INHOUD TILBURG & LITERATUUR
HOME CUBRA
INHOUD ED SCHILDERS
 

TILBURG

van

‘O ja, en waar leg dat dan, Tilburg?

tot

‘O, dat ik nog in Tilburg was!’

 

Een bloemlezing over Tilburg

Tilburgers & Tilburgs

Samengesteld door Ed Schilders

Stichting dr. P.J. Cools MSC

TILBURG MMIX


COLOFON

TILBURG - Van ‘O ja, en waar leg dat dan, Tilburg?’ tot ‘O, dat ik nog in Tilburg was!’ een bloemlezing over Tilburg, Tilburgers & Tilburgs, werd in de maanden juni en juli van het jaar 2009 in opdracht van de Stichting dr P.J. Cools MSC samengesteld door Ed Schilders ter gelegenheid van ‘Boeken rond het Paleis’ op 30 augustus 2009.

Het copyright van de opgenomen fragmenten berust bij de respectieve auteurs.

Het copyright van deze bloemlezing berust bij de Stichting dr P.J. Cools MSC & Ed Schilders.

Vormgeving: X-hoogte – Hans Lodewijkx – Code-X


'Ik zag het op een verkeersbord staan'

Naar Tilburg

Betsy Udink - De primeur van Caro Darmont - 1996

Walter wilde naar Tilburg.

'Wat valt er in Tilburg te beleve?' vroeg Arie.

'Me zus woont daar.'

'Welleke zus?'

'Lenie.' (…)

'O ja, en waar leg dat dan, Tilburg?'

'Ik dach hier erreguns in de buurt.'

'Weet jij waar het leg?' Arie draaide zijn hoofd naar Caro, die zich met twee handen aan de armsteun van het portier vasthield en nauwelijks naar buiten durfde te kijken.

'Juuuh! Gladde Jo! Zit er wat in je oor, dan? Ik lul tegen je.'

'O ja, sorry, sorry, ik was aan het nadenken.'

'Ik zeg waar leg Tilburg?'

'Tilburg? Ik geloof tussen Breda en Den Bosch.'

'Ik zeg waar leg het?'

'Bij de grens van België ergens.'

'Ze begrijp er geen hol van. Eerst zit ze maar zo met die kwek van d'r, mag ik mee, weet je wel?' Arie imiteerde met zijn vingers en duim de snavel van een eend. 'Ik zit op een antwoord te wachten maar nou houdt zij die kwek dicht, nou weet ze het in enen niet meer.'

'Arie wil weten hoe je naar Tilburg rijdt.' Het kwam heel zacht uit de toegeknepen keel van Esther.

'Uuuhhmm, ik ben aan het nadenken.'

'Ik geloof dat deze weg naar Tilburg gaat,' fluisterde Esther. 'Ik zag het op een verkeersbord staan.'

‘Kijk, dat meisje die is nou alfabetisch, die heb doorgeleerd, die heb op school opgelet.

Tilburg... Krijg de tering.’

 

P.N. Panken - De dagboeken van P. N. Panken 1819 -1904, Memorieboek van een Brabantse schoolmeester (2) - ingeleid en bezorgd door Dr Peter Meurkens - 1994

[1865 – ] Maandag morgen nam ik ten 9 ure een kaartje à f. 1.10 bij het station te Rosendaal tot vertrek naar Tilburg. Het convoi reed 5 min. later af, in 35 naar Breda, alwaar er 25 voorbij gingen tot halte en om van wagens te wisselen en kwamen we ten half 11 te Tilburg. De statie bevindt zich nabij de nieuwe kerk der christelijke Broeders: die der parochie van 't Heike trad ik binnen; er was eene hoogmis met 3 Heeren begonnen; want het feest van den H. Dionysius, patroon der gemeente, werd gevierd.

 

J.A. Vesters – ‘Voor het eerst in den spoortrein’ - uit: Marcel van der Heijden (red.), Brabantse reizen - 2004 - oorspronkelijke publicatie in De Belgische Illustratie, jrg. 9, 1876-1877

'Voor den duivel!' riep hij uit, ‘zal het ongeluk mij dan altijd vervolgen: gisterenavond miste ik den trein en nu zal ik te laat op de begrafenis komen en toch, ik moet om tien uur te Tilburg zijn!'

Een derde reiziger keek den vreesselijk opgewonden man meêlijdend aan en sprak: 'Dat is erg, mijnheer, heel erg; zeker hebt gij een broeder verloren, of misschien uw vader wel?'

'Een neef, man, een neef; ik moet om tien uur bij de begrafenis zijn en de trein komt maar even voor tienen aan!'

'Een neef,' hervatte de medelijdende, 'o, zeker een neef die een goed vriend van u was, met wien gij mogelijk opgegroeid zijt; - ja, ik besef uwe smart!'

'Wat praat ge van een vriend, man! Ik heb den vent nooit gezien, maar hij heeft veertig duizend franken nagelaten en — ik ben zijn mede-erfgenaam. O wee, zoo ik de begrafenis mis!'

 

S.T. Florian - Naar de knoppen - Een roman over kansspelbelasting - 2001

Marco staat op.

'Wat ga je doen?' vraag ik.

'Afwassen. Het is mijn beurt. Samen met Esther.'

'Da's waar ook. Hé, misschien wordt het nog wel wat tussen jullie. Een theedoekenromance of zoiets. Kan je naar Tilburg verhuizen.'

 

Michel van der Plas – Buurmans gras - herinneringen aan Böll, Bomans en Van Duinkerken – 1986

Ik dacht aan de beroemde anekdote van die dienstplichtige die zich bij de keuring voor nagenoeg blind had gehouden, ter plaatse was afgekeurd en daarna huppelend naar de bioscoop was gegaan. Toen in de pauze het licht opging bemerkte hij in paniek dat naast hem de keuringsdokter van zoëven zat; maar hij bezat de tegenwoordigheid van geest de buurman te vragen: 'Gaat deze trein door naar Tilburg?'

 

Dirk-Jan Arensman - Thomas Rap Een vrijbuiter in boeken – 2009

En als je begin jaren vijftig in Rotterdam of, zoals Rap, in Den Haag woonde, dan kwam je niet in Maastricht of Tilburg. Niemand had een auto, de mobiliteit was heel beperkt.

 

Anoniem – ‘Mutaties’ - in: Mededelingen van de vereniging voor seminarie- en kloosterbibliothecarissen, jrg. 6, nr. 1 – 1954

G. Oltheten M.S.C., opvolger van Dr. P.J. Cools M.S.C. als bibliothecaris Missiehuis Brummen (Gld).

Dr. P.J. Cools M.S.C., opvolger van J. de Lepper M.S.C. als bibliothecaris Missiehuis, Bredaseweg 204, Tilburg.

 

Pieter Nieuwint – Ode aan Tilburg – van de cd Happy Few – 1997

In Amsterdam ben ik geboren en getogen

In Amsterdam ben ik gewoonweg kind aan huis

Als ik er wegga heb ik tranen in mijn ogen

Als ik er trugkom voel ik mij meteen weer thuis

Dat andre steden echt voor mij dus niet zo hoeven

Ligt in dit licht wellicht wel lichtlijk voor de hand

Maar als ik per se ergens anders moet vertoeven

Dan ga ik naar een stadje in het zuiden van het land

Tilburg, met je - ach, hoe kan ik het vergeten?

Tilburg, met je - 't ligt op 't puntje van m'n tong;

Hoe of die beroemde bezienswaardigheden heten

Ik zou het echt wel weten

Als'k m'n zenuwen bedwong

Tilburg, met je - hè, ik kan het niet onthouden

Tilburg, met je - mijn geheugen is een zeef

Ach, sinds ik die stad ken ben 'k gewoon niet meer de oude

Herman Post – De hemel is om de hoek - Een keuze uit tien jaar columns in KRO-gids 'Studio' – 1988

Pas moest ik om een particuliere reden, die hier niet ter zake doet, voor het eerst van mijn leven in Tilburg zijn. Ik had mij voorgenomen oren en ogen goed open te houden, opdat ik een volgend keer de Bosschenaren van repliek zou kunnen dienen. Het begon goed. Bij een bezoek aan de stationsrestauratie hoorde ik in de verte een welluidend gezang - ik meen een lied van Schubert. Het klonk meeslepend, hoewel niet geschoold. Een onderzoek instellend kwam ik bij de toiletjuffrouw uit, die de radio als soundmixer bleek te gebruiken. Telkens als er een kwartje op haar schoteltje viel, knikte zij als een antieke kerkengel, zonder haar optreden te onderbreken. Zo melodieus was ik nog nooit in een onbekende stad ontvangen.

 

J.J. Voskuil - Het bureau (5) - 1999

'Ik was er daarstraks niet bij toen je over de promotie vertelde,' zei Gert. 'Zou je dat nog eens willen vertellen?'

'Waar moet ik beginnen?'

'Bij het begin maar,' zei Gert lacherig. 'Als dat kan tenminste.'

'Het begin!' Hij verhief zijn stem, retorisch. 'Het station van Tilburg! Ad en ik stappen uit de trein!'

 

Gerard Reve – Brieven aan geschoolde arbeiders 1959-1981 – 1985 (de brief dateert van 25 januari 1968)

Na een buiten verwachting geslaagd optreden alhier voor de Kleine Academie heb ik de nacht doorgebracht in Kamer 1 van Hotel P. Mulders, een net, degelijk stationshotel, waarin helaas mijn kamer aan de straat gelegen was. Toch heb ik een flink aantal uren geslapen, terwijl ik bij het wakker liggen drie maal mijn Geheime Deel heb beroerd ter gedachtenis aan jou. Er is een grens aan beroemdheid en aanbidding, waarboven alles even onwaarschijnlijk als onsmakelijk en obsceen wordt. Ze hebben een enorm tekort aan volgroeide, volwaardig voelende en denkende mensen, de katholieken, en ik moet steeds weer als Koning Eénoog opdraven. Enfin, waarom ook niet.

 

Will Tromp en J.A. Dautzenberg - Kok van De Stijl - spoorwegbeambte te Tilburg – 1989

Rolf Janssen: ‘Zo hebben ze [Antony Kok en Van Doesburg] elkaar feitelijk leren kennen. Tegenover het Tilburgse station boven een café-restaurant woonde een vriend en collega van Lena Milius. Daar hebben ze samen een aantal soirees georganiseerd. Kok speelde dan piano, Maurits Manheim zong erbij en Theo van Doesburg verzorgde het literaire gedeelte.’

 

Will Tromp en J.A. Dautzenberg - Kok van De Stijl - spoorwegbeambte te Tilburg J.A. Dautzenberg: Antony Kok, klerk-telegrafist, 'prins van geestelijken bloede' - 1989

In het najaar van 1914 vond er op het station van Tilburg een ontmoeting plaats tussen twee mannen, van wie de een wereldberoemd zou worden en de ander in vrijwel totale vergetelheid zou verzinken. De een was in het kader van de mobilisatie van augustus 1914 in de buurt van Tilburg gelegerd. Hij schilderde en schreef gedichten en verhalen; hij heette officieel C.E.M. Küpper maar noemde zich Theo van Doesburg. De ander was werkzaam op het station als klerk-telegrafist, schreef noch schilderde maar speelde wel verdienstelijk piano, en wist nogal wat van kunst en cultuur. Hij heette Antony Kok.

 

Ischa Meijer - Interviewen voor beginners – 1987

Ik val ontzettend op lichamelijke afwijkingen. Daar mag ik graag naar kijken. Dat windt me op. Gehandicapten. Altijd al gehad. Mensen met krukken zijn bij mij favoriet. Slepende benen, ook mooi. Dat intrigeert me. Geblesseerde mensen. Van die gezonde, bruinverbrande mannen stoten me af. Ik vind het fijn als ze een slechte gelaatskleur hebben. Ik heb nog eens tegenover een man in de trein gezeten, die zo'n prachtige zwarte kunsthand had, waarmee hij zelfs een sigaretje kon aansteken: ik was daar zo door gebiologeerd, dat ik in Tilburg uitstapte, waar ik helemaal niet moest zijn.

 

Nescio - Verzameld werk – deel 2 Natuurdagboek 1946-1955 - Bezorgd door Lieneke Frerichs – 1996

26 April [1954] Maandag. Met Zus met den trein van ± 1/2 10 naar Tilburg.

Eerst op het terras van de stationsrestauratie kopjes koffie gedronken om op de bus naar Hilverbeek [sic] te wachten (eerst even de stationsstraat op en neer gezanikt, om amandelbroodjes en tabak. Twee ouwerwetsche 'heeren'huizen met hardsteenen onderpui met 'ingebouwde' schoenkrabbers).

Advertentie - uit Tilburg, A.J.A.C. van Delft, 1922

 

In deze verwachtingen ben ik niet bedrogen’

Boeken

Jacques Urlus – Mijn loopbaan - ca. 1930

Alles las ik; het toeval stelde mij daartoe in de gelegenheid.

Want, schooljongen nog, deed ik wel eens boodschappen voor een leeraar aan de Tilburgsche H.B.S. Het zwakke dochtertje van dien leeraar, een vriendelijk, teer kind, vond het prettig in mij een speelkameraadje te vinden. Zij nam mij mee naar zolder, en daar stond ik plotseling tegenover wat voor mij het mooist en het begeerlijkst was: stapels en stapels boeken, zooveel, als ik nog nooit bij elkaar had gezien; zooveel, als ik niet eens had vermoed, dat er bestonden.

Ik leende. Ik mocht ervan leenen, en ik nam, onoordeelkundig. Dan las ik thuis tot twee uur in den nacht, maar als het ongeluk had gewild, dat ik een wetenschappelijk werk in handen had gekregen, dan werd het na drie, vier bladzijden dichtgedaan en den volgenden dag op den zolder van den leeraar weer op stapel gezet.

Zoo heb ik maanden lang mijn leesgierigheid bevredigd. Ik zou nu niet meer kunnen navertellen, wat ik zoo al in die kinderjaren heb verslonden. Ik weet alleen, dat er een eind kwam aan dezen prettigen kant van mijn jongensbestaantje, toen wij van Tilburg naar Utrecht verhuisden, waar vader in de fabriek van Smulders was aangesteld en waar ik ook werk vond.

 

Pieter Jacob Costerus - Brieven en dagboek van den Utrechtschen Vrijwilligen Jager Pieter Jacob Costerus 1830 en 1831bezorgd door M.G. de Boer en dr. J.C. Costerus – 1917

In eene plaats als deze, met circa 12000 bewoners, heb ik nog maar éénen boekverkooper gezien, indien men namelijk met dezen naam mag bestempelen eenen man, die behalve wit papier en chitsen vellen, gebedenboeken voor Roomschen en schoolboeken voor kinderen ter koop aanbiedt en wiens keurigste werk misschien bestaat in de geschiedenis der bekeering van eenen jood, tot ? raadt eens, natuurlijk, tot het Roomsche geloof.

 

S. Carmiggelt - Tussen mal en dwaas – 1952

Vrijdag — Is Nederland geen heerlijk land? Nauwelijks zijn we bekomen van een Rotterdamse zedelijkheidsactie tegen Kees van Dongens naakten, of een Tilburgse boekhandelaar krijgt twintig gulden boete omdat hij zo zondig was een vertaling van Lady Chatterley’s Lover in voorraad te hebben. Ferm zo! Er moet meer en meer verboden worden, vind ik. Ga nu bijvoorbeeld eens het Rijksmuseum binnen — daar hangen óók heel wat smeerlappen!

