INHOUD DALDEROP 5
INHOUD DALDEROP
HOME
TEKSTEN

AUTEURS

BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print Pagina Nu

5 - JEUGDKAMPEN-PERIODE

10.  Doeke - "Stuurman..!" - 'Daar 't nu het feest van Paaschen is'. 

Doeke.

 

Eigenlijk was ikzélf nog de enige die min of meer serieuze problemen had. Mijn claustrofobie was nog niet over en wanneer ik moe was had ik daar gemakkelijk last van, als ik even gedwongen niets te doen had. Dan had ik het gevoel dat ik onderuitging of flauwviel, en ging ik hyperventileren, zodat mijn bloeddruk meteen weer opgejaagd werd, en ik wegwilde.

 

Vooral bij het samen naar de kerk gaan speelde dat, of ook wel bij het zingen als een ander de leiding had en wij andere leiders er alleen maar passief bijzaten. Zelf stevig meezingen was dan de remedie. Maar ook in trein of bus deed het zich voor, en vooral : tijdens mijn verplichte vrije dagen, want je mocht niet langer dan veertien dagen achtereen dienstdoen. Op zo'n rustdag sliep je uit, regelde je boodschappen en dergelijke, en ging wat wandelen of rijden : om ergens vérderweg heen te gaan was een vrije dag door de rimboe-afstand gewoonlijk te kort.

 

Tijdens mijn vrije dagen overvielen me dan hevige gevoelens van eenzaamheid en leegheid, en terwijl ik in geen tijden gehuild had, stond me dán het huilen vaak nader dan het lachen.

Op zo'n vrije morgen merkte Doeke dat, - een Drent, die toevallig ook vrij had, - en sprak me er onomwonden over aan. "Ik geloof dat jij te moe bent, en dat je trouwens óok toe bent aan een meisje" zei hij ineens bij een kop koffie. "Jij moest maar eens een keer flink brullen, dat lucht ontzettend op".

Ik was helemaal verbluft, maar hij had het nog niet gezegd of ik kreeg een onbedaarlijke huilbui.

Hij zei niets verder, maar legde alleen z'n arm op mijn schouder, alsof ik op een dronken avond aan het overgeven was. Na een minuut of tien stopte het zo'n beetje, en terwijl ik beschaamd nog wat nasnikte zei hij " Lekker, hè? Ik ken dat. En nou gaan we in Losser een luxe lunch halen!" Hij maakte er verder weinig woorden aan vuil, maar ik voelde me ineens niet meer alleen, en vanaf dat moment minderde het aanzienlijk.

 

Het oplevende voorjaar droeg misschien ook bij aan de optimistische teneur.

In de weekends of de woensdagmiddagen konden we met onze groepen wat afwijkende dingen doen. De tochten in de omgeving die ik met ze maakte hielpen erg bij een hulpvaardige sfeer, de een hielp de ander beurtelings overeind als het even moeilijk werd.

De presentaties tweemaal per week leverden evenzoveel aanleidingen om allerlei voordrachten of demonstraties te verzinnen en in te trainen, en bovendien kon je zo een beetje op evenwicht aansturen in de persoonlijke prestaties.

Het was ditmaal trouwens over de hele linie in het kamp een driemaandse ronde met opvallend veel bofkonterij, vergeleken met een doorsnee-periode, merkte ik. De staf was het slechter gewend.

 

 

" Stuurman..!"

Wat voor mijzelf wat moeilijk was, was het maathouden in enerzijds de erkenning van hun kinderlijke beperkingen en anderzijds de norm van 'je groothouden' die je tot op zekere hoogte bij ze overeind moest houden.

Dat was ook tussen de stafleden regelmatig een aanleiding voor geschillen. Teepe speelde het spel wel érg vergaand serieus, zodat er met hem vaak moeilijk tolerantie voor foutjes van de jongens bij gewone alledaagse dingen te bespreken viel. " Hè, 't zijn tenslotte toch maar kinderen!" vond een ander dan geërgerd, - en dat was dan iets wat ik soms wel weer erg vlot toegegeven vond.

