INHOUD DALDEROP 5
INHOUD DALDEROP
HOME
TEKSTEN

AUTEURS

BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print Pagina Nu

5 - JEUGDKAMPEN-PERIODE

16. RODEO '59.

"Rodeo '59"

Want een tweede agendapunt was er al kort na de kerstvakantie bijgekomen, en dat nam gaandeweg meer tijd in beslag : de verkennersmanifestatie "Rodeo '59".

Districts-almoezenier van den Bergh had het idee opgevat om tweejaarlijks een grote districtsmanifestatie à la de Zilveren Pijl te organiseren, en hij had daartoe een stuk of wat actieve stafleden bij zich uitgenodigd om daar eens over te praten. En omdat ik destijds een flink stuk van de logistiek daarvan gedaan had , was ik er éen van.

Het zou misschien een soort wedstrijd moeten worden, meende hij, vergelijkbaar met de districtspatrouillewedstrijden, maar dan samengebald in een weekend, - en in ieder geval óok een demonstratie van de verschillende specialismen die veel verkennerstroepen feitelijk in huis hadden. En als naam stelde hij voor om het "Rodeo" te dopen.

 

Wij vonden het idee prima, maar een wedstrijd er van maken oogstte bedenkingen. Het vergde ineens veel meer organisatie én ook uitvoeringstijd die in éen weekend maar krap beschikbaar leek. Juist als het toch de bedoeling was het te herhalen zou de eerste keer de manifestatie-zelf plus een demonstratie van specialismen al mooi én moeilijk genoeg zijn.

Zo besloten we dus. We verdeelden taken, prikten een geschikte datum en een paar follow-up-bijeenkomsten, en gingen onzes weegs.

 

Ik strikte mijn stamleden voor de klus van bewegwijzering, en bovendien zouden we een demonstratie van boemerang-werpen verzorgen.

We maakten een flinke maquette waarop we het terrein konden indelen, en we fabriceerden een grote hoeveelheid fluorescerende pijlen en borden, zodat we al snel naar de organisatiestaf konden aangeven dat wij klaar waren, wat de organisatieklus betrof.

Voor de demonstratie maakte ik enkele grote jachtboemerangs, met lampjes plus batterijtjes erin, en ook een paar gewone, (waaronder ook een paar linkshandige) om ook het publiek mee te kunnen laten gooien.

Nu de organisatie door veel méer mensen gedragen werd dan bij de Zilveren Pijl bleef mijn taak in het organisatiecomplex betrekkelijk bescheiden, dat kon gewoon tussen de bedrijven door.

Alleen fabriceerde ik nog een canon als kamplied, - waarop Arie van Genuchten tegen me opbood met een bewerking van een cowboylied, dat toen in de top-zoveel stond. Arie had een gitaar waardoor het meteen te leren viel.

Zijn lied deed 't, toen 't eenmaal zover was, inderdaad heel goed.

 

Hans en ik spraken op een zonnige ochtend af op het Rodeo-terrein om voor de bewegwijzering de routes na te gaan, en om tegelijk de grote boemerangs proef te gooien, en te kijken of dat problemen opleverde in 't terrein.

 

Hans kwam van school per fiets, en ik met mijn motortje uit Tilburg. We parkeerden ze allebei bij de ingang van wat straks het kampgebied zou zijn, controleerden de routes en pasten de plattegrond wat aan, en tenslotte probeerden we ook nog de boemerangs. Die bleken tot ons genoegen en ondanks hun zwaarte inderdaad correct te werken. Maar ze gooiden ook bedenkelijk zwaar, het leek of je met ’t werpen van een flinke tomahawk bezig was. Dus ik nam me voor om na te gaan of ze ook lichter konden - maar dat was werk voor thuis.

 

Toen we echter bij onze fiets en motor kwamen stonden ons daar twee motoragenten op te wachten. 'Kennelijk een volwassene en een schooljongen, én samen de bosjes in, dat beloofde niet veel goeds', hadden ze blijkbaar gedacht.

Het duurde even, maar we overtuigden ze met behulp van de plattegrond en de boemerangs. En trouwens: Hans was bovendien ook qua uiterlijk niet direct het jongetje dat ze verwacht hadden.

 

Wél wilden ze die boemerangs wel eens van dichtbij zien, en als het mocht ook proberen. Het was leuk om te zien hoe twee zwaar in het leer gestoken politiemannen, waarvan éen zelfs met een flinke snor, als kleine jongens enthousiast aan het gooien sloegen. Eerst met de gewone, en toen met de nieuwe. Waarbij éen van hen bovendien het zware ding fors tegen zijn kuit kreeg : het was maar goed dat ook daar stevig leer zat, zodat de schade meeviel – hoewel: tot spijt van Hans, van wie het best ánders had gemogen.

 

Maar : we moesten die jachtboemerangs inderdaad lichter maken óf niet gebruiken daar, moesten we helaas vaststellen. Het was trouwens frappant hoeveel trager ze ook draaiden, het had iets dreigends zoals ze daar aan kwamen wentelen, inplaats van de snorrende kleintjes - die je op hún beurt dan ook wel weer raakten vóor je er erg in had. De grote hadden meer iets van vliegende knotsen die uit eigen beweging uit de lucht kwamen aanzeilen.

