselijk dominee Musch heette.)

Hij had een serie kleurenprenten rond het kerstverhaal op dia gezet, en Pien Burck, de vrouw van de Adjudant, las er als verbindende tekst een lang verhalend kerstgedicht bij. Begeleidende muziek had ik op de band opgenomen, want dát achtergrond-samenspel ging natuurlijk wél.

Pien bleek bepaald een begaafd declamatrice, die de zaal helemaal in de hand had. Ik was eigenlijk erg verrast dat dit soort jongens, op deze leeftijden, zo geïnvolveerd en respectueus bij zoiets konden meedoen.

En vooral dat ze daarna, inplaats van de bij kerkdiensten vaak nogal gangbare spotcommentaren achteraf, ditmaal zonder gêne hun waardering en soms zelfs hun ontroering lieten blijken.

 

Na de Kerstweken was de kampwereld een tijdlang vooral routineus bezig.

Carnaval werd toen, zeker boven de rivieren, nog nergens gevierd, en in het kamp evenmin.

De sobere Vastentijd daarentegen wel, in zoverre dat er weinig leuks gebeurde, en het duurde dus tot Pasen en de lente eer er weer wat meer leven in de brouwerij kwam.

 

De "Mr. De Jongh-cursusdagen"

 

Wel viel in de week na Kerstmis inclusief Nieuwjaar een van de tiendaagse cursusperioden voor die stafleden die "aspirant-vervolgopleiding-mensen" waren, en dat was de meerderheid. Wegens de vervangingsnoodzaak en de krappe stafbezetting

werden de cursussen dus steeds gedubbeld, zodat ook de vervangers aan bod konden komen.

 

Er bestond een convenant met de Scholen voor Maatschappelijk Werk en de Opleidingen voor Kinderbescherming, dat zij die departementaal georganiseerde cursussen accepteerden als equivalent voor hun eerste jaar.

Van alle kampen in Nederland kwamen de cursisten samen in het Mr. De Jonghhuis in Lochem, dat speciaal daarvoor bestemd was. De culturele staf van het Ministerie plus een aantal academiedocenten gaven dan een compact inhaalprogramma.

 

Het verschilde van de dag- en de parttime-opleiding op de SMW's doordat veel van de echte lesstof tevoren door de cursisten al schriftelijk was gedaan, zodat er alleen enkele kernbegrippen als projecten werden behandeld, terwijl de meeste tijd zodoende besteed kon worden aan de praktijkvakken, waar we veel méer belangstelling voor hadden.

Het waren heerlijke dagen, en de stijl waarin ze plaatsvonden was hartverwarmend.

 

's Morgens was het de zangleraar – Frans van Schayck, van de Culturele Staf van ons Haagse hoofdkwartier – die ons wekte, door spelend op zijn luit en een weemoedig Russisch lied zingend , door de gangen te wandelen, maar met als afsluiting een wilde czardas in de centrale hall.

Dan werden we geacht wakker te zijn, - en alleen maar sóms was dat ook zo. Want we hadden – naast de drukke dàgen - ter afwisseling vaak ook drukke náchten.

Tien minuten later was er dan ochtendgymnastiek en ontbijt, en na een half uur begon het lesprogramma, met veel afwisseling.

 

Jop Pollman bijvoorbeeld, een destijds befaamd volksmuziek-musicoloog, maakte een hele dag instrumenten met ons, en speelde 's avonds, samen met ons dus en met zijn twee secondanten dansmuziek op zijn viool.

Een hele dag besteedden we steeds aan verschillende soorten handenarbeid, allemaal gericht op een groot centraal project –

een oerwoudtableau, een vliegveld of een kermis, dat soort dingen - waar dan 's avonds jongens uit het naburige kamp kwamen jureren.

 

Pedagogiekprojecten werden afgewisseld met volksdans en sportspelen binnen en buiten, een middag zongen we zelfgemaakte liederen en canons, en de voorlaatste dag maakten we een kermis van een groot aantal speeltuigen of spelsituaties waarmee kinderen van twee scholen uit het dorp ieder anderhalf uur kwamen "proefspelen".

