|
In het laatste hoofdstuk
van zijn geschiedenis van de Kamasutra geeft James
McConnachie de titels van tweeënveertig uitgaven die zijn afgeleid
van de moeder aller erotische handboeken. Er zijn er veel meer, maar
dit hoofdstuk heet ‘Kama commercieel’, en de lijst is
overtuigend representatief. Er zijn er in zakformaat, met harde en
met slappe kaft, geïllustreerd, voorzien van een 3D-brilletje, of
als pop up-boek. Voor binnen en buiten, voor hetero’s, homo’s,
lesbo’s, Cosmo’s. Er is er een voor katten en een voor Winnie
the Pooh. ‘Kamasutra’ is een handelsmerk geworden, beter nog:
een keurmerk. Niet alleen in papieren vorm. Condooms en
glijmiddeltjes, als er ‘Kamasutra’ op de verpakking staat, kan
een nachtje liefde niet meer kapot, en alles verloopt gladjes. |
De Kamasutra werd
in de derde eeuw door de wijsgeer en dichter Vatsyayana geschreven.
Het bevat uitgebreide raadgevingen over de verfijnde omgang tussen
geliefden, maar heeft in de westerse wereld vooral een reputatie
gekregen als het ultieme repertorium van vierenzestig seksuele
posities ofwel standjes. Vatsyayana baseerde zijn raadgevingen en
houdingen op een zevental nog veel oudere geschriften dan wel
mondelinge overleveringen met betrekking tot de hindoeïstische
amoureuze cultuur. Die wijsheid dreigde vergeten te raken, meende
hij, en hij besloot het cultureel beddengoed te redden. Daarin
slaagde hij zo goed dat zijn boek eeuwenlang geen ‘verbeterde
herdruk’ behoefde. Er was, als we de overlevering mogen geloven,
een tijd waarin Vatsyayana in elk hindoeïstisch gezin een
huishoudwoord was, de handgeschreven of overgefluisterde hoeksteen
van een alleszins bevredigende samenleving.
Die legendarische
reputatie bleek toch wat tegen te vallen. Toen de bescheiden
ambtenaar in dienst van het Britse rijk, F.F. Arbuthnot en de
legendarische avonturier en vertaler van Duizend-en-één nacht,
Richard Burton, in de jaren 1870 in India een speurtocht begonnen
naar legendarische erotische teksten, bleek de Kamasutra
aanvankelijk onvindbaar. Ook hier, ver van het Victoriaanse
Engeland, hadden schaamte en preutsheid blijkbaar hun tol geëist.
Deze speurtocht is het
boeiendste deel van McConnachies boek. Het stelt orde op zaken met
betrekking tot het verhaal van de zoektocht naar een compleet
manuscript (geschreven in Sanskrit), de vertaling ervan naar het
Gujarati en van daaruit in het Engels, en de publicatie van de
eerste druk sub rosa in 1883. Het aandeel van Richard Burton in de
vertaling van de Kamasutra lijkt beduidend kleiner dan een
aantal van zijn biografen veronderstelde. Arbuthnot groeit als man
achter de schermen. De Indiase onderzoekers en vertalers die de
tekst uiteindelijk zo compleet mogelijk reconstrueerden uit
handschriften, de pandits Bhugwantlal Indraji en Shivaram Parshuram
Bhide, krijgen de eer die hun vaak onthouden is. Aan de Londense
kant van het verhaal is het voor de kenners van Victoriaanse erotica
en pornografica ondertussen een komen en gaan van oude bekenden. H.
Spencer Ashbee, de auteur van een driedelige bibliografie over
verboden boeken – die hij voor alle zekerheid in Nederland liet
drukken, inclusief de eerste bespreking van de Kamasutra.
Frederick Hankey, de bibliomaan die in het dagboek van de gebroeders
de Goncourt werd beschreven als ‘een van die mannen die aan de
afgrond staan’. Algernon Swinburne, de dichter van de karwats.
Pas als Victoria in
vrede rust, gaat de Kamasutra een tweede leven in. De
clandestiene uitgaven liggen nu op het bureau bij geleerden als Iwan
Bloch (de ‘vader van de seksuologie’), Havelock Ellis, en de
theosofe Annie Besant. Het duurt dan nog meer dan vijftig jaar
totdat het boek in Engeland en de Verenigde Staten openlijk
gepubliceerd mag worden. Het mag weer op nachttafeltjes liggen, en
wordt ten slotte een merknaam.
Daardoor is het boek
ongetwijfeld een unieke bron gebleven van erotische inspiratie, maar
‘een leerschool der liefde’, zoals Vatsyayana zijn werk
bedoelde, is het nooit meer geworden. Of zoals McConnachie het zegt:
in het grote paleis dat de Kamasutra oorspronkelijk was, zijn
wij als toeristen ‘van wie de meesten slechts oog hebben voor de
schitterende slaapkamer.’
In ieder geval heeft
McConnaghie met zijn boek nu ook de bibliotheek van dat paleis fraai
gerestaureerd. |