 

W.F. Hermans – ‘Open brief aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde’- in Podium 8-9 (aug.-sept. 1950)

Ach, mijne Heren, als gij wist dat mijn plannen ter sanering van de Nederlandse schone letteren onder meer omvatten: (…) 8) Verbod van het rooms-katholieke culturele terreurinstituut IDIL te Tilburg…

 

W.F. Hermans – ‘De heilige Idil en haar nar’in: Podium 10-12, okt.- dec. 1950 (1951)

Het rooms-katholieke half-ondergrondse culturele terreurorgaan dat de, sterk aan spionagediensten herinnerende naam draagt van Informatie-Dienst Inzake Lectuur en uitsluitend bekend is onder de onschuldige, opzettelijk idyllisch aandoende afkorting Idil…

 

Hans Visser – Simon Vestdijk, een schrijversleven - in samenwerking met Max Nord en Emanuel Overbeeke – 1987

In De dokter en het lichte meisje [1951] laat Vestdijk een arts verliefd worden op een hoer. (…) Dit boek vol dokters en lichte meisjes zou wel eens een schandaal kunnen ontketenen, hoewel hij toch zo zijn best had gedaan alles zo 'kuis' mogelijk te houden.

Tot een schandaal kwam het inderdaad, maar anders dan Vestdijk zich had voorgesteld. De roman kreeg van de IDIL, de rooms-katholieke Informatiedienst inzake Lectuur te Tilburg, het predikaat 'streng voorbehouden', een beoordeling niet op grond van artistieke of esthetische maatstaven, maar op morele grondslag. Hoewel de uitspraak van de IDIL formeel geen censuur betekende - de IDIL was een particuliere katholieke organisatie - had ze op vele katholieken wel die uitwerking, bijv. op een hoofdinspecteur van politie te Sittard die, zich baserend op IDIL, de agent van de algemene spoorwegboekhandel aldaar vriendelijk verzocht De dokter en het lichte meisje uit de etalage te verwijderen en dit niet aan minderjarigen te verkopen.

 

Anton van Duinkerken – Brabantse herinneringen – 1964

Roeping werd in die jaren uitgegeven bij de Zuid Nederlandse Boekhandel te Tilburg, die onder directie stond van Rud van Es (…) De familie van Es was voortkomstig uit Waalwijk. De moeder, die bij Rud inwoonde (…) kon om alles lachen en iedereen aan het lachen brengen. (…) Ze was een zuster van pater Bonaventura Kruitwagen o.f.m., die ik herhaaldelijk bij haar ontmoet heb en die in haar gezelschap zijn sarcasme liet sprankelen van onverwachte verwantschap met mildheid. ‘Weet je, wat ik zou willen?’ vroeg pater Bonaventura. 'Je mag zelf kiezen: de jongeling van Naïm, de verloren zoon, de wonderbare visvangst of ieder ander zondagsevangelie, dat je aanstaat. Ik zou alle preken hierover, die in Nederland gehouden worden in kerken of in kapellen, waarover een rector is aangesteld, willen doen optekenen, zo letterlijk als maar mogelijk is. Van al die preken zou ik eenboek willen maken. En dat boek zou ik de paus op de index willen laten zetten!’

 

Karel van het Reve - Achteraf – 2000

Er is nogal wat heibel over een boekenlijst die onlangs door drie professoren is opgesteld op verzoek van de overheid. Het is min of meer de bedoeling, dat de 21 boeken van die lijst eerlang tot verplichte lectuur zullen worden verklaard voor wie eindexamen wil doen aan wat vroeger een middelbare school heette.

Allerlei mensen maken zich daar nogal kwaad over. Scheldwoorden als Cultuurkamer, Index, Stasi, Volkscommissaris en zo vliegen over de tafel. Een der commentatoren — ik noem geen namen — ging zelfs zo ver dat hij de Tilburgse hoogleraar Goedegebuure en de Nijmeegse hoogleraar Bekkering van katholicisme en de Leidse hoogleraar Anbeek van marxisme beschuldigde. Een paar dagen geleden hebben ze mij van de televisie opgebeld of ik aan een twistgesprek over deze materie wilde deelnemen, maar ik heb het niet gedaan want ik heb hier geen duidelijke mening.

 

H.E. Greve – In nacht en ijs – Openbare leeszalen en bibliotheken van september 1944 tot juni 1945 – 1945

Tilburg kwam in den afgeloopen winter handen én boeken te kort. Op de leeszaal, waarvan wegens kolengebrek het publiek toch geen gebruik kon maken, legden de Canadeezen beslag. Zij brachten echter brandstof mede voor het geheele gebouw, dat dus aangenaam verwarmd kon worden voor personeel en lezers. De administratie kon zelfs geheel worden gereorganiseerd. Tilburg is een der zeer weinige plaatsen in het Zuiden, die niet noemenswaard van de oorlogshandelingen geleden hebben. Slechts vier dagen was de instelling gesloten en onmiddellijk na de bevrijding beschikte men over electrisch licht. Het verdwijnen van het begrip van mijn en dijn is wel het grootste verlies dat de Leeszaal te betreuren heeft gehad. Tallooze boeken bleven ‘ondergedoken’ en zonder achterlating van adres bij verhuizingen zijn deze boeken als verloren te beschouwen. Te betreuren valt de tijd, dien men aan de opsporing moet besteden. Vele boeken gingen eveneens verloren in de correspondentschappen.

 

Kees Fens - Oliver Hardy als denker en andere opstellen – 1982

De hier geciteerde fragmenten uit de brieven van Bernardus zijn overgenomen uit een in gestencilde vorm uitgegeven editie van alle werken, een aantal jaren geleden verzorgd door de Cisterciënser abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven te Tilburg.

 

B.H. Molkenboer o.p. – Mijn Vondelbiografie en de oorlog 1945

Allerminst ontmoedigd, eerder met een gunstig voorgevoel wendde ik toen mijn steven [vanuit het gebombardeerde Nijmegen] naar Tilburg. Ik had mijn vaste hoop op deze vrijwel onbeschadigde stad gevestigd, omdat ik meende daar niet alleen een voorloopig thuis te zullen vinden, maar ook de meest noodige boeken, om mijn biografie [van Joost van den Vondel] eindelijk te kunnen voortzetten.

In deze verwachtingen ben ik niet bedrogen… (…)

Ik mag dus dankbaar getuigen dat sedert mijn komst te Tilburg het getij voor mij ten goede gekeerd is. Wat ik gehoopt had te vinden, heb ik gevonden: een rustige omgeving en de vereischte boeken. (…)

‘Een beroyd huysraed moet veeltijds van anderen wat te leen bezitten’: dit aardige Vondelwoord kwam vanzelf bij mij boven, toen ik in de welvoorziene bibliotheek der Eerw. Fraters in de Gasthuisstraat op de belangrijke door Fr. Horsten bijeengebrachte Vondel-collectie te gast mocht gaan, terwijl ook de boekerijen van de R. K. Econ. Hoogeschool, van de R. K. Leergangen en van de Openbare Leeszaal mij de noodige hulp verschaften.

Wie deze Paradijstoestanden met het uitgebrande en leeggestolen Nijmegen vergelijkt, zal begrijpen, hoe ik in het gezegende Tilburg mijn moed voelde herrijzen, om met ijver en vreugde aan ‘Vondel’ door te schrijven.

 

Adriaan Venema - Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1 Het systeem – 1988

Men moet overigens niet denken dat al die honderden aanvragen bij het DVK [Departement van Volksvoorlichting en Kunsten; ES] door Van Ham cum suis persoonlijk werden behandeld. Het Departement had bij het antwoord aan de aanvrager de keuze uit drie standaardbrieven (…)

2. In verband met de papierschaarschte is het mij niet mogelijk de uitgave (den herdruk) te bevorderen van: (volgde de titel). - Dat ongeluk overkwam De Drukkerij A. Mertens en Zn uit Tilburg, die daarom moest afzien van Martin Weyling, Het Boek voor den Zangkanariekweeker.

 

Adriaan Venema - Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 4 Uitgevers en boekhandelaren – 1992

In de eerste maanden van de bezetting had de Haagse boekhandel [De Vijf Vocalen, Mensing & Visser] al problemen met de bezetter gehad, maar in januari 1942 moest directeur M.J. Visser opnieuw bij de SD verschijnen op het Binnenhof 4. Wat had de boekhandel gedaan? In de etalage lag een rijmprent van Het Wilhelmus, gedrukt door Nijpels in Maastricht. De eerste letters van de vijftien coupletten waren beurtelings rood en blauw gedrukt en vormden de naam Willem van Nassau. Verder had de boekhandel Het Wilhelmus in voorraad, gedrukt door Henri Bergmans in Tilburg. Hier was de letter W met een heraldische leeuw versierd.

De SD zag in beide uitgaven een bewieroking van het vorstenhuis en de beide voorraden, bestaande uit eenenveertigmaal de Maastrichtse Wilhelmus en elfmaal de Tilburgse, werden in beslag genomen.

 

Jan Posthumus – ‘Van Jaeger naar Kramers - De eerste halve eeuw van Kramers’ vertaalwoordenboeken Frans, Duits en Engels’. In: Nicoline van der Sijs (red) Woordenboeken & hun makers - 1998

Een probleem op zich vormde de beschikbaarheid van exemplaren van de zakwoordenboeken [uitgegeven door Kramers]. In antiquariaten treft men ze slechts zelden aan, en bibliotheken zullen deze eenvoudige gebruiksvoorwerpen niet regelmatig hebben aangeschaft. Niettemin is een enkel exemplaar te vinden in de universiteitsbibliotheken, maar dan meestal van een latere druk. Een zeer gelukkige vindplaats bleek uiteindelijk de bibliotheek van de Theologische Faculteit te Tilburg. Hier bleken niet minder dan zestien verschillende deeltjes aanwezig. Op één na waren ze afkomstig uit de daarheen overgebrachte Centrale Bibliotheek Capucijnen, die als verzamelpunt had gediend voor de boeken uit de bibliotheken van allerlei capucijnen-vestigingen in den lande, waar deze schoolwoordenboeken kennelijk werden gebruikt.

 

Herman Post – De hemel is om de hoek - Een keuze uit tien jaar columns in KRO-gids 'Studio' - 1988

Herinnert u zich Puk en Muk? Dan bent u in ieder geval boven de veertig. Voor mij waren de avonturen van deze twee roomse kabouters verplichte lectuur op de fraterschool. Ze waren geschreven door Frater Franciscus, alias Frans Franssen, en uitgegeven door de Drukkerij van het RK Jongensweeshuis in Tilburg, waar vanaf het begin van de twintigste eeuw tot ver na de Tweede Wereldoorlog nagenoeg alle drukwerk vandaan kwam dat passend en heilzaam werd geacht voor de roomse jeugd. Ons lijfblad was in de vijftiger jaren De Engelbewaarder, nadat we het Kleuterblaadje en het niet minder stichtende periodiek De Roomsche Jeugd waren ontgroeid.

Wie denkt er niet met verbazing en een zekere vertedering aan terug?

 

Jeroen Brouwers - De zwarte zon Essays over zelfmoord en literatuur in de twintigste eeuw -1999

Met the bridge is de Brooklyn Bridge in New York bedoeld, opengesteld in 1883, de accolade tussen Brooklyn en Manhattan. Behalve een geprefereerde locatie voor levensmoeden, is de brug ook een dikwijls door schrijvers, dichters, schilders, componisten, filmregisseurs gebruikt object voor inspiratie. De Tilburgse veellezer en publicist Ed Schilders heeft enige jaren een eigen tijdschrift gerund, uitsluitend gewijd aan de wereldberoemde brug: The Brooklyn Bridge Bulletin.

 

Anoniem – in Maandblad voor Bibliotheken – 1913

Tilburg -- Aan de R. K. openbare leeszaal is door den Raad [gemeenteraad; ES] op zekere voorwaarden een subsidie toegekend van 75% van het bedrag der contributies en bijdragen van particulieren.

Een dezer voorwaarden moge vermeld worden: de bibliothekaris mag geen salaris ontvangen! Deze voorwaarde zal waarschijnlijk wel niet gehandhaafd blijven. In een ingezonden stuk in de Tilburgsche Crt. legt de Censor der leeszaal, Dr. M. J. Verhoeven duidelijk uiteen, dat de functie van bibliothekaris te belangrijk is dan dat hij ongesalarieerd mag blijven.

 

Anoniem – in het tijdschrift Bibliotheekleven – 1926

Tilburg. — Op haar verzoek is met ingang van 1 Januari 1927 eervol ontslag verleend aan Mej. Jeanne Schijns, adjunct-bibliothecaresse aan de R. K. Openbare Leeszaal te Tilburg. Mej. Schijns was een viertal jaren aan deze instelling verbonden en treedt in het klooster der Benedictinessen te Wépion (België).

 

Nelleke de Laat - Kees van Jan van Bètjes, een Brabantse filosoof - 2004

Het oude WNT [Woordenboek van de Nederlandsche Taal], eveneens een gigantisch werk, kregen wij ook toen Kees [Cornelis Verhoeven ES] de handzamere nieuwe versie aanschafte. We lieten verschillende delen restaureren en zo nu en dan kruipen we in een hoekje en amuseren we ons met dit feest aan taal. We hebben nu een bijzondere versie van het WNT waarin bepaalde 'dubieuze' zaken met potlood onleesbaar zijn gemaakt, maar ons WNT komt dan ook oorspronkelijk uit het Fraterhuis van het H. Hart van Jezus in Tilburg.

 

‘Namaak kasteel van kruisvaarders’

… rond het Paleis

 

Uri Nooteboom – Jeugd in een fabrieksstad – 1944

Er lag daar vroeger als een brok geheimzinnigheid ten oosten van de grote kerk, achter een dichte heg en een hoog hek, tussen de bomen en temidden van een verwaarloosd park, het paleis van Willem II, in de dagen onzer jeugd Rijks-H.B.S. Van dien koning en den tijd, dat Willem II in Tilburg vertoefde, wisten oude mensen wonderwat te vertellen. En wat Tilburg zou geworden zijn, als dieje koning langer was blijven leven: Hoofdstad des lands en Residentie. Hoe de koning daar onder het volk was en de Tilburgers hem op de handen droegen. En dat landerijen buiten de stad nog naar Willem II genoemd waren: De Koningshoeve; dat op de pastorie van het Heike Koning Willem II geslapen had en andere personen van koninklijken bloede; dat pastoor Zwijsen bij den Koning als een vertrouwd vriend in die dagen in- en uitging.

Het verhaal van deze glorierijke dagen hing nog immers als een stralende wolk over de berookte daken van deze stad, de ouderen vertelden er van, zij hadden het nog van horen zeggen van hun vader, zij herinnerden zich nog de vertelsels van intochten met vlaggen en jubel en de sombere dagen van een triest koninklijk sterven, dat de stad verstild had als een bijenkorf in den winter, en een rouwstoet, die de grote pastoor van het Heike op den hoek van de lange Schijfstraat met droeve ogen stond na te staren. Wij kinderen zaten, als het ons werd verteld, met open monden te luisteren. De Brabantse weverstad groeide in de verbeelding.

Op den hoek van de Markt en de Paleisstraat stond de gedenknaald, ter plaatse waar eens het huis gestaan had, waarin de koning gestorven was. De kinderen stonden achter het hoge, krullige hek van gegoten ijzer. Zij lazen het opschrift tussen de geweldige hardstenen voluten boven het voetstuk. Daarboven zagen zij het medaillon met de beeltenis van Willem II, den fijnen kop, zoals die stond op guldens en rijksdaalders.