 

Bovendien zaten we allemaal met het probleem dat we ongelukkigerwijs mannen waren, en dus in het algemeen terughoudend met knuffelen en zachtheid, terwijl de jongens dat thuis nog heel verschillend gewend waren. Het was voor hun gauw óf al teveel, of (vaker) te weinig : 't bleek moeilijk te doseren, en nog moeilijker om het tussen de jongens ònderling wat eerlijk te houden. Minstens een derde van de groep vond steeds dat je aan sommige anderen altijd veel meer aandacht gaf dan aan hen, of dat je er eentje stelselmatig voortrok.

 

Voor mijzelf kwam daar nog bij dat deze – voor mij – veel kleinere kinderen een heel verschillende lichamelijke aantrekkelijkheid meebrachten, hetgeen méer dan ik bij ouderen gewend was appelleerde aan tegenstrijdige gedragsimpulsen. Sommigen waren gewoon kinderlijk knap of fysiek aanlokkelijk gaaf, maar nogal wat anderen waren of keken lelijk, hadden een onappetijtelijke huid of stug haar, en altijd waren er ook wel die zich niet goed wasten of anderszins niet lekker roken. Je had zodoende de neiging om tegenover de éen duidelijk toleranter of belangstellender te zijn dan tegenover de ander.

 

Omdat ze van de andere kant zich ook zélf soms merkbaar afwijzend of juist aanhalig gedroegen, was het moeilijk om dat alles niet om te zetten in meer of minder aandacht of vriendelijkheid, merkte ik : je moest het nadrukkelijk besturen of jezelf erop corrigeren.

 

Soms kreeg je briefjes, bijvoorbeeld van Barendje : " Stuurman Dalderop is mij liefeling", of onverhuld lokgedrag, zoals Hans

‘s avonds na een vermoeiende wandeling "Vandaag moet u mij uitkleden". Of bij het douchen waar Frankie resoluut vlak voor me ostentatief zijn broekje uittrok : "U mag mij wel helemaal zien!".

Met seks had dan overigens van hun standpunt uit gezien natuurlijk meestal weinig te maken, het was meer een mix van intimiteits-behoefte en bedelen om aandacht. En oog voor de omstanders hadden ze dan meestal niet.

Maar bij jezelf lag het gecompliceerder: hoewel je zoiets neutraal inving, merkte je bij zoiets toch wel degelijk hormonale reacties bij jezelf, die je soms moeilijk thuis kon brengen.

 

Naarmate je ze overigens beter leerde kennen, werd hun eigenheid toch wel weer meer bepalend, betrekkelijk los van hun lijfelijke inbreng.

Maar het verraste me evengoed dat je toch ook, ook min of meer los van hun manifeste behoefte, zo vaak impulsen opmerkte van willen knuffelen of strelen, zonder dat dat nu eigenlijk zo herkenbaar sexy componenten had, eerder wegens hun kwetsbaarheid. Misschien was ik langzamerhand zelf aan kinderen toe, of mogelijk waren het toch elementaire vrijbehoeften van mezelf, die onder het mom van hun kinderlijke argeloosheid zich wat nadrukkelijker opdrongen.

 

Het jarenlang onder controle houden van seksimpulsen in de omgang met kinderen zorgden er niettemin wél voor dat je nadrukkelijk geen onvertogen gedrag vertoonde ten opzichte van ze. De kampregels waren trouwens ook allerwegen streng op dat punt. In het kamp "De Kuil" stuurde de commandant een leider een keer stante pede het kamp uit , alleen omdat die een jongen vanuit Amsterdam een paar nylon slipjes voor hemzelf had laten meebrengen, en ter plekke gepast. "Dat deed je niet".

 

'Daar 't nu het feest van Paaschen is'.

Intussen was de winter bijna voorbij. 's Avond was het steeds later nog licht, en in het dagelijkse zanguur hadden we een flinke reeks feestelijke Paas-liederen geleerd. Zelfs de weinig-godsdienstigen onder ons voelden toch, op voor mij ouderwets-vertrouwde wijze, Pasen als voorjaarsfeest naderen.

De laatste week verzamelden we iedere dag allemaal een bussel hout in de bossen rondom, die allemaal hoog bij elkaar werden gestapeld voor het Paasvuur.

 

We hielden in bos en veld en langs de beek een paar natuurzoektochten waar we onwaarschijnlijk veel nieuw leven of sporen van dieren en planten bij elkaar vonden, zodat we er in ons paviljoen een hele tentoonstelling van maakten, compleet met commentaarbriefjes erbij, en affiches en toegangskaartjes voor de anderen voor in het weekend.

