INHOUD ED SCHILDERS

HOME

CuBra


Print deze Pagina

 

Ed Schilders
Tiesje - een kerstverhaal

De lichtjes in de boom, de sneeuw die hopelijk valt als de nachtmis uitgaat, het aantal mensen van goeden wil. De geur van worstenbrood en het geknal van vuurwerk. We bevinden ons in de donkere dagen, en dan mag het van alles een onsje en zelfs een paar kilo meer zijn. We overdrijven, en dat is altijd zo geweest.

Neem de kerststal van Tiesje. Zijn achternaam heb ik nooit gekend. Hij was een kennis van mijn opa, en vrijgezel. Ik zag hem voor het eerst in de kerstweek van 1963. Toen was hij al zeker driehonderd jaar oud. Of ik mee wilde gaan ‘louwen’ naar een gekke kerststal, vroeg opa. En zo kwamen we bij Tiesje terecht.

Een gewone kerststal was maar niks, vond Tiesje. Nou ja, niks was het ook niet, maar hij vond het, denk ik, een beetje karig. Te klein voor zo’n grote gebeurtenis als Kerstmis. Dat hebben wel meer mensen. Ook tegenwoordig nog. Ik garandeer u dat deze krant er komende week nog eentje zal vertonen. De jaarlijkse kerstfanaat, die zijn hele voortuin of haar hele balkon vol hangt met looplampjes, knipperlichtjes, en lichtgordijnen. Of met veelkleurige kerstmannen die een ingebouwde chip hebben om Hi-Ho-Hi-Ho te zingen, of over Rudolph het rendier met de rode neus. En dan heb ik het niet eens over de verzamelaars die hun hele vliering eens per jaar uitruimen om met hun verzamelde kerstgroepen hun woonkamer om te bouwen tot de ultieme kerststal.

Maar dat was allemaal niks voor Tiesje. Je moest het kerstverhaal geen geweld aandoen. Dus hield Tiesje het bijbelvast bij één Jozef en Maria, één Kindje Jezus, één os, één ezel, en drie koningen. Tiesje wist precies hoe dat zo gekomen was. Zo’n kerstgroep moest natuurlijk een beetje betaalbaar blijven voor iedereen. Dus wat doen die fabrikanten van die groepen? Die zeggen: twee herders is meer dan zat. Eén losse herder, en een met een lammetje in zijn nek. Tiesje noemde het overigens geen lammetje, maar een Janneske. Naar Johannes de Doper, die Jezus zou dopen in de Jordaan (‘en toch niet in Tilburg’, zei Tiesje met een bijbelvaste glimlach).

Maar voor de rest vierde Tiesje alle teugels. Hoe hij zijn kerststal verzamelde of kocht weet ik niet. Tiesje had in het bijbelverhaal ruimte gevonden voor de gipsen Hollywood-uitbreiding van zijn eigen kerstverhaal. Ik zag in zijn kerstgroep misschien wel veertig engelen boven de stal zweven. Wat logisch was, volgens Tiesje, want het liedje luidde: ‘daar hoorden zij engelen zingen’. Niet één engel dus, maar een hele engelenschare. Zowel ter linker- als ter rechterzijde liet Tiesje de verzamelde herders oprukken naar de kribbe. De meeste met Janneskes op de schouders. Maar het mooist waren de schapen. Hij had er honderden verzameld. Sommige graasden aan Tiesjes vloerbedekking. En als je heel goed luisterde, hoorde je die schaapjes zo nu en dan blaten: ‘Beste wensen! Beste mensen!’