Wij zwierven langs het hek, dat den tuin van het paleis afsloot. Wij zochten naar openingen in de hoge, donkere heg en gluurden daardoor naar de geheimzinnigheid van het verlaten park. Van de vier hoektorens van het paleis waren de kantelen afgebroken. De geelgeverfde muren der ronde torens, de gevels van het gebouw stonden met gele vochtplekken en de vergulde letters tussen de ramen en de dakgoot waren blauw en verweerd. Het paleis was in den loop der jaren H.B.S. geworden; er gingen jongens en meisjes met zware boekentassen door het smalle poortje bij den conciërge binnen. Het paleis van Willem II bleef in onze jeugdjaren een geheimzinnig en aantrekkelijk punt in onze stad. Er lag over het eenzame park en het sombere gebouw een trieste sluier van onvolgroeide glorie.

 

C. Nooteboom - Rituelen – 1980

'Wij zijn pas later katholiek geworden. Dat zijn de besten. Oorspronkelijk zijn wij een militaire protestantse familie. De eerste Wintrop die naar Tilburg kwam was luitenant-kolonel bij de lansiers. Ze kwamen uit het Westland.'

Fabels, dacht Inni, leugens en fabels. Verzonnen figuren uit een verzonnen verleden. Omdat je leven je te kaal is.

'Hij kwam met de lijfwacht van Willem de Tweede mee toen die het Paleis-Raadhuis bouwde, waar hij nooit gewoond heeft. Hij trouwde met een katholiek meisje.'

 

Nescio - Verzameld werk – deel 2 Natuurdagboek 1946-1955 - bezorgd door Lieneke Frerichs, 1996

25 April Zondag [1954]. Van 4—7 met Os, Jan en Nel uit rijden (…) Tilburg, een banale [woord ontbreekt; LF], overal kronkelend en toch banaal. Het wonderlijke gebouw, namaak kasteel van kruisvaarders.

 

Hugo Brandt Corstius – boekbespreking van Dijksterhuis — Een biografie, door Klaas van Berkel –de Volkskrant – 1996

Over een saaie man hoeft geen saaie biografie geschreven te worden. Het leven van Dijksterhuis was ongetwijfeld saai. Hij heeft maar op vier adressen gewoond: als kind in Tilburg, als student in Groningen, als leraar in Oisterwijk en als hoogleraar in Bilthoven. Hij heeft maar twee betrekkingen gehad: leraar, op de hbs [gevestigd in het Paleis in Tilburg, ES] waar zijn vader directeur was, en hoogleraar, op een leeftijd dat hij geen nieuwe boeken meer kon schrijven. (…) Niet deze mislukte biografie, maar zijn levenswerk - in enkele jaren geschreven! [De mechanisering van het wereldbeeld (1950) waarvoor Dijksterhuis in 1951 de P.C. Hooftprijs kreeg; ES] houdt zijn naam de volgende eeuw in de herinnering.

 

Cornelis Verhoeven – De glans van oud ijzer – 1996

Op een dag vond ik het prentje van een zekere Hersmus, rond 1910 gestorven, een van de bastaarden die Willem II in de wijde omgeving van Tilburg had verwekt. Ik kon dat uit de schijnheilige tekst over 'de zonden mijner jeugd' niet opmaken, want die woorden suggereren dat de overledene zelf al vroeg een openbare zondaar van enig formaat is geweest; maar de archivaris vertelde het mij. Toen ik in de middagpauze mijn boterham ging opeten bij een nicht van mijn moeder, een van de meest bijzondere mensen die ik ooit heb ontmoet, vertelde zij met veel smaak en enig mededogen dat zij hem nog gekend had, dat hij sprekend op Willem II leek, dat hij in Tilburg 'Kuus' ofwel 'varken' werd genoemd, niet vanwege de zonden zijner jeugd, maar vanwege zijn uiterlijk, dat hij kruier was op het station en altijd in jacquet was gekleed. Kinderen vroegen hem waarom hij dat deed en dan legde hij uit dat het 'deftig' was: 'Dè moete gellie ok doen, kiendjes.' De fabrikanten gebruikten hem als een soort van schertskoning en de koningin durfde bijna niet in de stad te komen omdat zij bang was dat haar oom haar dan zou aanspreken. Kortom, een triest leven met een trap na van de pastoor, stof genoeg voor een roman die ik ook al niet kan schrijven.

 

‘Ook zyn ’r twintig bierbrouweryen’

Spijs en drank

Albrecht Dürer – Reis naar de Nederlanden vertaald door Anne Pries – 1520 (2008)

Daarna gingen we op de feestdag van Onze Lieve Vrouw [21 november 1520; AP] vroeg weg en kwamen door het bijzonder grote en mooie dorp Oosterwijk en 's morgens aten we in Tilburg en gaven daar 4 weisspfennig aan uit. Daarna kwamen we in Baarle, waar we bleven overnachten en 5 stuivers hebben uitgegeven.

 

Isaak Tirion – Nederland in vroeger tijd – 18e-eeuwse beschrijving van steden en dorpen in Nederland - 1751 (herdruk: 1966)

Tilburg en Goorle staan onder éenen Heer (…) Prins Willem van Hessen-Kassel. Tilburg legt omtrent vier uuren ten Zuidwesten van 's Hertogenbosch, digt by Oosterwyk. Het is een zeer groot en volkryk Vlek. Men wil, dat het getal der Ingezetenen dat van de Inwooners van 's Hertogenbosch overtreffe. Doch het getal der Huizen wordt op twee duizend begroot. Ook draagt Tilburg 't meest van de byzondere Dorpen des gantfchen Kwartiers in de Verpondingen, te weeten tien duizend een honderd en tagtig Guldens. Daar worden zeer veel Lakens gemaakt. Men verzekert my, dat 'er ruim vyf honderd Weefgetouwen zyn. Ook zyn'er twintig Bierbrouweryen.

 

Willem Elsschot – Kaas – 1933

En dan gaan zij restaurants noemen, tegen elkander op, niet alleen in België maar tot ver in 't buitenland. De eerste keer, toen ik nog niet zoo schuw was, vond ik het mijn plicht er ook een te citeeren en wel in Duinkerken. Een schoolkameraad had mij jaren geleden gezegd dat hij daar gedineerd had, op zijn huwelijksreis. En ik had den naam onthouden omdat het de naam van een bekend vrijbuiter is. Ik hield mijn restaurant gereed en wachtte op een gunstige gelegenheid. Maar zij hadden het ditmaal over Saulieu, Dijon, Grenoble, Digne, Grasse en waren dus blijkbaar op weg naar Nice en Monte Carlo, zoodat ik nu bezwaarlijk Duinkerken vernoemen kon. Het zou een indruk hebben gemaakt als van een die plotseling met Tilburg komt aanzetten terwijl de restaurants van de Rivièra worden opgesomd.

 

Toon Kortooms – Beekman en Beekman (1e en 2e deel) - 1949-1950

‘Willen wij eens opstappen?’ stelden zij [Beekman en Beekman] elkander voor.

Maar daar ontwaakte Beenhakkers.

‘Opstappen?’ vroeg hij moeizaam. ‘Opstappen? Wij gaan eten!’

Hij wuifde naar de ober en bestelde drie stevige maaltijden; het kwam er niet op aan hoe het heette, als het maar lekker was.

‘Kun jij dat allemaal betalen?’ zeiden de gebroeders.

‘Ik betaal heel Tilburg!’ riep Beenhakkers dramatisch uit. ‘Ik heb geërfd. Heel Tilburg was vannacht zat van mijn centen.’ (…)

Er kwam een brief van Beenhakkers. De gebroeders lazen het schrijven. Het was een schreeuw van eenzaamheid.

(…) ‘Ik vrees de lacune, het vacuüm van een droge lange zondag, want zelfs na het lof en de Heilige Familie, is er voor mij steeds een woestijn van uren. Mijn voorstel luidt: kom zondag naar Tilburg, opdat ik mij lave aan jullie tegenwoordigheid. Laat ons alsnog de stad ontvlieden en ergens heen gaan, buiten. Laat ons Brabants bier drinken en met Brabantse vuisten op Brabantse tafels slaan. Laat ons dansen met de fleurige Brabantse meiskes uit Hilvarenbeek.’

De gebroeders bedachten zich geen moment. Zij reden naar Tilburg…

 

H. van Aalst - Onder martieners en bietsers - Dertig jaar uit mijn leven in volkslogementen en in de woonwagen - Bewerkt door C. J. Jansen - Drs A. J. Jansen – 1947

Breda begon voor mij zijn aantrekkingskracht te verliezen, dus vertrok ik naar Tilburg. Daar kwam ik op een zeer net logement. Er was nogal wat volk. Zo op het oog waren het allen nogal nette kerels. Ook waren er twee nette vrouwen en mannen. Je kon er best wezen, doch je kon er niet mede-eten; dat was erg jammer. Ik raakte er echter met een vrouw en man in 't gesprek en er werd besloten, dat ik met hun mede zou eten. Het was er werkelijk gezellig. Er werd wat gepraat met elkaar, oude herinneringen in 't leven geroepen, naar oude martieners gevraagd enz. Alzodoende brachten wij den tijd na ons werk gezellig zoek. Er scheen van den baas en zijn vrouw iets uit te gaan en wij hadden dan ook allen respec voor hen.

Dronken lui hadden zeer weinig te zeggen. Dan sprak de logementbaas het volgende tegen hem of haar, die gedronken hadden, als ze den volgenden dag nuchter waren: ‘Luister, mijnheer, (of juffrouw) denk er in 't vervolg om: als je weer dronken thuis komt en praatjes maak, dan heb je daar de deur. Ik wil, dat de mensen, die bij mij logeren, zich die tijd, dat ze in mijn huis vertoeven, ordelijk gedragen en dat ik of iemand anders van jullie losbandigheid geen last ondervinden.’ En merkwaardig, toch waren er mensen van den weg, die zich er wel bij gevoelden. Ik sprak er later nog wel, die zeiden: ‘Als ik den boel verzopen heb, ga ik naar Tilburg om er weer bovenop te komen, want daar leg je er gauw uit, als je dronken bent.’

 

Rijk de Gooyer - Gereformeerd en andere verhalen – 1981

Het diner vergoedt veel. Bij het voorgerecht, een koude mousse van getruffeerde blaquets, afgemaakt met een net niet te romige pistonsauce (waar krijg je die nog tegenwoordig?) dronken we een fruitige Eigenheimer Trübenwasser Piesporter '62, die alleen nog maar geïmporteerd wordt door m'n trouwe vriend Verbunt in Tilburg. Hij had een tikje helling maar toch wangetje.

 

Tonio Hildebrand – Mijn vlegeljaren – 2000

Wij aten haring op de Haringparty te Breukelen. Wij lieten ons verse asperges voorzetten op het Aspergefeest in Tilburg.

 

Ineke Strouken - Beschuit met muisjes en andere gebruiken rond geboorte – 1991

In Tilburg leefde aan het eind van de negentiende eeuw het idee dat de aanstaande moeder veel uitgeperste citroenen moest eten om een meisje te krijgen en veel apenoten als zij liever een jongetje had.

 

Dr Jos Schrijnen – Nederlandsche Volkskunde Eerste deel - 1915

Pauli Bekeering (25 Jan.) Ook deze dag is een dies criticus, een beslissende dag voor het weer (…) De heilige [de apostel Paulus; ES] wordt ook gestraft, als hij niet voor goed weer zorgt. Wij hebben hier een sprekend geval van het mishandelen of straffen van heiligen, door hun beeltenissen te onteeren of te kastijden: typisch, onvervalscht fetissisme. Immers Schotel vermeldt in zijn Tilburgsche Avondstonden, bl. 12, dat men "een strooien Paulus aan den haard plaatste, terwijl de vrouw koeken bakte. Was het goed weer, dan wierp zij een pan met boter over hem heen, of sloeg hem met een geboterden koek in het aangezigt. Was het weer slecht, dan wierp zij hem in het vuur".

 

Dr. C. A. M. M. van de Put - Volksleven in Tilburg rond 1900 – 1971

In dit verband is het interessant te vermelden, dat bij een onderzoek van de waterputten in de omgeving van het kermisterrein [in Tilburg] aan het licht kwam, dat tijdens de kermisdagen zoveel drank gebruikt werd, dat de urine in de drinkwaterputten kon worden aangetoond.

 

P.J. Matthijs – Voorstel voor een krantenadvertentie in de vergadering van de Tilburgse gemeenteraad van 23 oktober 1803 – mededeling van Dr H.P. Coster in Taxandria, jaargang 1915

Het Gemeente-Bestuur van Tilborg met verontwaardiging gezien hebbende in het boek, tot titul voerende Geschied- en Aardrijkskundige Beschrijving der Stad en Meijerij van ’s Hertogenbosch door Steph. Hanewinkel (…) dat aldaar pag. 484 in eene note staat uitgedrukt, dat in Tilborg zeer zeker voor twintig duizend guldens Diester bier jaarlijks word gedronken, vind zig verplicht uit liefde tot waarheid, deeze stelling voor een infaame logen te verklaaren, en gemelden Leeraar in deezen opzichte te waarschouwen, zig naukeuriger te informeeren, ten einde geene onwaarheden nopens eene gemeente door publieke geschriften in het licht te brengen.

En heeft de vergadering, zig met het voorstel conformeerende, P.J. Matthijs verzogt voor de plaatzing deezer advertentie in de couranten voormeld te willen zorgen.

 

‘Een parel voor zijne Moederstad’

Deszelfs inwoners

Marnix en Marjan van Lichtenvoorde – Scheldwoorden van de jaren negentig - 1993

kruikezeiker – Tilburger

tilbo – Tilburger

G.A. Bredero - Spaanschen Brabander – 1617 - editie C.F.P. Stutterheim, 1974 [hertaling Ed Schilders]

En nou ick versta dat de vullers ouwe pis koopen,

Nou wil ick me water so lichtveerdigh niet mier laten loopen,

Ick selt moytjes garen in huys, in een hiel half vat,

En oft wat goor stinckt, ick ruyck niet, wat schaat dat.

[Ze zeggen dat vollers betalen voor zeik,

Dus pis ik mezelf vanaf heden schatrijk.

Ik vergaar mijn gepies in een heel hallef vat,

Ja, dát stinkt, maar ík niet, dus ze kunnen me wat.]

 

Stephanus Hanewinkel - Reize door de Majorij van ’s Hertogenbosch in den jaare 1798 (1)1799

Hoe meer ik Tilburg beschouw, hoe meer ik deszelfs Inwooners op den keper bezie (ik ben nu al eenige dagen hier geweest, en heb mij toegelegd, om ten deezen opzigte hunne denkwijze te doorgronden), hoe sterker ik in het gevoelen versterkt word, dat de eigenschappen der Roomschen zoo hier, als op andere plaatzen der Majorij, zijn: domheid, dweepzucht, bijgeloof en onverdraagzaamheid. De haat der Roomschen tegen de Protestanten is overal geweldig sterk…

 

Pieter Jacob Costerus - Brieven en dagboek van den Utrechtschen Vrijwilligen Jager Pieter Jacob Costerus 1830 en 1831bezorgd door M.G. de Boer en dr. J.C. Costerus – 1917

Indien al gansch Noord-Brabant in ergerlijken priesterdwang zucht, indien men al in dat uitgestrekte gewest nergens verhevene denkbeelden ontmoet, op geene plaats voorzeker is de domkopperij grooter, op geene plaats het gebrek aan edele grondbeginselen meer zigtbaar, dan te Tilburg.