 

 

Met Pasen-zelf was er eerst een gecombineerde 'oecumene-achtige' kerkviering, - voor deze gelegenheid op het kamp inplaats van in het dorp -, maar daarna was het Grote Paasvuur het klapstuk van het feest, en tegelijk ook de aanzet van de laatste fase van drie weken, wanneer de periode óm zou zijn.

De jongens zaten in een halve cirkel rond het enorme vuur – iets wat velen van hen nog nooit gezien, en gevoeld, bleken te hebben – en Gekke Teepe verscheen daarbij, als een soort Viking-druïde, met een wapperende cape om, waarmee hij met wijde bewegingen rond het vuur paradeerde, danste bijna, terwijl zijn adelaars-ogen nog éens zo fel schitterden. Hij maakte een deskundig gebruik van de gelegenheid voor een inderdaad indringend praatje, een preek bijna, met een enthousiaste toekomstgerichte lading waar de jongens het later nóg over hadden. Hij mocht dan gek zijn, een vakman was hij wél.

 

Er waren daarna nog formele 'proefwerken', niet alleen van de schoolvakken maar ook van allerlei vaardigheden, met "prestatie-thermometers" per persoon en per groep; - en een "Grand Diner" besloot de periode.

De jongens zag je in die drie maanden "onder je handen" ouder en zelfstandiger worden.

Kort voor het einde lieten we ze aanbevelingbrieven maken met "goede raad voor de volgende generatie kampbewoners".

Zo moeizaam als ze soms in de les-uren met taal en schrijven omgingen, zo enthousiast en omstandig schreven ze bij die gelegenheid hele vellen vol met wat feitelijk evaluatieve mijmeringen waren. Ik was erg verrast dat zo'n mentale groei in relatief zo korte tijd mogelijk was. En nawijsbaar gold dat ook zelfs voor het grootste deel van de deelnemers.

 

Hoewel ik verwacht had dat het afscheid moeilijk zou kunnen zijn, was toch de lokroep van "weer naar huis" zo groot, dat ook degenen die daar-thuis helemaal niet zoveel te verwachten hadden, zich toch al dagen tevoren daar zó op verkneukelden dat ze al steeds meer los van elkaar schenen te raken. En eenmaal naar de bus beperkte het afscheid van de jongens onderling zich meest tot vaag gezwaai en geroep.

Wat de verhouding tot onszelf betreft, de leiders, waren er alleen de avond tevoren wat traantjes te drogen en afscheidszoenen te incasseren, het vertrek-zelf leek geen probleem meer voor ze : ze roken de stal.

 

Ikzelf had het er moeilijker mee dan zij.

De voorlaatste dag hoorde ik dat ik de week erna verwacht werd op het kamp voor debiele jongens in Rolde, nóg weer verder weg van de bewoonde wereld.

Ik wist natuurlijk dat deze periode eenmalig was geweest, maar het bleef spijtig : ik had het een heerlijk kamp gevonden.

Ik merkte wel dat ik langzamerhand aan eigen kinderen toe was.

 

Tijdens de slotavond met de staf gebeurde er nog iets geheel onverwachts. Captain Teepe kondigde zijn voorgenomen huwelijk aan met een directrice van een nabijgelegen meisjesinternaat, die er ook bij was. We waren het erover eens dat dat om zo te zeggen hoog tijd werd, en we waren oprecht blij voor hem. Misschien kan hij zo tóch nog een normale man worden, vonden enkelen. Hoewel anderen meer bevreesd waren dat juist zijn vrouw dezelfde weg op zou gaan als hij.

 

Ikzelf tilde niet zo zwaar aan zijn zonderlinge trekjes. Ik had hem per saldo erg leren waarderen, net als zijn andere stafleden trouwens : een betrokken, gevarieerd en competent stel. Ik nam zéer hartelijk afscheid van ze.

 

Met twee van hen zou ik overigens in de vrije week erna nog een boottocht van vier dagen maken door de vaarten van Holland, maar in Losser ben ik nooit meer geweest.

Niet zonder weemoedigheid laadde ik mijn bescheiden plunjezak met spullen op mijn motortje, en ronkte ik van de Duitse grens vandaan.