INHOUD ED SCHILDERS

HOME

CuBra


Print deze Pagina

Deze column verscheen oorspronkelijk in de editie Tilburg van het Brabants Dagblad op 1 april 2010

Ed Schilders
Ooit

 

In de Dionysiusstraat, naast het voormalig klooster van de Ursulinen, bevindt zich een poort die toegang geeft tot een tuinparkje en kinderspeelplek. Als de poort open is – buurtbewoners beheren de plek – kun je het bronzen monumentje gaan bekijken dat daar in 2001 op initiatief van diezelfde buurtbewoners geplaatst is ter nagedachtenis aan Marietje Kessels. Marietje was elf jaar toen ze op 22 augustus 1900 in de kerk van de Noordhoek misbruikt en gewurgd werd. Onmiddellijk na dat drama legde de bevolking hele en halve centen, stuivers en dubbeltjes, en soms zelfs een daalder bij elkaar om het verdriet van Tilburg een plaats te geven: het marmeren monument op het graf van Marietje op de begraafplaats aan de Bredaseweg. Honderd jaar later deden moeders uit de Noordhoek hetzelfde, en Guido Geelen maakte de prachtige bronzen beeldengroep voor die speelplek. Als je al groot bent, zie je er de verbeelding in van wat in Tilburg ‘de gruweldaad’ werd genoemd. Als je nog klein bent, kun je er argeloos en onbevangen in spelen. Ik heb aan dat monument een bescheiden bijdrage mogen leveren. Acht woorden: ‘Ooit zal deze samenleving veilig zijn voor kinderen’. Meer hoop heb ik nooit in minder woorden kunnen opschrijven.

Het was ongeveer twee weken geleden, de dag waarvoor weerman Erwin Krol Nederland de avond tevoren gewaarschuwd had: de lente zou uitbreken. En inderdaad, de zon scheen bijna twintig graden, en in de tuin zag ik een fragiel boomkruipertje. Toen ging de telefoon. Mijn goede vriend Harry. Of ik al wist dat er foto’s van Marietje teruggevonden waren? Foto’s, glasnegatieven, die in 1900 op de plaats van het misdrijf gemaakt waren. Bij toeval ontdekt in het Nederlands Forensisch Instituut door Pierre van der Pol, conservator van het Breda’s Museum. Dat wist ik allemaal niet, maar ik had wel een vermoeden. In 1999 had ik een afdruk van zo’n gruweldaadfoto gezien. Die foto zat in het dossier van de toenmalige openbare aanklager, en was bij een Tilburgs advocatenkantoor ontsnapt aan de papierversnipperaar. Twee uur later ontving ik de foto’s via e-mail. Ineens was de prille lente in de knop geknakt, en werd het weer donker van woede.

Toen ik in 1988 mijn reconstructie van de gruweldaad publiceerde, Moordhoek, was het de tijd van Dutroux. Toen in 2001 het bronzen Marietje-monument werd onthuld in het speelparkje van de Elzenstraat, verwezen de kranten naar Marianne Vaatstra, Sybine Jansons, en Maartje Pieck. Het telefoontje van Harry kwam kort na de gruweldaad in Dordrecht op Millie Boele. Ondertussen staan de kranten vol met berichten van kinderen die door katholieke geestelijken misbruikt zijn. En om het nog dichterbij te halen: eerder deze week, lees ik in deze krant, is bij mij om de hoek een schennispleger gesignaleerd.

Ik blijf hopen. ‘Ooit zal deze samenleving veilig zijn voor kinderen’. Maar ik begin zo onderhand wel heel erg ongeduldig te worden.