 

J.F.H. Lommen – Levensbeschrijving van Gerardus van Spaendonck - 1863

Laten wij hier tot slot bij voegen, dat ook onzen dierbaren te vroeg ontslapen Vorst Willem II eene bijzondere waarde aan de schilderstukken van Van Spaendonck hechtte; verscheidene tafereelen heeft Z. M. van de familie te Tilburg aangekocht en [hij] gaf eens bij die gelegenheid zijnen wensch te kennen, eenmaal het evenbeeld van den kunstenaar, als een parel voor zijne Moederstad en tot roem van Rembrandts vaderland op zijn' geboortegrond te zien prijken.

 

Rachel Brandon - ’n Huwelijk – in: Nederland jrg. 55 – 1903

De menschen joegen voort, elkander even aanrakend, in eene vluchtige voorbijsnelling, huiverend, rillend, onder den langen, aanhoudenden regen, niet luisterend naar den drensenden, eentonigen roep der kooplui, die hunne met zeil bedekte karren traag voortstuwden over den glibberigen grond en van een paar venters van anarchistische bladen en ‘extratijding’, die, niettegenstaande het slechte weer, hun langgerekten kreet lieten opklinken uit het gewoel rondom, over den linkerarm een pak couranten of bulletins, in de rechterhand eenige losse bladen, hunne sjofele lijven heen- en weer slingerend in regelmatigen cadans, en met dreinende schreeuwstem uitwerpend de ophitsende titels van hun waar. „Hier, hè.. . je de... . Moorrd van Tilburg…, die ze in... de... doofpot hebbe... wille... stoppe... wie is nou de schuldige... de dominé... de... koster... of de pastoor...

 

H. t’Sas – In en om Breda – Schetsen - 1907

Voor het ‘Tribbenaal’

Er was een kindermoord [de moord op Maria Kessels in 1900; het elfjarig meisje werd aangerand en vermoord in de kerk van de parochie Noordhoek; ES] gebeurd te Tilburg, een moord onder zoo in-tragische omstandigheden, dat een gevoel van afkeer en ontzetting ieder onzer vervulde, en terecht. (…) Donderdag [sic; in feite woensdag 12 juni 1901; ES], om negen uur 's morgens (een uur vroeger dan gewoonlijk) zou het verhoor plaats hebben. Reeds om zeven uur stond een groep menschen saamgedrukt voor het gerechtsgebouw, de voorsten zich vastklemmende aan de smalle deur van den ingang der publieke tribune.Het waren menschen van allerlei slag, bijna alle Bredasche standen waren er vertegenwoordigd. Naarmate het later werd groeide de menigte aan, en werd het gedrang in de voorste rijen haast onhoudbaar.

Op aller lippen lagen vragen en antwoorden betreffende de zaak. ‘Ze kregen bij mijn ammaal leveslang’ besliste een vrouw vlak vooraan. ‘Zij, oh zij, die wit het wel, da's de Ber-dasche krant uit "d’outere tente", ving ik terloops op.

Midden in stond een Duitscher, die in Tilburg werkend, overgekomen was, om de zitting bij te wonen.

‘Was? der sjielder oensjoeldieg!

Gottegott, wie is dan sjoeldieg?

Dan bin ik sjoeldieg.’ [De aangeklaagde Tilburger August Mutsaers was huisschilder, ES]

‘Daar eet-i gelijk in, van sjoela sjoela falderaldera’ zong een opgeschoten jongen, sarrend achter hem ‘Zuurkool’!

 

Bibeb – Interviews 1973 – 1976 – 1977

In haar Dierbare Wereld meldt Jetje [Henriëtte] van Eyk dat In de strik [van Ed. de Nève] in 1932 uitkwam bij Andries Blitz, in dezelfde serie en tegelijk met haar De kleine Parade. Tegenover de titelpagina: een foto van de auteur. En De Nève (pseudoniem voor Jean Lenglet) vroeg of ze er inderdaad zo uitzag. Via Victor van Vriesland kreeg hij haar adres. Niet lang daarna zijn ze getrouwd.

De Nève (vader Fransman, moeder Tilburgse) was op z'n zeventiende van huis weggelopen, naar Parijs, wilde kunstschilder worden, verdiende 's avonds met het zingen van liedjes, en werd tijdens zijn dienst in het Vreemdelingenlegioen slachtoffer van een gasaanval, die z'n longen beschadigde. Leerde in Londen Jean Rhys kennen, trok met haar naar Parijs, naar Wenen enzovoort.

 

Guido de Wijs - Leuke Stukjes Een selectie uit 10 jaar columns en liedjes – 2008

De meest intrigerende vreemde snoeshaan die ik me uit mijn jeugd herinner was een man met 'n vrouwennaam: Zot Joke. Soms draaide hij zich onverwacht om en mompelde wat. Waar het draaiorgel speelde, daar was Joke. Regen kon hem niet deren. Klein postuur, de handen diep weggestoken in de onafscheidelijke lange bruinleren jas waar konijnenvellen uitstaken, felle betraande ogen die je dreigend konden fixeren, ongeschoren gelaat, gemillimeterd haar, lucifer tussen de tanden. Je zag hem onvermoeibaar vlak langs de gevels dribbelen. Ook kon hij woest vloeken en tieren, vooral als hij door opgeschoten jeugd met kastanjes werd bekogeld: 'Doar heb ik godverdomme niks mee te moaken!' (…)

Zijn werkelijke naam was Joseph Hollander. Hij woonde vlak bij ons huis en wij waren doodsbang voor hem. Mijn moeder raadde ons aan gewoon door te lopen en niet naar hem te kijken, niet over hem te praten en zeker niet naar hem te wijzen. Die uitvoerige waarschuwingen bezwoeren onze angst bepaald niet. Die vrees slonk wèl nadat mijn zusje had gezien dat Zot Joke stond te dansen in het winkelcentrum. Hij stampte daar met één voet ritmisch op het trottoir vlak voor het draaiorgel, als de Joodse Medley werd gespeeld. Als hij moe was, rustte hij uit op een tuinstoel voor de winkel van Blokker in de Heuvelstraat. Vanaf dat moment vonden we hem meer zielig dan gevaarlijk.

 

Godfried Bomans – Aspecten - Nieuwe buitelingen II1976

OLIEBOL OF PANNEKOEK?

De figuur van Dijkstra nader belicht

Op 22 Juli van het jaar 1954, of, eenvoudiger gezegd, eergisteren, ontving ik hier in Rome een brief, bevattend het verzoek om een boek in te leiden, dat geschreven zou zijn door een zekere K. Dijkstra, woonachtig te Hilversum, welk boek bedoelde aan te tonen dat de aarde geen bol is, maar een plat vlak. Het manuscript zelf was er niet bij. Wél ging de brief vergezeld van een drietal nummers van het weekblad ‘Panorama’. Allereerst het nummer van 24 April 1954, waarin de heer Dijkstra, bij monde van een interview met de journalist G. Vermeulen, zijn theorie ontvouwde. Dit stuk heette: ‘De aarde is zo plat als een Pannekoek’.

Vervolgens beantwoordde de heer Dijkstra in het nummer van 29 Mei een aantal vragen van verontruste lezers, die de vroegere opvatting, hun op de Lagere School voorgehouden, niet zonder bezwaren wilden prijsgeven. Tenslotte een aflevering, gedateerd 5 Juni, waarin dr J. Weenen, astronoom te Tilburg, blijk gaf afkerig te zijn van het pannekoek-idee en tot de oude bollandisten te behoren. Dit stuk droeg tot titel: ‘Geen Pannekoek - toch Oliebol’. Men vroeg mij, of ik ook het manuscript van het boek zelf wilde ontvangen. Ik heb hierop geantwoord: neen. Dit was genoeg.

 

A.M. de Jong - Merijntje Gijzens jonge jaren – vierde boek: Een knaap wordt man - 1938

- Zeg jij maar Klaas tege me, da's korter en nie zo gek, voegde de ander er aan toe, toen hij uitgelachen was.

- Ik heet Merijntje... maar ze noeme me hier Rinus, zei hij er gauw achter.

Klaas keek verwonderd.

- Waar zegge ze dan Merijntje ?

- Thuis... We zijn Brabanders.

- O . . . Ik heb ook nog femilie in Brabant, in Tilburg, is dat bij jullie in de buurt ?

- Nee, da's een andere kant uit.

- Nou ja, dat lazert ook niet, 'k heb ze nog nooit gezien, die oliekonte... Dan zal ik ook maar Merijntje zegge, as ie 't goed vindt...

- Ga je gang maar.

En dat was een kameraadschap geworden.

 

J.L.F. Dankelman CssR –Peerke Donders, Schering en inslag van zijn leven – 1982

De jongens maakten zich dan ook vrolijk over hem in de klas, als hij aan tafel diende en nog meer buiten op de speelplaats, als hij het verstelgoed, dat terugbezorgd was, kwam uitdelen. Dan was het: 'Hé, donders Peerke, kom hier!' en sneerend trokken zij hem bij de haren en probeerden hem te doen struikelen: 'Wij, onbesuisde en overmoedige jongens', zegt een hunner, 'beschouwden hem als onze mindere; hij moest dikwijls vernederende en krenkende woorden aanhoren, die zijn nederigheid op harde proef stelden.'

Maar Petrus doorstond alles goedmoedig. Het ergste wat hij zei was: 'Deugnieten die ge zijt!'

Plagerijen kende hij van zijn jeugd af. Als kleine jongen in Tilburg had hij bij pesterijen zijn geduld weten te bewaren. Nu waren ze soms bitterder, maar hij was zelf ook rijper. Een ooggetuige verklaarde: 'Ik heb hem in die tijd nooit driftig gezien. Nooit verloochende hij zijn engelachtig geduld. Hij beantwoordde onze spot met een welwillend lachje, alsof hij zeggen wilde: ‘Ach ja, ik ben een arme student, die op kosten van weldoeners hier gekomen is.’

 

Jacques Urlus – Mijn loopbaan – ca. 1930

Ik zal zoo wat negen jaar zijn geweest en ik liep al zingende door Tilburg's straten om een boodschap te doen.

Onderweg passeerden mij twee werklieden, het zullen dunkt mij metselaars zijn geweest of stucadoors, die, gedurende den schafttijd in het zonnetje flaneerend, hun boterham verorberden.

Plotseling voel ik een groote, ruwe hand, die mij bij mijn blonden haardos grijpt (er was waarlijk een tijd, dat ik mij in een stevige kuif mocht verheugen), en een tweede hand, die iets warms in mijn geopenden mond duwt.

Dat warms was notabene een.... paardevijg.

Wat had ik het benauwd, en wat heb ik, toen ik mij van de situatie bewust werd, den beiden mannen, die mij die poets hadden gebakken, de huid volgescholden. 't Ergste was, dat de "heeren" zich van het spektakel niets aantrokken en vuurrood van 't lachen mij nariepen, tot ik uit het gezicht was verdwenen, wat overigens vrij spoedig het geval was.

 

P.N. Panken - De dagboeken van P. N. Panken 1819 -1904, Memorieboek van een Brabantse schoolmeester (4) ingeleid en bezorgd door Dr Peter Meurkens -1994

Den 10 April [1888] ontving ik eene minzame uitnoodiging van 8 dier maand uit Tilburg om inlichtingen te verstrekken der jeugd van den beroemden hoogleeraar en docter Donders te Utrecht wiens 70n verjaardag men den 28n Mei zeer luisterrijk zoude vieren. Aangezien ik te Duizel nog bijzonderheden trachtte te bekomen van het verblijf van D., toen hij er vele jaren kostleerling bij mijn' Oom was, antwoordde ik eerst 17 April Dr. van Erven Dorens te Tilburg, lid der feestcommissie aldaar.

(…) "Den 27n dezer herdacht Neerlands grootste oogheelkundige zijn 70n verjaardag. Met ware voldoening kan de jubilaris op zijn meer dan 40 jarige professorale loopbaan terugzien. Wat D. gedurende dat tijdperk heeft gewrocht, wat hij voor de lijdende menschheid heeft verricht, is bekend. De heeren verenigden zich in commissie, om den bejaarden hoogleraar een blijvend aandenken te vereeren, bestaande in een Donders-Stichting, gevormd uit bijdragen van alle belangstellenden over de geheele beschaafde wereld. De bestemming van die stichting zal door den jubilaris worden aangewezen ( ). Na dien morgengroet regent het letterlijk van gelukwenschen in den vorm van telegrammen en brieven uit alle wereldstreken. ( ). Ook fraaie fotografieën van verschill. gezichten uit Tilburg, de geboorteplaats van den hoogleeraar behoorden tot de tallooze blijken van belangstelling".

 

Jan Romein & Annie Romein-Verschoor – Erflaters van onze beschaving - uit: ‘Franciscus Cornelis Donders - Specialist tegen wil en dank’ - 1938

Voorlopig voerde die weg hem [F. Donders] van Tilburg naar het nabijgelegen Duizel, waar zijn moeder die naar men zegt ook met de hulp van zijn negen zusters de roerige knaap niet de baas was, hem in de kost deed bij meester Panken. In de korte autobiografie die Donders in de feestrede bij zijn jubileum in 1888 opnam, herdacht hij dankbaar deze Brabantse dorpsschoolmeester die hem ‘best rekenen en vrij goed Hollands schrijven’ leerde en bovendien ‘zoveel Frans als meester Panken en ik uit Agron [een toen gangbare Franse grammatica] konden leren.’

 

Frans Walch – ‘Mr. Anton Roothaert (1896-1967) Tilburgse jaren’ – in: Tilburg (tijdschrift) jrg. 1996, #4

Het gezin in de Piusstraat 127 bestond al uit vier personen toen Antonius Martinus Henricus werd geboren. Josephus Jacobus Antonus ofwel Sjaak, Antons oudste broer, was van 22 augustus 1894. Twee jaar na Anton, op 14 april 1898 zou zoon Harrie, geboren Henricus Wilhelmus, het gezin voltallig maken. De Roothaerts behoorden in het toenmalige Tilburg tot de redelijk welgestelde families. Vader Roothaert verdiende aanvankelijk de kost met het fabriceren van meubels en rolde bij toeval in de biljart-business. Het verhaal gaat dat hij eens voor weinig geld een oude biljarttafel opkocht, de constructie deskundig bestudeerde en tot de conclusie kwam dat hij zoiets ook wel kon maken. Zo ontstond een biljartzaakje dat als 'Stoom-biljart- en meubelfabriek Het Zuiden' in het Tilburgse handelsregister terug te vinden is. Het bedrijfje floreerde en de zonen Roothaert konden mede daardoor van een vrij onbezorgde jeugd genieten.

Advertentie - uit Tilburg, A.J.A.C. van Delft, 1922

 

Mr A. Roothaert - Oom Pius - 1960

Dit was trouwens altijd het geval met de voetballers van Hagenburg, als zij hier kwamen spelen. Vader heeft hard gelachen, toen Oom Pius vertelde wat er in Tilburg was gebeurd. Bij vergissing had men in Donschot een speler te veel aangewezen. Niemand wilde de minste zijn en zo hadden zij daar de hele wedstrijd met twaalf man gespeeld, zonder dat iemand het had gemerkt.