 

Twee dagen voor mijn eerste wintercursus was juist de eerste "kunstmaan" gelanceerd, de Spoetnik, en alle attracties van onze kermis waren daarop geënt. Die spullen zijn toen integraal door het ministerie opgekocht en hebben een rondgang gemaakt langs een groot aantal kinderinternaten.

 

Mijn bijdrage bestond uit een soort netvormige bal van stevige ijzerdraden, een halve meter in doorsnee, die hoog vastgemaakt aan een arm aan een centrale paal ronddraaide, en waar je met een soort van hefboom een balletje aan een touwtje doorheen moest schieten.

Als de Spoetnik-bal daardoor geremd werd in zijn draaiing gaf hij door een meegesleepte veer die dan langs een serie spijkertjes op een ijzeren plaat raspte, een door merg en been gaand sireneachtig gegil, waarmee hij overtuigend blijk gaf van getroffen te zijn. De kinderen konden er niet genoeg van krijgen, en zelfs een paar nonnetjes, die toen nog op scholen te vinden waren, stonden met rode wangblosjes mee te doen.

 

Wat de hele tiendaagse toestand nog aardiger maakte was dat de cursus "gemengd" was. Dat was nog ongewoon toen: de kampen zelf, en ook de meeste opleidingen, waren namelijk in die dagen nog sekse-gescheiden, en hoewel dat zeker voor HBO-opleidingen allerwegen allang onzin gevonden werd, hadden onderwijs-gewoonten ook toen al een taai leven. Driemaal per jaar kwam je op de cursus dus even wat modernere maatschappelijke verhoudingen tegen.

 

De "Katholieke Scholen voor Maatschappelijk Werk" in Eindhoven bijvoorbeeld was niet voor niets met een meervoud benaamd. Het waren twee scholen onder éen dak, - een Voor Mannen en een Voor Vrouwen - maar wel met twee directies en zelfs twee verschillende lesprogrammma's. Het enige echt gemeenschappelijke was de cantine. Spottend zong een van de feestliederen

" Voor coëducatie

zijn wij oud genoeg.

Maar voor coïnstructie

is het nog te vroeg!"

Want die termen – coëducatie en coïnstructie - waren in de discussies erover gangbaar, en veelvuldig te horen, in de bérgen argumentaties die pro en contra werden uitgewisseld, alvorens men zich aan koud water durfde branden.

 

Eenmaal zijn we de cursus inplaats van 's morgens om 11 uur al 's avonds tevóren begonnen, op initiatief van een stel leidsters ( van een meisjesinternaat dus).

Ik werkte toen in kamp Ampsen in Lochem, en omdat het cursushuis op ons terrein stond vroegen ze ons, de staf van Ampsen, om voor spullen te zorgen.

 

Bij de opening stond er een "gezamenlijk feestlied" op hun programma, maar omdat dat maken daarvan er blijkbaar was overgeschoten, vroegen de leidsters bij hun aankomst mij of ik iets wist daarvoor. Ik maakte toen snel, op de wijs van een postiljon-lied waarvan we daar een plaat hadden, een weggooi-vluggertje, dat naderhand tóch nog een tijd is meegegaan :

Wij zijn hier tezamen

met heren en damen

dat kunt u beamen,

wanneer u dat lust.

Ook voor dit tentamen

moet men zich bekwamen.

bescherm ons Heer, Amen!

Wees niet ongerust.

 

Het is weer een feest om hier samen te zijn.

U zorgt voor de centen en wij voor de wijn.

' t recept is zo simpel :

Geen sullig gepimpel,

Geen treurige rimpel,

maar laten we vrolijk zijn!

Ta, ta, tatata!… ( en dat vele maten herhaald dan, maar daar zorgde de plaatfanfare voor)

De sfeer op die cursussen was iedere keer weer fantastisch. Ik weet niet of het de afwisseling was die het deed, of het bevredigende effect van 't verenigen van het nuttige met het aangename, de competente compactheid wellicht of het bovengenoemde samen-zijn, of misschien ook wel de volwassen omgang met gedreven docenten, maar het waren heerlijke dagen.

En je leerde er in kort bestek inderdaad ontzettend veel.

 

Ik denk overigens dat ons gangbare, eigenlijk veel te overladen werkprogramma in het kamp, alleen maar vol te houden viel bij de gratie van deze oplaad-tiendaagsen.