INHOUD DALDEROP
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

Print Pagina
 


Ed Dalderop

Mijn moedertaal, is de moo-ho-ho-ho-ho-hóoiste taal!...

 

Wij mogen dan allemaal Brabanders zijn, toch werd in mijn jeugd al op school Nederlands gesproken, tenminste door de fraters en de zusters. En van de leerlingen werd verwacht dat die dat gaandeweg ook zorgvuldiger probeerden.

Dat wilde niet zeggen dat je dat op straat en in de stad ook overal rondom je hoorde.

In de meeste winkels werd bijvoorbeeld nog gemakkelijk dialect gesproken, zeker als de klant in het Tilburgs zijn bestelling opgaf. Zij het dan dat die winkeltaal toch vaak al meer neigde naar het Nederlands.

Stads mee Haaikaants, spotten de dialectsprekers toen dikwijls.

 

Maar toch verschoof in Tilburg de omgangs-voorkeurtaal, als het niet om echte onder-ons-omgevingen ging, langzamerhand verder naar het Nederlands.

Een mooi zacht Nederlands óok nog eens trouwens. Als de spreker tenminste de lelijkste Tilburgse klanken een beetje bijgeschaafd kon krijgen, en het toeter-volume van de weverijen een beetje leerde bij te trimmen.

 

De radio hielp daar een beetje aan mee.

In de eerste plaats de Belgische en Luxemburgse zenders natuurlijk, met hun vaak fraaie uitspraak, en hun soms grappige andere woorden en zinswendingen dan wij hier kenden.

"Nu gaat ge seffens wat horen, dat gij zeker en vast van ons niet zult verwacht hebben. Nochtans zijn wij niet voornemens u al te zeer te doen schuddebuiken, vermits het zeer serieus is" deelde de spreker dan in alle vroegte ernstig mee tijdens een muziekprogramma, en dan schakelde hij over naar een wielercommentator, die een waterval van grappige termen over ons uitstortte waar wij niet van terug hadden.

 

De Luxemburgse zenders kenden toen zelfs al radioreclame, iets dat in die dagen in België en Nederland nog verafschuwd werd.

Veelal werd het verpakt in eindeloze verzoekprogramma's, met bloemrijke vermeldingen van voor wie het bestemd was en wie het aanbood. "Voor zijn allerliefste bonmama vanwege haar zotteke Zjozéf de Fluitere" enzovoort - afgewisseld met onhandige, gezongen reclameteksten als "Pillen Marsil, zijn goed voor uw gezondheid, niets beter dan, die pillen van Marsil!". Of zoiets, precies herinner ik ze me niet meer.

 

De Néderlandse zenders genoten hier, tenminste wat de uitspraak betreft, aanzienlijk minder populariteit. Wij gruwden van de grove, raspende Hollandse klanken, die ons altijd brutaliserend aandeden, zolang ze tenminste niet in oprechte Amsterdamse humor-context werden gebruikt.

Maar eerbied overviel ons wél als we de nieuwslezers hoorden, - en later de welhaast volmaakte dictie van de Journaalcoryfeeën, met hun bijpassende onberispelijke uiterlijk. Vaak wat oudere grijze of zilverwitte heren, die je alleen dáardoor al op hun woord geloofde,

of model–dames bij wie je het wel uit je hoofd zou laten om niet met twee woorden te antwoorden áls ze je al ooit een vraag zouden stellen. Niet waarschijnlijk was dat trouwens, want het leken strenge leraressen, die zelf maar weinig niet zouden weten als het van enig belang was.

 

Maar trots waren wij op onze taal, net als op ons fraaie geld, dat óok al mooier was dan in welk ander land ook. Met hun smerige vodjes papiergeld, hun goedkope allemaal op elkaar lijkende vale inktkleuren, hun opzichtige lappen bankbiljet met tienduizenden waardeloze valuta, hun achthoekige bronzen monstermunten die veel te zwaar waren om in je zak te hebben, hun doffe smerige nikkelen dingen of hun gekke wielmunten met gaatjes. Of hun minuscule dunne gouden muntjes, net als onze halfjes. Nee dan ons eigen degelijke papiergeld met fraaie heldere kleuren, onze glanzende zilvermunten, onze unieke vierkante stuivers of onze eerbiedwaardige rijksdaalders.

 

En wat onze mooie taal betreft, vergeleken met andere talen hadden wij ook nog het grote voordeel dat we alles precies schreven zoals het klonk, iets wat maar weinig talen ons konden nazeggen.

We verkneuterden ons altijd over al dat gekke vreemdelingengedoe. Die Engelsen met hun beefsteak, de Duitsers met hun Schlamm en hun gekke gothische letters, de Fransen met hun confetti aan accenten, hoedjes en cedilles, de Italianen met hun nauwelijks serieus te nemen kinderlijke opera-taaltje, of de Zweden met hun rödgröd of hun tändstickor, als ze geen tandenstoker maar gewoon lucifers bedoelden.

Bij ons kon iedereen de taal meteen goed uitspreken, zolang hij maar precies las wat er stónd, en tegen een a geen ee of een o zei, en tegen een u geen uu of een oe of zoiets, en tegen een g geen zj of een k, enzovoort.

Nu en dan werd dat nog wat vervolmaakt, zoals toen we in de nieuwe spelling-Marchant voortaan de verouderde ch wegstreepten uit ons vleesch en onze menschen, en de n achter onzen goeden Sint.

 

Het zag er niet naar uit dat dat ooit anders zou worden, hooguit dat andere talen ook wat van onze slimme werkwijze zouden overnemen.