Het was spannend geweest, zei oom, het kon iedere seconde ontdekt worden en dan zouden zij tussen al die Tilburgse messentrekkers niet levend van het terrein gekomen zijn... En steeds - gewonnen of verloren - was het een zeer levendig gezelschap, dat 's avonds naar Donschot terugkeerde, en de troep supporters, die hen van de trein kwamen halen, werd steeds groter.

 

‘Over zijn Nederlands zwijg ik maar liever’

Tilburgs

Cornelis Verhoeven – De glans van oud ijzer - 1996

Wij hadden wel een slimme docent voor logica en metafysica. Hij had de naam in Rome gepromoveerd te zijn op een proefschrift van zestien bladzijden en in die tijd ook al zijn lessen voorbereid te hebben. Hij sprak ons toe in een grappige mengeling van Latijn en Tilburgs en was af en toe zeer gevat. 'Jè, ik heur 't oe zeggen', was een van zijn vaste wendingen als iemand een redenering had opgezet die nergens op sloeg. En daar liet hij het dan bij. Na het uitleggen van Kant schijnt hij dikwijls verzucht te hebben: 'Kaant, Kaant, waor bleft oew verstaand.'

 

Guy van Beuningen – Herinneringen aan Brabant -1970

Monsieur Jean Toebaeckx, die prat ging op zijn Waalse afkomst, had in Brabant een bloeiende papierfabriek opgericht. Zoals dat in die dagen gebruikelijk was, sprak hij bij plechtige gelegenheden Frans, maar dan met een afschuwelijk Tilburgs accent. Over zijn Nederlands zwijg ik maar liever.

 

C. Nooteboom - Rituelen - 1980

De rit ging, bleek later, naar Doorn. Maar niet alleen naar Doorn. Als een kaart van de onderwereld, van de wereld van de schimmen bestond, dan lag Doorn aan de ingang. Want die rit naar Doorn was een rit naar het verleden van zijn familie, naar namen, doden, naar het Tilburg van de eeuwwisseling, naar wollen stoffen, agenturen, fabrikanten. Haar accent verdikte zich. Tilburgs moest het lelijkst uitgesproken dialect van de wereld zijn. Hij luisterde naar wat ze vertelde en sloeg het op. Later zou hij erover nadenken.

'Jouw moeder was bij ons niet recue. Je weet waarom?'

'Ze heeft het mij verteld.' Daar deed dat accent hem aan denken: zijn moeder als die opgewonden was. In Tilburg sprak het volk en de bourgeoisie dus hetzelfde.

 

Ewoud Sanders – Fiets - 1997

Trapperik - De betekenis 'fiets' is in 1922 voor het eerst gesignaleerd, in Tilburg. Het achtervoegsel -rik komt in het Bargoens veel voor. Zo werd een 'schoen, klomp of pantoffel' in de dieventaal een trederik genoemd.

 

Wim Daniëls – Boerenkoolvoetbal – 2000

Putjesvoetbal - De volgende omschrijving van putjesvoetbal (Van Dale schrijft putjevoetbal) komt van Tiny Jansen uit Tilburg, oud-putjesvoetballer uit de jaren vijftig: 'Twee straatkolken aan de rand van de stoep werden gemarkeerd door bijvoorbeeld een kledingstuk en fungeerden als denkbeeldige achterlijn van het "veld". Daar stond de keeper. Als er meer spelers bijkwamen dan kon je eenvoudigweg het veld verlengen door het kledingstuk te verleggen op het eerstvolgende putje.

Marc De Coster - Woordenboek van jargon en slang – 1992

Afzwaaien misschieten. Zo genoemd omdat met een aanwijsstok gezwaaid wordt. Oorspr. een huzarenterm uit Tilburg. Meer algemeen is de betekenis met groot verlof gaan.

Ketel 'een ketel halen': zakken voor een examen. Huzarenuitdr. te Tilburg. 'Je haalt toch een ketel': je zakt toch.

Zwammen praten, kletsen (op een vervelende manier), zeuren. Ontleend aan de zwam als een sponsachtige, voze plant zonder gehalte die zeer spoedig opkomt en groot wordt om daarna weer in te zakken. (…) Huzaren te Tilburg, 1913-1914.

Frank Jansen - Van Apekop tot Zielepoot Hoe mensen elkaar typeren – 1985

Dit boek dankt zijn ontstaan voor een belangrijk deel aan een groep studenten aan de Nieuwe Leraren Opleiding 'Moller Instituut', Tilburg, die Nederlands als hoofdvak hadden. (…) Met de slaplende zijn we bij de geslachtsdelen verzeild geraakt. Samenstellingen met een vrouwelijk geslachtsdeel zijn er erg weinig. Van Dale noemt er niet een. Dat ze er niet zijn, leek ons onwaarschijnlijk. Daarom hebben we ook andere bronnen aangeboord. In Endt (1972) vond ik alleen gratekut - mager vrouwspersoon, viskut —vrouw met nauwe vagina, waarbij de keuteltrut -- raar persoon, van de Twentenaren, aansluit. In die zelfde regio spreekt men van (afgezakte) negertiet als het om een zeurkous gaat. In Tilburg en omgeving gebruikt men hangtiet als aanduiding van het zelfde type vrouwen. De dialecten kennen op dit punt een woordenschat die ontzag inboezemt (vergelijk bijvoorbeeld de Maastrichtse ouwe mem—ouwe hoer) en een afzonderlijk onderzoek verdient.

 

Arno Kantelberg - Vloekenboek Een verzameling hedendaagse verwensingen - 1998

In Tilburg passeerde ik eens een vrachtwagen die midden op de rijbaan door de chauffeur werd gelost. Een bestuurder van een achteropkomende auto vroeg of hij even opzij wilde gaan, zodat hij er langs kon. Waarop de chauffeur op z'n plat Tilburgs antwoordde: 'Gij nie, ouw [oew] bruur nie, en ginnen inne van die ongeschoren boerenkutfamilie nie.'

 

Marc De Coster – Groot scheldwoordenboek – 2007

Seldrievoor (Tilburg) iemand die niet gemakkelijk tot iets te bewegen is; ook een doetje of een trien (de laatste wordt een seldrietante genoemd). Nooit gebruikt voor een man. Bij ons thuis – als we iets niet goed durfden zeggen of doen – dan had ons moeder de gewoonte om te zeggen: ‘Wè bende (ben je) toch een seldrievoor!’ Dat is nou eens een echt lekker zinnetje, dat zo heerlijk een Tilburgse sfeer weergeeft, welke men eigenlijk niet omschrijven maar alleen aanvoelen kan.

Paul Arnoldussen - Amsterdams mooiste woord – 2006

Jatteneur is verwant aan jatten (Hebreeuws: jat, hand). In de schrijftaal zijn nauwelijks sporen terug te vinden van jatteneur. Van jatten wel natuurlijk. En dan denken ze in Tilburg dat jatten van hun is. Eind 2005 werd het Woordenboek van de Brabantse Dialecten afgerond: 34 delen, 11000 bladzijden, samen een meter dik. En daarin treffen we zowaar het woord jatten aan. Boks (broek), schrikboks (lafaard) en menneke, het is ze gegund, van jatten blijven ze af. Jatteneurs!

Prof. dr. Gerlach Royen O.F.M – Taalpanoptikum - 1948

…Mokum of Mokem [is] een bargoens woord (…) Alleen is er niet slechts één nederlands Bargoens, maar bestaan er meer bargoense talen; of juister: hebben beroepsdieven met hun kollega's in de verschillende streken van ons taalgebied zo'n beetje hun eigen geheimtaal, al vertonen die dieventalen onderling weer veel overeenkomst, vanwege de solidariteit. En zo kan het niet verwonderen dat Groot-Mokum in het midden van Brabant de naam is van Tilburg.

 

Marc van Oostendorp – Tongval Hoe klinken Nederlanders? – 1996

Als een Nederlands woord of een Nederlandse lettergreep eindigt op -ant of -and, eindigt datzelfde woord in het Tilburgs op -aant of -aand: kraant, braand, haand, overkaant, aander. Er is geen enkele uitzondering op die regel. Een Tilburger die plat spreekt zult u niet betrappen op een onbedoeld -ant. Er is naar mijn idee een andere eigenschap van de Tilburgse tongval die verband (verbaand) houdt met deze curieuze verlenging. Dat is het nasale karakter van die tongval. Om Tilburgs te praten moet u veel lucht door uw neus laten gaan.

U hebt misschien geen Tilburgers in uw kennissenkring. In dat geval kunt u zich wenden tot de geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek om mijn beweringen te controleren.

Vooral de zanger Henny Vrienten heeft een grote bijdrage geleverd aan de popularisering van het Tilburgse klinkersysteem. Al zingt hij nog zulk mooi Standaard Nederlands, het blijft altijd een beetje Nederlaands, met een lange en nasale aa.

 

W.A.M. de Moor – ‘Ba, vrient, wat tael es datte’ – in: Het dialectenboek 2 – 1993

Het Twents heeft met Herman Finkers en Willem Wilmink cultuurdragers die net zo geloofwaardig overkomen op zelfs het t.v.-volk van Hilversum als Ivo de Wijs met het Tilburgs dat hij al sinds jaar en dag coiffeert, zelfs als het bij Finkers en Wilmink slechts de Twentse tongval en bij De Wijs de Tilburgse tongval is, waarmee zij de algemene cultuurtaal uitspreken.

 

Anoniem – in: Onze Taal - februari 1962

Een radikale hervorming van de spelling is, voor zo ver wij weten, het laatst voorgesteld door [de Tilburgse pedagoog] Fr. S. Rombouts in zijn boek: Naar een betere spelling! (Tilburg, 1957). Een zin eruit (blz. 99) : ‘We zitten op et ogenblik met ’n chaos, ’n niet langer te harden verwarring. Om orde te scheppen is moderne effisiënsi nootzakelek. De spelling, ook di van woorden van vreemde herkomst, moet zó drasties vereenvoudecht worden, dat ze met ’n minimum van tijt en inspanning kan worden aangeleert. Des te meer tijt en enerzji komt er vrij voor et ijgenleke taalonderwijs dat zeer veel te wensen overlaat.’

 

 

‘In het begin was het niet gemakkelijk in Tilburg’

De kleinste zelfstandigen

H. van Aalst - Onder martieners en bietsers - Dertig jaar uit mijn leven in volkslogementen en in de woonwagen - Bewerkt door C. J. Jansen - Drs A. J. Jansen - 1947

Ik kon in Tilburg nogal aardig het kosje opscharrelen. Ik had er een ruim arbeidsveld en kon er rustig werken; werkelijk ik gevoelde mij er dan ook echt thuis. Door venten kwam ik er met nette burgermensen in contac. Ik liep te venten in een nette buurt, toen een juffrouw me vroeg naar een open kapspiegel. Doch zij wilde hem niet kopen zonder haar man er in te kennen. Zij vroeg mij of ik des avonds na zes uur zou willen terugkomen. Ik beloofde dat te zullen doen. Alzodoende kreeg ik kennis aan die mensen. Ik kwam dien avond even over zes. Men vroeg mij binnen te komen, wat wel meer gebeurde. Ik verkocht er mijn kapspiegel en mij werd gelijk verzocht een kopje koffie te blijven gebruiken. Zij verzochten mij nog eens te komen en daarna nog dikwijls, want zo alleen in de wereld vonden zij vreselijk. Het waren reuzemensen. Nooit was 't hen te veel dat ik kwam. Ook des Zondags verzochten zij mij. Ik bracht wel eens smokkel *) en voor den man een paar paffers #) mede. Daar wilden zij eerst niet aan, maar toen ik er op aandrong en hen had overtuigd, dat het er bij mij niet op een gulden opaan kwam, namen zij er dan eindelijk genoegen mede. Zij spraken: ‘Wij willen trachten u 't leven te helpen veraangenamen.’ Man en vrouw gevoelden zich gelukkig in mijn geluk. Die mensen hebben heel wat voor mij gedaan.

*) chocola

#) sigaren

 

Gijs Zandbergen – Rijnsburg Portret van een dorp - 1994

Op een gegeven moment kwam Jo Kools uit Tilburg. Hij zei: 'Heb jij een rijbewijs?'

'Als je mij nou helpt op de veiling, zal ik kijken of ik jou kan gebruiken in Tilburg.'

'Nou best.'

In het begin werkte ik alleen voor Jo Kools, maar ik had ook voor mezelf een ventvergunning in Tilburg geregeld. In het begin ventte ik daar met een bakfiets, maar later ging ik met een eigen auto, een volksbus, dat was mijn lievelingswagen. (…) In het begin was het niet gemakkelijk in Tilburg. D'r kan geen mens venten, maar het is zo gelegen: je loopt door drie straten en je verkoopt geen bos [bloemen]. Dan is het een hele toer om door te zetten, want wie weet, verkoop je in de andere straat juist een hele hoop. Ik heb wel eens voor de middag van negen tot twaalven gevent en twee gulden gebeurd. Dan zou je je bakfiets door de ramen sodemieteren. Maar ja, ik had intussen elf kinderen. En ik was op den duur ook redelijk bekend in Tilburg. (…)

Toen ik eenmaal goed in Tilburg stond, ben ik bloemen gaan venten in de supermarkts. Ik was de eerste die bij Albert Heijn stond met bloemen. Ze zeiden nog: 'Leen de ouwe is gek.' Gerrit de gerbera, hij is nou dood, kwam naar me toe. Hij zei: 'Je verpest de hele rotzooi, als je in die grote superzaken bloemen gaat verkopen.'

 

J.-K. Huysmans – Un Campement de Bohémiens (1875) - Een zigeunerkamp - In: Tilburg (tijdschrift), jrg. 6, nr. 3, juni 1988 – Vertaling Jef van Kempen

De stad Tilburg is in rep en roer (...) terwijl een enorm lawaai van rammelend oud ijzer weerklonk en zes karren (...) de laan opreden en zich in een cirkel rond de grote groen geworden poel, in het midden van het plein opstelden. De aankomst van deze karren was een gebeurtenis van belang. De burgemeester maakte zich los uit de groep waarin hij stond te praten, stelde zich op met zijn rechterbeen vooruit, veegde zijn lippen af met een zijden zakdoek, kuchte, spuwde, en richtte met luide stem het woord tot de zojuist aangekomenen... Deze leken zich weinig van zijn woorden aan te trekken. Vrouwen met flonkerende ogen, met blinkende tanden, gekleed in onbeschrijflijke lompen, in haveloze hemden die door hun scheuren naakt blank vlees lieten doorschemeren, sprongen van de wagens, pakten de zeilen, de palen, de kinderen vast, en wierpen alles op de grond in de modder (...) De Tilburgers stroomden massaal toe, beladen met grote roggebroden, stukken vis en gerookt rundvlees, bosjes postelijn, stapels rode kool en aardappelen (...) Ik wandelde rond de tenten, toen een jonge vrouw van een aanbiddelijke schoonheid, mijn hand greep en zei: 'Mijnheer, geef me tien stuivers!' Ik aarzelde, dat beken ik, toen ze zich een weinig bukkend mijn hand kuste met haar geheel met wondermooie tanden versierde mond, als druppels kwikzilver die dartelen in een rozeblad! Hoe kon ik weigeren!

 

Kees Schaepman - Een gek in de Vrolikstraat - De onaanraakbaren van Nederland – 1994

Geen dak, geen werk, geen vrienden, zelfs in de goot niet welkom. De onaanraakbaren worden zwervers die slapen onder viaducten waar niemand meer door durft te fietsen. Of ze worden weggestuurd uit stations omdat ze de passagiers afschrikken.