En de agenten van hun kant wilden toch wel nalopen of zoiets als wapen gold in de zin der wet. Het bood wel nieuwe mogelijkheden, vonden ze, van boevenstandpunt uit bezien.

 

De Rodeo zelf werd een mooi feest, met goed weer en nauwelijks problemen.

Vergeleken met de Zilveren Pijl liep het allemaal veel meer geolied, omdat er veel meer mensen bij de organisatie betrokken waren én het district er ditmaal veel loyaler en ook actiever achter stond. Speciaal Van den Berg wilde zich blijkbaar niet laten kennen!

Het is, in ieder geval de eerste jaren, een goed-lopende traditie geworden. Ik ben bij de volgende Rodeo, twee jaar later, er samen met Martien nog een keer als bezoeker teruggeweest, waar ik eigenlijk vooral min of meer geschokt was door de mate waarin sommigen van de collega-leiders van "onze tijd" intussen al verouderd waren. Zelfs hoorde ik daar dat Theo van Zelst al dood was.

Wij waren allemaal blijkbaar zelf óok ouder aan het worden.

En een paar weken later gingen we dan volgens plan met de stam op kamp naar de Ardennen. Jan Kluytmans ging niet meer mee, maar hij kwam wel een dagje kijken.

Aan het gezamenlijk grotonderzoek daar, met de stamleden, hield ik een mooie diaserie over, en opnieuw een stel aangename herinneringen. En zij ook, hoop ik.

Het waren spannende dagen daarbeneden, en voortdurend werden er kleine stukjes vernuft bedacht en uitgeprobeerd. We hadden het goed naar onze zin, en het verliep ook zonder ongelukken.

 

Opnieuw : verzette bakens

Aan het derde schooljaar op de Academie ging een ontgroeningsweek vooraf, - waarvan me nog maar weinig voor de geest staat, misschien juist omdat ik de leiding daarvan had en het dag én nacht erg intensief was.

Een bijzondere herinnering eraan was wel dat ik er voor het eerst van mijn leven dronken werd, maar daar tegelijk wegens mijn eindverantwoordelijkheid geen tijd voor had.

Ik heb dus, - waarschijnlijk wankelend op mijn benen want ik moest zorgvuldig de traptreden nemen weet ik nog, - keurig alles en iedereen in bed geholpen tot het licht uitkon. Pas toen kroop ik in het mijne dat wiegde en waggelde, tot ik rechtop ging zitten omdat ik dát er niet meer bij kon hebben, meende ik.

Ik overdacht zittend wat ik eraan kon doen.

De volgende morgen werd ik wakker van de wekker. Het was weer over.

 

Dat ik teveel gedronken had kwam waarschijnlijk mede door wat er twee dagen geleden gebeurd was. Van Eck, de directeur, die even kwam kijken bij de ontgroeningsactiviteiten, vroeg mij om even met hem mee te gaan.

Binnen deelde hij me pardoes en zonder inleiding mee - alsof het een interessant nieuwtje betrof - dat ik van de school zou worden uitgeschreven. Mijn stageverslag achtte de staf namelijk niet passend, en mijn uiterlijk nog minder. Een trui, zoals ik placht te dragen inplaats van colbert, wás al niet gewenst, en nu ik ook nog een baard bleek te hebben laten staan was het helemáal niet meer om aan te zien, voor een student van deze school.

Hoewel hij het niet liet merken, leek het erop dat hij boos moest zijn.

 

Ik wilde het evenmin laten merken, maar ik was het natuurlijk óok. Maar vanuit mijn positie van dat moment blaakte ik van zelfvertrouwen – ik was daar juist keurig en representatief in donkerblauw pak, met het oranje lint-met-badge van de ontgroeningscommissie om mijn hals, en ik was merkte ik, behalve boos en geladen met verachting jegens de staf en de school, tegelijk óok blij dat ik niet meer verder hoefde.

Ik knikte daarom beleefd naar hem en zei dat ik het verslag toch niet zou herschrijven, én dat ik blij was dat ik het wat de school betreft hierbij kon laten. Gelukkig leek hij verbluft.

 

Ik belde om mijn woede te beheersen, meteen Schats van de kampstaf in Den Haag en legde hem uit wat er aan de hand was, en vroeg hem of zijn aanbod om terug te komen wanneer ik wilde, nog van kracht was.

"Zeker" zei hij zonder enig verder commentaar op de aanleiding, "Ik zie u graag terug. U kunt volgende week beginnen in het schipperskamp Ampsen in Lochem. Wél zonder baard! Ik zal commandant De Vries inlichten."

Ik haalde diep adem toen ik de telefoon neerlegde en ging weer terug naar de ontgroeningsruimte. Alsof er niets aan de hand was gingen we door.

 

Tijd om afscheid te nemen had ik na de ontgroeningsweek nog nauwelijks, maar een kamer ontruimen hoefde ik nu gelukkig niet. Ik pakte weer mijn plunjezak, zoals een jaar geleden, en reed naar Lochem.