De Amerikanen schreven tegenwoordig immers voor "night" nu al "nite", ooit zouden ze misschien ontdekken hoe veel gemakkelijker het zou zijn, zeker voor anderen die hun taal wilden leren, als ze gewoon "nait" schreven. Een kwestie van de vooruitgang afwachten, leek het.

 

Dat hadden we gedacht.

 

Het iedere tien jaar verbeteren van de spelling werd zo'n vanzelfsprekendheid dat het op het laatst uit de hand liep. De laatste spellingswijziging diende, werd erbij gezegd, om ze te vereenvoudigen. Het moeilijkst had de commissie het met iets te vinden dat nog niet eenvoudig wás. Maar nog moeilijker was het om daar een verbetering voor te bedenken.

 

Berucht is de tussen-n geworden, bij samenstellingen, u weet wel, dat van enkelvoud en meervoud; paarde-tand of besse-n-jenever. Nu is dat zó vereenvoudigd dat er een apart boekje is uitgegeven om het per keer na te kijken, anders gaat het niet.

Eenvoudig dus, je hoeft het alleen maar bij ieder woord even op te zoeken .

Als je tenminste het goede boekje hebt, want er zijn er drie in omloop, die niet helemaal met elkaar kloppen. Onweer heette vroeger onde-weer. De volksmond maakte daar hondeweer van, maar nu is het honde-n-weer. Maar het is hier ook echt geen meervoud, zegt de commissie er sussend bij, het is alleen een spellingsregel-n. En u vindt het állemaal in het Groene Boekje, zo simpel is dat.

 

Een van de uitzonderingen ging over woorden "die veel voorkwamen", die hoefden niet die gekke n ertussen. In de week dat het aan het volk werd uitgelegd kwam ik bij V en D, waar een meisje aan haar cheffin vroeg of het nu tegenwoordig krentenbollen waren of gewoon krentebollen? Nee, die hoeven geen n ertussen, zei de chefferende dame stellig, want die verkopen we véel.

Intussen zijn er al wanhopige taalstemmen die, natuurlijk tevergeefs, ervoor pleiten om weer gewoon terug te keren naar de oude spelling, zo'n puinhoop is het geworden.

 

Erger nog is het geworden met de Nederlandse Uitspraak. Zelfs bij het Journaal.

In de dagen van Frits Thors ( met dat prachtige witte haar) , van Fred Emmer, en later Rien Huizing of Joop van Zijl, vonden wij Noraly Beijer een grappige afwisseling. Moest kunnen, wat tolerantie voor andersgekleurde Medelanders. Ik herinner me nog haar bericht dat zuiker slecht was voor suigelingen, of over de staking van de Ruuziesche seelui. Zij was de uitzondering die de Regel bevestigde.

 

Tot de uitzonderingen regel werden, en Harmen Siezen de laatste der Mohikanen bleek, die nog moeiteloos voor zuiderlingen verstaanbaar was.

 

Aanvankelijk waren het alleen nog de buiten-rapporteurs die nu en dan als oorlogscorrespondenten vanuit de rimboe een soms lastig verstaanbaar taaltje inbrachten.

Erwin Kroll had het nog gemakkelijk door het beperkte terrein van zijn berichtgeving waarvan we de klanken al snel leerden herkennen. Dat "de baaje van moerche" niet zo vreselijk lang zouden aanhouden begrepen we ook met die uitspraak van hem nog wel, en het was trouwens een te aardige man om erover te vallen.

Maar allengs werden ze authentieker Goois of erger, de meisjes met hun amsterdamse

natte s, die sjomsj het sjain op onfailich kwamen sitten .

Tot we tegenwoordig gezegend zijn met partners van nationale ondernemingen , nasale ex-sportredactrices of informele jeugdjournaal-meisjes, die niet beter weten of de uitspraak van hun straat wordt vanzelfsprekend door heel Nederland verstaan. Om van de informele Philip maar te zwijgen, met zijn konelijke hoogheid.

 

Nu hoor je als je je ogen dichtdoet en niet lipleest, klanken als deze.

"Laidde froecher eins de sjlachzien van 'n kabinit "Wih-jak,wih-jak en noch 'ns wih-jak!", teichewoerich is daafooj de kreit om bijtere soorch ien de plaats chekewmen. Het voersraifgedrag van de haaisartsen wil de miniester chrraach oembaaichen.

De wirk-chijfers en de SIR drienge aan op lounmatechieng, en de sjtaigieng van de haazen- praizen ies diet jaar aatchekaumen op pluus zis praucint.

Nijderlond is weer 'n land fan mist en miest chewoerden."

Enzovoort.

 

Maar gelukkig kun je als kijker terugvallen op een heel behoorlijke reservemogelijkheid.

Zet het geluid af, en kies teletkst 888. Je kunt dan tóch van de uitstekend gekapte kopjes blijven genieten, hun stuntel-taal ontgaat je , en het nieuws versta je beter vanuit de ondertiteling.

 

Een tijd geleden zou ik er nog aan toegevoegd hebben: "En anders kijk of luister je toch naar Omroep Brabant?"

Maar helaas is ook dat al ruimschoots geinfiltreerd door het Poldernederlands, met zijn

moderne "Holl-speak", en je moet even wachten tot je uit de spraak kunt afleiden dat je op een Brabantse zender hebt afgestemd. Gemiddeld zijn ze dáar trouwens toch nog redelijk verstaanbaar.

 

Maar er is een lichtpunt (Liechtpuunt). Allerwegen is er een terugkeer naar de vroegere normen en waarden. Dus wie weet krijgen we ooit wel weer eens Journaallezers terug die ook voor die overige 9 miljoen Nederlanders, uit Noord, Oost en Zuid, zonder moeite verstaanbaar zijn.

Maar geloven doe ik het niet hard.

 
   

NAAR BEGIN PAGINA