Zelfs laagdrempelige opvanghuizen weigeren mensen als het echt te gek wordt. Twee citaten uit het journaal van het opvangcentrum 'Huize Poels' in Tilburg:

‘Dinsdag 1 juli. André is heel de nacht bezig geweest met de wc's, wasbakken. Toiletrollen in wc's, borstels diep in de wc, bol van het plafond in scherven getrapt, kranen laten lopen. Dit alles in zijn nakie. Na de aanbidding van de container begon hij lampje van autobusje uit te schroeven. Dé kans om politie te bellen. Die kwam en hij begon ook hun auto te behandelen. Na aankleding meegenomen. Kan niet terug hier.’

 

P.A.D. – Geslachtsnamen aan de plaats van herkomst ontleend - in: Onze Taal, oktober 1943 - boekbespreking van Het Hart van Brabant door P.C. Boeren

Dr Boeren is nu de achternamen nagegaan van de inwoners die in het begin van de 17e eeuw een eed aflegden op het onderhouden der plakkaten op de munt van 1618 en 1619 (…) Dr Boeren’s conclusie: niet uit industrieplaatsen als Vucht en Oisterwijk, maar, behalve uit de omgeving van Tilburg, waren de in de 16e eeuw ingekomenen afkomstig uit de schraalste landbouwgebieden van Zuid-Nederland: Maaskant, Peel, Kempen, Haute Fagne. Uit haardtellingen blijkt dat vooral in het eerste kwart der 16e eeuw de bevolking van Tilburg zeer sterk is toegenomen: door de toen reeds daar gevestigde industrie werden de menschen van zóó verren afstand naar Tilburg getrokken.

 

‘Ik ben te zwak en te schuldig’

Letterkundig leven

H.J. Schimmel – ‘Blikken in de werkelijkheid’ - Bespreking van Elise van Calcars Tilburgsche Mijmeringen - in De Gids 1853

Maar we spraken van Noord-Braband, en ge gist welligt reeds dat we de ‘Tilburgsche Mijmeringen’ van Elise op het oog hebben. — Elise is auteur, of, gelijk ze zich zelve noemt ‘eene schrijvende jonge juffer,’ die in eenen open brief aan hare vrienden mededeeling doet van hare gedachten en indrukken op een uitstapje naar Tilburg onder den naam van ‘Mijmeringen.’ We zijn niet onheusch genoeg om ’t eener schrijvende jonge juffer euvel te duiden, dat ze te wijlen mijmert, en zelfs con amore mijmert, ofschoon we ’t nut niet inzien van gedrukte mijmeringen, en de Tilburgsche ons niet bij uitnemendheid belangrijk willen toeschijnen…

 

Jan Fontijn - Trots verbrijzeld Het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901 – 1997

Op 7 augustus [1921] nodigde pater Van Ginneken Van Eeden uit voor een retraite in het Sint-Josefstudiehuis in Tilburg. Ook Brouwer en Borel zouden komen. Van Ginneken maakte hem duidelijk dat hij niet met de abdij in Oosterhout zou concurreren, waar de liturgische kant van het katholicisme geleerd werd. In Tilburg zou het over de ethische kant gaan. Twee à drie keer per dag zou Van Ginneken een overweging geven van ongeveer drie kwartier, daarbij geholpen door pater Willem Kemper.

Op 25 en 26 augustus was Van Eeden in Tilburg. In het retraitehuis werden jongens opgeleid tot missionaris. Het gezelschap was volgens Van Eeden een gewoon troepje, precies reizigers op een scheepsreis of pensionbewoners of sanatoriumpatiënten. Brouwer had bewondering voor de manier van preken van de paters. Net als Borel was hij ontroerd en voelde hij de mystieke krachten.

Plotseling stond het voor Van Eeden vast: hij zou katholiek worden. In zijn dagboek schreef hij: ‘Dit houd ik steeds voor oogen en dit stilt mijn onrust: ik ben te zwak en te schuldig om mij zonder de hulp van een machtige, geestelijke sfeer zonder Gods hulp —vóór mijn dood te ontzondigen. Ik kan en wil het vrije leeven niet volhouden. Want het zou mij geestelijk vermoorden. Ik kan niet. Ik ben onmachtig - ik heb de steun van de Kerk noodig, eeven als Jacob de Haan zijn religie noodig had.’

 

Anton van Duinkerken – Brabantse herinneringen -1964

CAFÉ MARINUS te Tilburg bezat een rustig vergaderzaaltje boven aan een afgelegen straat, waarnaar ik zoeken moest, toen op dinsdag na Pasen van 1924 de katholieke jongeren er hun eerste onderlinge kennismaking zouden vieren. Mij was door de initiatiefnemers verzocht, bij die gelegenheid een voordracht te houden. (…) Vóór mijn aankomst bleek er een misverstand bij de organisatoren van de ontmoetingsdag te zijn ontstaan. Zij verwachtten mij niet. (…) In mijn plaats sprak Jan Engelman, die ik tevoren nooit gezien had. Hij begon zijn redevoering met het uitdrukken van zijn leedwezen over mijn afwezigheid, terwijl ik zowat vlak voor zijn voeten zat. Ik kon moeilijk de bewering laten voorbijgaan dat ik niet aanwezig was, hoewel ik de redenaar niet wilde storen. Zo trok mijn verbazing de aandacht van een man met een liggende boord en vlinderende das, die bij het binnenkomen mijn nieuwsgierigheid had opgewekt. Hij hield zich van het gezelschap opvallend afzijdig, gelijk een journalist zou doen, maar zodra hij begreep wie ik was, schoof hij zijn stoel iets dichter naar mij toe. Hij maakte zich bekend als Antoon Coolen. Dit deed hij echter niet met name. Hij stak zijn hand naar mij uit en zei enkel ‘Brabant’. Ik antwoordde met dezelfde groet. Wij hadden tot dan toe elkaar nooit gezien en ook geen kans gekregen om elkaar te leren kennen uit portretten. Van zijn gestalte had ik mij een heel andere voorstelling gevormd, hij waarschijnlijk ook van de mijne. Onze begroeting benam ons iedere twijfel. Wij waren allebei het meest naar deze bijeenkomst getrokken door de mogelijkheid, elkaar te zullen zien. In een seconde werden we vrienden voor heel het verdere leven.

 

Antoon Coolen – Anton van Duinkerken als vriend – 1953; Geciteerd in: Cees Slegers Antoon Coolen 1897-1961 Biografie van een schrijver; 2001

Kort na dien tweeden Roepingjaargang en nadat ik in het tijdschrift zelf de novelle Jantje de Schoenlapper en zijn Weensch kiendje had gepubliceerd [in het november- en december nummer van 1924, CS.], heb ik van Duinkerken persoonlijk leeren kennen.

In het Parkhotel te Amsterdam was een ontmoetingsbijeenkomst belegd tusschen de jongeren en de oude katholieke letterkundigen uit de Van onze Tijd- en De Beiaardverbanden [...] waar ik meest tusschen vreemden zat en me door dr. Moller Van Duinkerken liet aanwijzen. [...] Het eerste woord dat Van Duinkerken en ik bij die Amsterdamsche ontmoeting tegen elkaar zeiden was het woord 'Brabant'. Wij spraken het, in plaats van onze namen te noemen, vragend aan elkaar uit. De handdruk, die er ons beider antwoord op gaf, was de aanvang van een vriendschap, die heel gauw voor het eerste enthousiasme uitweg zocht in een veelvuldige uitwisseling van lange brieven.

 

Jan Engelman – geciteerd in Anton van Duinkerken KRO-herdenkingsprogramma, samengesteld door Karel Meeuwesse en Jan Starink, uitgezonden 27 juli 1968

Ik heb Willem Asselbergs leren kennen in het voorjaar van 1924 toen de her en der verspreide jonge katholieke kunstenaars waren opgeroepen tot het bijwonen van een vergadering in café Marinus te Tilburg. De magere jongeman die daar door zijn welsprekendheid en eruditie de meeste indruk maakte, was een vurig heer, een tintelend zuiderling'. Willem Asselbergs, die onder het pseudoniem Anton van Duinkerken gedichten en proza schreef in ROEPING, het "Maandblad voor Schoonheid" dat door Dr. Moller was opgericht.

 

Jan Naaijkens – ‘Een Vriend’ – in Herinneringen aan... Anton van Duinkerken - 2003

Mijn eerste ontmoeting met Anton van Duinkerken vond plaats in de Rooms-Katholieke Openbare Leeszaal te Tilburg, waar twee oudere, broze dametjes erover waakten dat de normen van IDIL, de Informatiedienst Inzake Lectuur, zorgvuldig in acht werden genomen. Het was in de septemberdagen van 1937. (…) Ik werd vooral gegrepen door de geschriften van een zekere Anton van Duinkerken, die een uitzonderlijk begaafde brouwerszoon uit Bergen op Zoom moest zijn. Ik wilde alles over hem weten en alles van hem lezen: De Ravenzwarte en Hedendaagse Ketterijen, de brochure Wij en de politiek, om hart en vurigheid. Met de Verdediging van Carnaval, Groot Nederland en wij en vooral met Hart van Brabant veroverde hij moeiteloos MIJN hart. Het werd een liefde die nimmer overging.

 

Ten Braven – Lekkere literatuur – 1987

Mij was hij [Antony Kok] voornamelijk uit de historie bekend omdat hij, met Van Doesburg en Mondriaan, in De Stijl de twee fameuze literaire manifesten ondertekend heeft. Maar dat was te danken aan het toeval dat hij tijdens de mobilisatie samen met Van Doesburg in Alphen was gestationeerd waar ze goede maatjes werden. De rest van de tijd was Antony Kok spoorwegbeambte op het station in Tilburg en daar is hij nu ook geëerd met de beschildering van een paar balkjes in de overkapping, die in de primaire kleuren van De Stijl tot een bescheiden Kok-monument zijn verheven.

De genoemde expositie werd ingericht door twee posthume fans van Kok, Janssen en Van Kempen, die al eerder een boekje over hem publiceerden onder de titel Antony Kok, Tilburgs dichter en denker. Nu zou ik me nog liever omdraaien in mijn graf dan te boek te staan als Tilburgs dichter en denker, maar daar gaat het nu niet om.

 

Herman Brusselmans – ‘De nacht van Herman Brusselmans (19 december 1992)’ – in: Rotte vis Een cursus effectief beledigen Een keuze uit Propria Cures – 1998

Jawel, in Tilburg spreken ze er nog over. Over de Nacht van de Columnist d.d. 20 november 1992. Er viel geen zak te beleven, behalve toen ik aan de beurt was, zo rond twintig voor tien. Zaal twaalf (er werd met verschillende zalen gewerkt) zat dan ook stampvol toen ik nonchalant het krakkemikkige podium besteeg. Helaas bestegen samen met mij nog een paar anderen dit podium, in wezen niet onlogisch daar er een groepsdiscussie stond geprogrammeerd.

Het precieze onderwerp ben ik vergeten, het was iets betreffende 'de column in al zijn aspecten' of iets dergelijks, who the fuck cares; waar het om gaat is dit: de andere mededingers waren, niet eens in alfabetische volgorde: ene Ineke Werda, een mij onbekende zak vorte patatten met een pruik op, naar het schijnt enorm beroemd in Nederland naar aanleiding van haar tijdschriftbijdragen in verband met hoe je als feministe je kut kunt wassen zonder dat nadien het washandje moet ontsmet worden; Karin Overmars, een aantrekkelijk onervaren columnistje met wie ik wel eens ontucht zou willen plegen mocht ze er ooit toe overgaan haar vrouwelijkheid ietwat te accentueren door haar snorretje af te scheren; en tenslotte, het kan bijkans niet missen, de pederastische mongool Boudewijn Büch. Enfin, het werd een heel spektakel.

Zoals het wijven betaamt hielden Werda en Karin zowat de hele tijd hun mond en speelde het gesprek zich vooral af tussen mij en Büch; ik ontplooide mij op de mij kenschetsende sobere wijs in verstaanbaar en begrijpelijk Nederlands; Büch op de hém kenschetsende wijs van een hysterische dwergpincher met blafproblemen en een door de dronken kennelchirurg verkeerd behandeld verhemelte. Jongens jongens, wat werd me dat eventjes een afgang voor die Büch, daar in het verre Tilburg.

 

‘Het vuur van een revolutie’

Onderwijs

Stephanus Hanewinkel - Reize door de Majorij van ’s Hertogenbosch in den jaare 1798 (1) – 1799

Men heeft hier te Tilburg voor eenigen tijd eene Latijnsche School opgerigt, op welke ook alles, wat ik van de Helmondsche School gezegd heb, toepaslijk is; dus kunt Gij begrijpen, welk schoon en verheven Latijn 'er in geleerd word. — Onze Latijnsche Schoolen hadden, over het algemeen, wel wat verbetering noodig, doch zulk slecht Latijn als 'er in de Roomsche Schoolen geleerd word, dit gaat alle verbeelding te boven.

 

D.J. van der Ven – De heemliefde van het Nederlandsche volk – 1943

Een andere historische anecdote illustreert eveneens den wedijver tusschen de bewoners dezer beide Brabantsche steden. Zij dateert uit den tijd, toen Antonius van Gils uit Tilburg primus werd aan de Leuvensche hoogeschool. In een zelfde Tilburgsche straat woonden twee bakkers, vlak tegenover elkaar, die beiden Donders heetten. De eene, uit den Bosch afkomstig, had rood haar en de andere verheugde zich in het bezit van een prachtige zwarte kuif. Bij de grandioze huldigingsfeesten voor den primus versierde de Tilburgenaar zijn étalage met het volgende rijmpje:

Kom eens hier, gij roode donder,

Lees aandachtig het groote wonder:

In Tilburg leeft de geleerdste man,

Die Leuven's school opleveren kan.

Maar de Bosschenaar liet deze uitdaging er niet bij zitten en diende van repliek door ook een rijmpje in zijn étalage op te hangen, luidende:

Domme Tilburger! Moet ik prijzen?

Onder 10.000 telt ge één wijze.

Gewis, 't grootste wonder,

Waartoe Leuven kon geraken,

Was om van een Tilburgenaar

Een primus nog te maken.

Multatuli – Woutertje Pieterse - editie Stuiveling, 1950

Ja, Kruger was 'n beste jongen, en bijna zo knap als Vink... misschien wel knapper. Somtijds wist onze rector zelf niet, wie de eerste wezen zou en de studenten maakten er weddenschappen over. Ik verloor altijd want ik wedde op Kruger... omdat ik zoveel van hem hield.

Eens nu, toen de tijd van 't examen naderde, was Krugers vader ziek geworden - ik kende de man heel goed, hij was bakker in Tilburg - en Kruger moest onverwachts naar huis. Dit speet hem zeer, want hij was Vink 'n paar punten vóór en zou zeker de eerste gebleven zijn als-i maar had kunnen doorwerken. We hadden alle dagen de gewone lessen, en daarvoor kreeg-i nu geen punten. Maar dit zou niemendal geweest zijn, als-i maar kon meedingen in 't Specimen, klasse: rhetoriek-eerste en: theologie-derde. Daarvoor worden hoge punten gegeven, weet-je, en wie daarin wint, kan de punten van de kleine les best missen.

