CuBra

INHOUD ED SCHILDERS

HOME

Deze column verscheen oorspronkelijk in het Brabants dagblad / Tilburg Plus van 14 november 2013

 

Meer afbeeldingen en informatie over de zeefdrukken en de kunstenaars:

www.superschelden.nl  
www.studiomoan.nl
www.uitgeverijwuft.nl

Ed Schilders
Superschelden

 

Veel contact heb ik niet meer met Reinhold Aman. Meestal beantwoordt hij onze nieuwjaarswensen nog wel, in juni of daaromtrent, maar het antwoord uit Santa Rosa, Californië, is al jaren hetzelfde telegram: nog steeds depressief, eet van de voedselbank, probeer me maar niet op te vrolijken. Soms staat er nog zoiets als ‘PS: de hele wereld kan doodvallen’, en dat is dan weer goed nieuws, want als Reinhold Aman niets en niemand meer vervloekt, verkettert, of uitscheldt, dan is het pas echt goed mis. Het is ondertussen al weer zo’n vijfentwintig jaar geleden dat hij een dagje in Tilburg was als tussenstop tussen Duitsland en Californië. Op zijn verzoek heb ik hem toen bij een pan mosselen de eerste beginselen van het Tilburgs bijgebracht, en in het bijzonder het vloeken. Hij spoorde me aan om daar een artikel over te schrijven voor het jaarboek dat hij toen met veel succes uitgaf, ‘Maledicta, the international journal of verbal aggression’, waarvan ik toen ‘Correspondent Nederland’ was. Meer dan de mosselen hadden Tilburgse bastaardvloeken zijn interesse. Woorden als ‘sodemekaatje, sakkerdekont’ en ‘gatvergielegeitenkeutel’. Woorden die ooit als vloek of scheldwoord geboren zijn maar opgroeiden tot ontwapenende uitroepen. Elk jaar was Maledicta goed voor tientallen artikelen over vloeken, scheldwoorden, en alle taal die God verboden heeft, altijd geschreven volgens de beste taalwetenschappelijke normen en research. Uit Maledicta weet ik bijvoorbeeld dat ‘geitenkeutel’ al in de tiende eeuw als scheldnaam gebruikt werd. Dat Tilburgs artikel heb ik nooit geschreven. Achteraf wel jammer, want nu staat ‘Tilburgs gesakker’ niet naast ‘Verwensen in Mandarijn Chinees’ en ‘Hoe scheld ik in het Swahili?’

Morgenmiddag om half zes wordt in de culturele broedplaats NS16 (dus: NS-plein op nummer 16) een driedaagse expositie geopend onder de noemer ‘Superschelden’. Twaalf jonge grafisch kunstenaars laten daar zeefdrukken zien waarop ze superhelden als Batman en  Robin, de Hulk, Spinneman, en de Flits hebben afgebeeld, geïnspireerd door de stripverhalen uit de jaren ’60. Om dit stukje te kunnen schrijven, mocht ik het werk al ruim voor de opening zien, en ik kan u garanderen: het is werk volgens de beste stripculturele normen en research. Elke superheld is gekoppeld aan een krachtterm, scheldwoord, of  bastaardvloek. Je ziet Batman ‘Duivenkaters!’ roepen ergens op een van de wolkenkrabbers van Manhattan. Groene Pijl houdt het op ‘Schol en botje!’ Superman bereikt het niveau van kapitein Haddock met ‘Alle vliegende zonnestelsels!’ Het allermooiste is dat deze ‘superscheldwoorden’ niet verzonnen zijn, maar werkelijk gebruikt werden door de bijbehorende superhelden in de Nederlandse vertalingen van hun avonturen. Een groter stripgeleerde dan ik, zou dit verschijnsel eens systematisch moeten doorgronden. Wat zeggen de helden in de originele versies? Wat zegt de vertaling over ‘maledicta’ in het Nederland van de jaren ’60? Draagt dit taalgebruik bij om de vaak gewelddadige helden een ontwapenend trekje te geven? Een artikel daarover, geïllustreerd met deze prenten, zou perfect in Maledicta gepast hebben. Misschien stuur ik een van de zeefdrukken wel als nieuwjaarswens aan ‘Uncle Mal’. Als hij hier niet van opknapt, dan weet ik het gatjevergimme niet meer.


Superheld Robin - 'Driewerf nijptang!' - zeefdruk door Robin Nas

Groene Pijl - 'Schol en botje!' - zeefdruk door Jasmijn de Nood