 

Karel van het Reve - De ondergang van het morgenland – 1990

Je zou zelfs deze stelling kunnen wagen: hoe 'ouder' en hoe 'truttiger' men is, des te sneller wordt men 'aangestoken' door het vuur van een revolutie. Lang nadat de studentenrevolutie uitgewoed was bleven de van huis uit nogal behoudende, op religieuze leest geschoeide universiteiten van Nijmegen en Tilburg revolutionaire bolwerken. In Nijmegen was iedereen nog jarenlang marxist. Er was zelfs een speciaal woord in omloop voor hen, die niet langer bij het Mandement, maar bij Das Kapital zwoeren: neotofelemonen. Mensen die portretten van Mao en Che Guevara aan de muur hadden hangen lazen niet het linkse Parool, maar de katholieke Volkskrant. Tilburg noemde zich zelfs een tijdje de 'Karl Marx-Universiteit'.

 

Frans Ruiter en Wilbert Smulders - Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 - 1996

2 Burgerlijke antiburgerlijkheid

De jaren zestig vallen uiteen in twee periodes. De eerste (1964-1970) werd gedomineerd door veel schermutselingen in het openbare leven: de televisierellen, de provo-happenings in 1965 en 1966, ‘Het huwelijk’ in 1966, de Vietnam-demonstraties, de Maagdenhuis-bezetting en de studentenbezettingen in Tilburg, om slechts de belangrijkste te noemen.

 

Wim Hazeu - Wat niet mocht - een overzicht van censuur, ernstige en minder ernstige gevallen van vrijheidsbeknotting in Nederland (1962-1981) - 1982

14 april [1969]

Vlak voor het einde van de in de Tilburgse katholieke hogeschool gehouden tentoonstelling voor erotische kunst dient de Limburgse beeldhouwer P. Roovers een aanklacht in bij de justitie te Breda, als zou het geëxposeerde werk (van Aat Veldhoen en Flip van der Burgt) de eerbaarheid aantasten door het zedenkwetsend en aanstootgevend karakter ervan.

8 december [1978]

Gedurende een promotieplechtigheid aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg worden bh's en maandverband, tentoongesteld op de expositie Van BH tot AH, door doeken aan het oog onttrokken.

 

Toon Kortooms – Beekman en Beekman (1e en 2e deel) -1949-1950

Hendrik [van Ham] was opgestaan en ging regelrecht naar het tafeltje van vaandrig Lievendag. Hij tikte hem op de schouder en zei joviaal: ‘Hallo, Emiel, ook in de stad? Kom bij ons zitten. Ik ben hier met twee jonge professors van de school uit Tilburg. Je weet wel die heel hoge school. De hoogste van Tilburg. Waar ge ook staat, je ziet ze overal. Wij trakteren. Kom!’

 

Walter A.P. Soethoudt – Uitgevers komen in de hemel – Herinneringen – 2008

Een meer aangename taak was het laten signeren van enkele exemplaren van diverse boeken van Mr. A. Roothaert (1896-1967). Roothaert woonde sinds 1930 in Vlaanderen, nadat hem in het katholieker dan katholiek Tilburg het leven als advocaat en leraar [aan de Katholieke Leergangen; ES] onmogelijk was gemaakt omdat hij besloot van zijn vrouw te scheiden. Hij woonde inmiddels dicht bij het voetbalstadion van Antwerp F.C. — ook wel ‘de hel van Deurne’ genoemd. Ik fietste snel naar huis, haalde mijn exemplaar van Doctor Vlimmen (39ste druk) op en liet hem eveneens signeren.

 

Hans van Straten – De omgevallen boekenkast – 1987

Toen Hanneke van Buuren was gescheiden van de grammaticus dr. P.C.Paardekooper, solliciteerde zij naar een baan bij de Katholieke Leergangen in Tilburg.

Dat ging niet zo makkelijk.

‘Hoor eens, Hanneke,’ zei men daar, ‘dit is een katholieke instelling en jij bent niet alleen gescheiden, maar bovendien lesbisch.’

‘Ja,’ zei ze fel, ‘maar ik heb ook vier kinderen!’

Ze heeft de baan gekregen.

 

Yvonne Kroonenberg - Nee, dan die van mij - 2000

Kunstgebitkunde

Op de universiteit wordt het steeds knusser. Op Nijenrode kun je tegenwoordig boodschappenkunde studeren, in Tilburg hebben ze een leerstoel voor vrijetijdswetenschappen, en aan de Vrije Universiteit van Amsterdam zal binnenkort een hoogleraar kunstgebitkunde worden geïnstalleerd.

 

Jeroen Brouwers – Het is niets – 1993

Ik was alweer in Tilburg. Zo gaat driekwart van mijn leven voorbij zonder dat ik dit dorp ooit heb bezocht, zo kom ik er opeens twee keer binnen een halfjaar tijds. Jaap G hield er, 'aanvang 16.15 uur precies', zijn Rede bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de Taal- en Literatuurwetenschap, in het bijzonder in de Theorie en Geschiedenis van de Literatuur in hun betekenis voor de overdracht van literaire teksten aan de Katholieke Universiteit Brabant. Die rede handelde, zo vernam ik later, over Romantische tradities in literatuur en literatuurwetenschap. Martin Ros was er namelijk ook en die deelde na afloop boekjes uit met daarin onderhavige rede, zodat ik die er thuis nog eens op mijn gemak op kon nalezen, waarna ik begreep wat ik eigenlijk sowieso al begreep. Zo onderontwikkeld in de Neerlandistieke politiek ben ik nou ook weer niet, dan dat ik goed doorhad dat in Jaaps verhaal alle kerken en heilige huizen in het midden werden gelaten. Wat hij zogenaamd 'aanviel' wist hij ook weer te vergoelijken, voor wat hij zogenaamd 'afkeurde' wist hij toch ook 'waardering' op te brengen. Van dit soort geleerderigheid krijg ik het aan mijn klieren en jeuk.

 

Robert Anker e.a. - De regels van de smaak – 1985

Wie werkelijk inzicht zou willen krijgen in de motieven die iemand aanzetten tot de aanschaf van een boek, zou, gewapend met pen en enquêteformulier, de koper aan moeten spreken zodra hij aan de kassa heeft afgerekend. In het geval van waspoeder en frisdranken schijnen zulke onderzoekmethoden niet ongebruikelijk te zijn, maar als het om cultuurgoederen gaat heb ik er nog nooit van gehoord. Misschien ligt hier een mooie taak voor de Tilburgse letterenfaculteit.

 

Lisa Kuitert – ‘Een vis op het droge. Literatuur volgens de empirische literatuursociologie’ – in Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 2 – 1995

Zoals elke uitgever zal verklaren, is het beste marktonderzoek nog altijd de uitgave van het boek zelf, in een kleine oplage, en dan kijken wat het 'doet'. Leemans onderschrijft dit en ging dus ook uit van al verschenen boeken. Hij toog naar een boekwinkel in Tilburg, en ondervroeg daar 82 klanten over een zojuist gekocht boek. (…) Het betrof hier overigens een vooronderzoek. Het tweede deel van het onderzoek vond plaats bij 50 inwoners van Tilburg thuis. (…) De klanten van één Tilburgse boekhandel kunnen mijns inziens in geen enkel geval representatief zijn voor boekenkopend Nederland. Het middelgrote Tilburg op zich is al evenmin representatief, vanwege de aanwezigheid van een universiteit en verschillende hbo-opleidingen. Meer dan de helft van de thuis ondervraagden had een hbo- of een vwo-opleiding, en 32% kwam maar liefst elke week in de boekhandel!

 

Ten Braven – Lekkere literatuur - 1987

TURVEN IN TILBURG

Sinds enkele jaren kun je in Tilburg op een alternatieve manier literatuur studeren. Onder leiding van professor H. (voor Hugo) Verdaasdonk is het enige wat studenten er over werken van letterkunde te horen krijgen dat het om maatschappelijk bepaalde verschijnselen gaat. Het betreft hier dus de 'sociologische richting' in de literatuurwetenschap, dat spreekt.

De Tilburgse studenten leren niet langer op college dat een schrijver een boek schrijft, dat er bepaalde personages in voorkomen en dat het boek om deze of gene reden de moeite van het lezen waard is. Professor Verdaasdonk zou rillen bij zo'n 'benadering'. Dat gezwets over het boek als kunstwerk is hem een gruwel. Het boek is immers in de eerste plaats een industrieel produkt, koopwaar. En literaire werken zijn een speciaal soort waren, waarvan wij geleerd hebben te denken dat er iets bijzonders mee aan de hand is.

Het onderzoeksobject van de literatuursocioloog te Tilburg (Brabant) is dan ook voornamelijk hoe wij ertoe komen dat speciale predicaat 'literair' aan sommige werken toe te kennen en aan andere niet. Daartoe zou het volkomen verkeerd zijn het betreffende boek te lezen.

 

Anton van Duinkerken – De beweging der jongeren – 1933

De stichter en eerste hoofdredacteur van het nieuwe tijdschrift [Roeping] was Dr. H. W. E. Moller, oud-rector van de Katholieke Leergangen te Tilburg en leider der vereeniging "Ons Middelbaar Onderwijs in Noord-Brabant"'. Hij was uit Amsterdam naar het zuiden getrokken, omdat hij er een roeping in vond, de cultureel-onderdrukte generaliteitslanden geestelijk te herstellen, nu ze zich stoffelijk hernamen.

 

Marc De Coster - Woordenboek van jargon en slang – 1992

Aquarium (Vlaams) spottende benaming voor het Leuvense studentenrestaurant Alma II. De studenten voelden zich tijdens het eten begluurd door de glazen wanden. Met de verbouwing van 1985 kwam hieraan een einde. In Nederland, meer bepaald te Tilburg, de bijnaam voor het gebouwtje op het Moller-instituut.

Kleptijd periode van de selectie van de nieuwe leden in het Tilburgse corps.

Klooi in Tilburg de benaming voor een zenuwachtig nieuw lid [van een studentencorps]. Van klooien = prutsend bezig zijn?

 

‘Het wapengeklank der ruiters’

Soldaat van Oranje

R.C. Bakhuizen van den Brink - De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht en bezorgd door L. Brummel – 1968

Bakhuizen van den Brink aan J. ter Meulen Hzn.

Amsterdam, 9 februari 1831.

Nu van iets anders: dat de stremming die de door de omstandigheden veranderde rigting onzer gedachten in onze studien gemaakt heeft diminuendo voortduurt gelooft gij geredelijk. Intusschen heb ik gelukkig mijzelve niet te beschuldigen dat ik mij het meest van mijne studien laat aftrekken. En hoe gaarne ik (gij weet het) het vaderland zou dienen, troost het mij aan de anderen kant dat ik, al had ik dienst genomen, toch tot eene hatelijke werkeloosheid zou gedoemd zijn. De brieven die ik van Huet, Boon, Allebé ontvang, zijn zoo vele klagten over het nutteloos stil liggen te Oosterwijk of Tilburg. Allen verlangen zij, hoe groot ook het levensgevaar zij, zich met den vijand eens te meten, maar grommen er over dat hun daaraan de gelegenheid ontbreekt. Zulke brieven van de voorposten te ontvangen, al zijn zij ook in een knorrigen luim geschreven, is echter in deze nare tijden voor mij eene regte recreatie.

 

P.N. Panken - De dagboeken van P. N. Panken 1819 -1904, Memorieboek van een Brabantse schoolmeester (1) ingeleid en bezorgd door Dr Peter Meurkens -1994

[1839] In den nacht van den 11 op den 12den Januarij, omstreeks 1 ure, deed mij het alarmblazen, tegenover mijne legerstede, van de in dit dorpje ingekwartierd zijnde Dragonders van het Regiment, uit den slaap ontwaken. Ik rigtte mij overeind en hoorde nog eenige malen de krijgstrompet. Binnen weinige minuten hoorde ik reeds het wapengeklank der ruiters, dewijl zij met den meesten spoed door de straat reden. Er waren te Tilburg, Eindhoven, etc. eenige kanonschoten gelost; daarvoor waren de alhier in den omtrek gekantonneerde troepen, ook uit den diepen slaap opgewekt; zij snelden, op verscheidene plaatsen, nabij de grenzen te zamen, alwaar zij dien geheelen kouden winternacht moesten blijven; andere hielden zich te Eindhoven en elders slagvaardig. Het denkbeeld dat de vijand naderde, had hun dien schrik aangejaagd.

 

Anoniem - bespreking van Studie en Uitspanning. Verzamelde Verhalen van Mr. J. J.D. Nepveu, De Gids 1853

Karel Blom, student in de theologie, wordt vrijwillig officier om te strijden tegen het oproerige België, — hij ligt gekampeerd te Tilburg; hij bemint in stilte; zijn meisje komt aldaar; de verstandhouding wordt duidelijk, maar heet niet publiek — een plaaggeest zit met den minnaar en andere officieren aan tafel — tergt hem — zegt hoop te hebben op de hand van diens beminde — en — het draait op een duel uit.

 

Mobilisatieherinneringen van een Landweerman – Schimmenspel van C.J.M. Acket, woorden van J.B.S. - 1916

Ja, in Tilburg heeft de Compie wat 'n kilometers gevreten,

't Leek wel, of de menschen van loopkoorts waren bezeten;

't Gebeurde zelfs eens — men had pootje gebaad —

Dat de Compagnie thuis kwam zonder één droge draad. (…)

Van Tilburg ging het naar Hilvarenbeek.

Helaas! daar zaten we niet meer dan een week!

We hadden 't zoo goed, we zaten er zoo warm,

Maar daar klinkt op 'n morgen plotseling 't alarm! (…)

Van Oisterwijk naar Tilburg, daar bleven wij acht weken;

Zoo langzamerhand kenden wij daar nu die streken.

Toen voor de tweede maal naar de grens opgetrokken,

Eerst met den trein en daarna op je sokken. (…)

In Tilburg terug, nu voor den derden keer,

Maar thans midden in den zomer, met drukkend warm weer.

Toen werd er gelast door den compagniescommandant:

Zwemmen in het Galgenven, onder den jongsten luitenant!

Will Tromp en J.A. Dautzenberg - Kok van De Stijl - spoorwegbeambte te Tilburg – 1989

Rolf Janssen: ‘De ontmoeting tussen Kok en Theo van Doesburg heeft plaatsgehad op het oude station van Tilburg, waar Kok toen werkte. Van Doesburg werd namelijk in 1914 in Alphen in de buurt van Tilburg gelegerd en hij wilde weten wat voor cultureel leven zich hier afspeelde. Kok werd erbij gehaald, want voor dat soort zaken moest je bij hem zijn.’

 

Marc De Coster - Woordenboek van jargon en slang – 1992

Koffie 'daar kom je bij op de koffie': dat doe je niet beter. Ook gezegd van iemand die een ander te paard wil inhalen maar het niet kan. Destijds een huzarenuitdr. te Tilburg.

Muziekdoos oude huzarenterm uit Tilburg voor een paard dat bij het spelen van muziek liep. Meestal ging het om een oud dienstpaard, daarom ook wel oude muziekdoos genoemd.

Stang 'iemand op stang rijden': iemand erg kwaad krijgen. 'Ik heb hem op stang': ik heb hem woedend gemaakt. Oorspronkelijk gezegd van een paard dat men in toom houdt door middel van een stang in de bek. Het is dan ook een huzarenuitdr., te Tilburg gebruikt rond 1913-1914.

Tabak 'tabak gaan halen': op de loop gaan, het paard niet meer kunnen houden. Huzarenuitdrukking uit Tilburg, 1913-1914. 'Ergens tabak van hebben': er genoeg van hebben, het beu zijn.

Dirk-Jan Arensman - Thomas Rap Een vrijbuiter in boeken – 2009

Aan de ene kant van de ruimte stonden de stapelbedden van de 'P's' — met Van der Ploeg, Poortvliet, Postema... [Koos Postema, die hier aan het woord is; ES] —, in het midden een grote tafel die smetteloos schoon gehouden moest worden, en aan de overkant de 'R-en': Raas, Razing ('Die kwam uit Tilburg en zei altijd "Ik moet mijn geweer zuiver maken." Zuiver... dan lagen wij alweer in een deuk.')

 

‘Slechts Louisje… dat was geheel iets anders’

Meisjes

Charles de Guiffardière – in: Boswell en Holland – vertaling Jan Pieter van der Sterre - 2000

Tilburg, 26 november 1763 [De Guiffardière aan Boswell; PVDS]

Tot mijn grote genoegen herinner ik me dat ik je beloofd heb iets van me te laten horen vanuit een gebied waar alle bewoners in mijn ogen inboorlingen zijn – zo moeilijk is het voor een buitenlander zich er thuis te voelen. Maar ik ben nu eenmaal verbannen naar dit oord, dat niet onderdoet voor de Getae en Massagetae van de arme Ovidius. Als er een dichter over zou zingen werd het even vreselijk als de Zwarte-Zeekusten. Trek daar je conclusies uit, gelukkige sterveling! Jij, die een leven van nietsdoen en plezier leidt, die elke dag mademoiselle Van Zuylen ziet en een uur pluimbal speelt met de schone zus, jij die Xenophon leest met de onkreukbare, kuise La Roche, oordeel zelf, zeg ik, of ik niet zeer te beklagen ben nu ik dat alles moet missen.

Vergeefs wapen ik me met al mijn rechtschapenheid en zie ik moedig onder ogen tot welke ontberingen ik gedoemd ben; de stem van mijn zwakheden en hartstochten klinkt luider en er is geen sjouwerman in Utrecht wiens lot ik niet benijd. (…)

P.S. Mijn adres is: graaf Van Hogendorp van Hofwege, te Tilburg.

(…)

Tilburg, 20 mei 1764 [De Guiffardière aan Boswell; PVDS]

(…) Hoe lelijk je dit land ook mag vinden, er is hier een klein aantal knappe vrouwen dat mijn rechtschapenheid aan het wankelen brengt.

 

J. Zaaijer Az - ‘De arbeidsenquête’ – in: De Gids – 1887

Gunstig is daarentegen de toestand in Tilburg. Daar wordt op al de fabrieken in het geheel slechts één gehuwde vrouw gebruikt…

 

Toon Kortooms – Beekman en Beekman (1e en 2e deel) - 1949-1950

De gebroeders waren nog te zeer gehecht aan de eenvoudige tradities van hun gewest om zich te laten imponeren door toneelgebaartjes en dunne gilletjes.

Slechts Louisje... dat was geheel iets anders. Hun ouders, Jan en Marie, hadden thuis evenwel hun zorgen. Natuurlijk, de jongens zouden in geen zeven sloten tegelijk lopen. Maar nu stonden ze daar in Tilburg, zonder toezicht en regime. Het is geen wereldstad, doch hoe hendig geraken zij niet in een gezelschap, waar ze beter vandaan konden blijven. Bovendien hadden de gebroeders de leeftijd, die gaarne naar meiskes omziet. Zou daar hun studie van gaan lijden? Marie had er al eens op gestoten. Wanneer Hein en Mathieu een dag of zo naar huis kwamen, dan was er altijd wel een kwartier, dat Marie ze alleen bij zich had. De radio speelde zacht, de klok tikte en de lamp legde haar warme licht over de dingen. In die sfeer begon Marie rustig te vragen over hun vrije tijd en zo.

‘Wij hebben maar schaars vrije tijd,’ zeiden de gebroeders, ‘gewoonlijk studeren wij alle avonden. En die meidjes, moeder, dat is maar nep. Wij bezoeken de bijeenkomsten ter ere van het Trappistenbier en we zitten wat te praten over sociale en economische problemen.’

 

Theo Kars - Op zoek naar het geluk – 1982

Door het grote aantal vrouwen dat hij ontmoette, vergat hij snel hun naam, beroep en andere details. Een tijd schreef hij in zijn agenda bijvoorbeeld: 19, verpleegster, komt uit Tilburg, pas 3 mnd. in Amsterdam, intern.

 

Jeroen Brouwers – Het is niets – 1993

Tussen de toespraken door [bij de toekenning van het eredoctoraat aan uitgever Geert van Oorschot; ES] trad een studentenzangkoortje op, en in de voorste rij daarvan stond een zo aanbiddelijk lief meisje van misschien achttien of negentien jaar, dat ik mijn ogen tweeëneenhalf uur lang niet van haar kon afhouden. Ik ben sedertdien ziek van nostalgieke verliefdheid. Le diable du midi bonst met krassend lachen op mijn deur. Ze had een jumpertje aan en zo'n harembroek. Jumpertje roze, harembroek paars. Bij het zingen der hoge noten rekte ze haar halsje uit. Nu ben ik van plan mij te Tilburg te vestigen, en net zo lang te wringen tot ik een baantje aan de katholieke universiteit aldaar heb verworven, bijvoorbeeld in de kantine, of als schoonmaker of hulpportier, zodat ik haar misschien soms nog eens mag zien en zij het goedvindt dat ik, al was het maar één keer, haar boekentas draag. Zij verschijnt mij in mijn dromen, en dat lijkt mij iets illegaals te hebben, want zijzelf kan dat onmogelijk beseffen, - dat ze, in Tilburg in haar bedje liggend, tegelijkertijd hier ronddoolt in het door een slecht karakter getekende hoofd van deze mislukte schrijver.

 

Anoniem - bespreking van Studie en Uitspanning. Verzamelde Verhalen van Mr. J.J.D. Nepveu, in De Gids 1853

Karel Blom, student in de theologie, wordt vrijwillig officier om te strijden tegen het oproerige België, — hij ligt gekampeerd te Tilburg; hij bemint in stilte; zijn meisje komt aldaar; de verstandhouding wordt duidelijk, maar heet niet publiek — een plaaggeest zit met den minnaar en andere officieren aan tafel — tergt hem — zegt hoop te hebben op de hand van diens beminde — en — het draait op een duel uit.

 

Foto: H. Berssenbrugge, ca. 1902 - Anna Cornalia Brosens

 

Remco Campert – Tot zoens – 2004

Er is nog wat mist over van de nacht. Ik loop door het park in dun gouden oktoberlicht. Een dame met een piepklein wit keffertje aan de lijn komt me tegemoet. Ik licht mijn hoed. Op de Keizersgracht slaan de vonken van de hoeven van een brouwerspaard. Henri Berssenbrugge fotografeert in Tilburg Anna Cornelia Brosens die voelt of het wasgoed dat op het bleekveld ligt al droog is.

 

Youp van ’t Hek - Makkelijk praten – Tien jaar theater - 1995

‘Ik heb eigenlijk geen tekst meer’

Weer even later ontmoetten wij twee meisjes.

De één was mooier dan Tilburg…

 

Til Brugman - Spanningen – 1953

Toen was er in deze stad van keibuters iemand van de avant-garde een voordracht komen houden, in het achterzaaltje van Concordia (...) Voor amper twintig mensen had deze apostel van het nieuwe levensbesef staan praten. Hij had gevloekt en geketterd, de geloofsbelijdenis van De Stijl tegelijk met het ogenschijnlijk potsierlijke, metterdaad uiterst opruiende evangelie van Dada verkondigd, een hymen, dat hij tot eigen vermaak maar meteen zou inzegenen. (…) In optocht waren hij en ettelijke andere verbijsterde enthousiasten met de spreker naar een kroeg getogen die in de gegeven stemming de aannemelijkste in Tilburg leek. (…) Tegen het sluitingsuur had hij met de waardin gedanst en haar plechtig verzekerd, dat haar boezem en billen, de omvang in aanmerking genomen, expressionistische elementen waren, die in De Stijl eens en voor al waren overwonnen. In één woord, het was groots

geweest.

 

‘Hij zal enkele dagen moeten blijven'

In het voorbijgaan

Anoniem - Liber Aureus Epternacensis – 709

Actum publice Tilliburgis.

 

Lodewijk Napoleon door de Gratie Gods en de Constitutie des Koningrijks, Koning van Holland, Connetable van Frankrijk – Decreet van 18 april 1809 – 1809

In acht genomen hebbende de belangrijkheid van het dorp Tilburg

In acht nemende dat deszelfs bevolking meer dan 9000 zielen bedraagt en

gemelde gemeente een bewijs onzer tevredenheid willende geven

Hebben wij besloten & besluiten

Tot 1e

Het dorp Tilburg wordt tot een stad verheven en zal dientengevolge onder de steden van het rijk gerangschikt worden.

 

Jan Naaijkens – Het spel is nog niet uit – 1994

‘De herberg is beter dan de weg’ - Bij de opening van een artistencafé in Tilburg dat kort daarna de geest gaf.

(…) Ook Paul Verlaine is in deze stad geweest, de droevige dichter van ‘Il pleure dans mon coeur...’ Het regent [sic] in mijn hart. In zijn Quinze jours en Hollande vertelt hij hoe hij, op weg naar Den Haag, in Breda in de verkeerde trein stapte en in Nijmegen belandde. Hij passeerde dus Tilburg. Welnu, dames en heren, was deze herberg er geweest, hij zou zijn uitgestapt en er tot het eind van zijn dagen gebleven zijn. Wij zouden bloemen kunnen leggen op zijn graf, op de Algemene Begraafplaats aan de Gilzerbaan, want voor goddelozen is er geen plaats te midden van Roomse doden.

 

Jan Blokker - Mij hebben ze niet 1980

Ik kom uit België Nederland binnen en wil de kortste weg naar Amsterdam inslaan. Waar is het ANWB-bord richting hoofdstad tussen Wuustwezel en Breda, tussen Breda en de afslag Tilburg?

Nergens.

 

Stephanus Hanewinkel - Reize door de Majorij van ’s Hertogenbosch in den jaare 1798 (1) - 1799

Eergisteren kwam ik hier. — Ik heb Tilburg al eens doorgeloopen. Dit Dorp is het grootste van de geheele Majorij, en ook één der grootste van onze geheele Republiek; hetzelve is als eene Stad aangelegd: in het midden ligt een groot Marktplein, ook vind men 'er eene schoone Kerk en een fraai Kasteel. De straaten zijn belegd met keisteenen.

 

Vincent van Gogh - Verzamelde Brieven van Vincent van Gogh, dl. I, 1952 – uit: Prof. Dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt - Vincent van Gogh als H.B.S-leerling 1866-1868: een onbekende episode in Tilburg – 1971

Dat deze plaats [Tilburg, ES] na zijn vertrek niet geheel uit zijn herinnering is verdwenen, blijkt uit een brief aan broer Theo van 13 juni 1873. Vincent, die toen pas werkzaam was in de Londense zaak van de internationale kunsthandel Goupil en Co, schreef, dat hij een kosthuis had gevonden ‘in een der voorsteden van Londen, waar het betrekkelijk stil is. Het heeft wel iets van Tilburg of zoo.’

 

Herman Finkers – Ik Jan Klaassen – 1993

Het artiestenleven

(…)

Altijd weer op reis, ik ken zo onderhand

uit mijn blote hoofd ons ganse vaderland.

Zo liep ik laatst door Tilburg, daar vroeg mij een man:

'Bent u hier bekend?', ik zei: 'Herkent u mij niet, dan?'

Hans Vaders – Tropische winters - 2001

In Tilburg, in een van die onpersoonlijke winkelstraten tijdens een drukke koopavond, stort Haltmayer in elkaar en ligt twee weken lang verwikkeld in verwarrende, comateuze, suikerzieke dromen in het streekziekenhuis. 'Gelukkig,' telefoneert hij, 'had ik mijn medische kaart nog van het St. Elisabeth Hospitaal.’

 

Betsy Udink - De primeur van Caro Darmont - 1996

Geruime tijd reden ze nu al in Tilburg rond door straten met steeds dezelfde lage en sombere rijtjeshuizen waar zo te zien nooit enig daglicht in doordrong. Nergens stonden planten voor de ramen, een enkele vensterbank was gesierd met een boeket plastiek bloemen of met een treurende harlekijn. Ooit was dit een achterstandsbuurt geweest, en dat was het misschien nog wel, maar dat was niet direct duidelijk daar de werkloosheid, de drankzucht, de agressie en de misdaad verborgen waren achter nieuwe lagen verf en stucwerk. De overheid had hier de druk van de ketel gehaald door de aanleg van nieuwe badkamers, nieuwe keukens en centrale verwarming, een nieuw behangetje en kozijnen van kunststof. Wekelijks werden de graffiti weggeboend door schoonmaakploegen, zodat de wijkbewoners geen aanleiding vonden te klagen dat niemand zich om hen bekommerde. De straten waren omgevormd tot woonerven, maar de enkele iele boompjes die er stonden konden het idee van landelijke eenvoud niet tot leven brengen; slechts de bulten in het wegdek — verkeersdrempels genaamd — dwongen auto's en bromfietsen tot het trage tempo dat met het dorpsleven wordt geassocieerd.

 

Albert Megens – Hoe leeg het was en hoe schoon Lofzang op de wevers van weleer – 2009

Tilburg mijn stad, de stad waar ik niet woon

noch werd geboren. Tilburg zit niet bij de pakken

neer. Buiten de stad verschijnen grote hallen

waar eens de koeien graasden en boeren

langs het wijkende koren hun bonkige paarden dreven.

Dochters en zonen van de werkers van weleer dienen

nieuwe heren bij wie zij hun fietsen, brommers

en autootjes keurig in een weefpatroon parkeren.

Joris van Casteren - De man die 2 ½ jaar dood lag - Berichten uit het nieuwe Nederland – 2003

Op het dorpsplein van Geertruidenberg eindigt de rit. De leden [van een motorclub; ES] zoeken een leeg plekje op hun jacks om het speldje dat de tourcommissaris uitreikt erbij te zetten. De mobiele telefoon van de voorzitter piept. Het gaat over Ed uit Putten. Hij ligt op de intensive care in Tilburg. Zijn toestand is stabiel maar hij zal enkele dagen moeten blijven.

 

Bart Chabot - Brood en spelen - 2002

Droommerries

Tilburg, donderdag 1 april 1999

Bij thuiskomst 's morgens vind ik twee berichten van Herman [Brood] op het antwoordapparaat.

'Hé, Bart... Het goeie nieuws is... Ondanks de bombardementen op Servië...' Klik. Verbinding verbroken. Herman weet de spanning andermaal op te schroeven. Wat hangt ons ditmaal boven het hoofd?

Het tweede bericht luidt: '...gaat de voorstelling hedenavond gewoon door.'

(…) Het voordeel van Tilburg is dat ze er zo'n héél zacht torenklokje hebben. Ongehoord! Vlak naast het hotel. Wat een tyfusherrie, niet te geloven. En zonder enige aanleiding. Ik zat rechtop in bed, vanmorgen. Ik dacht: het conflict op de Balkan heeft zich uitgebreid en inmiddels Tilburg bereikt. Póp! Ik dacht: wat heb ik verkeerd gedaan? En voordat je daar uit bent! En het was ook niet van: "Het is acht uur, dus we geven acht keer een bel" of zo, nee, het was van: "Het is acht uur! Rausen op dat ding, jonges! En nóg een zooitje klappen erachteraan..."'

'Het klokkenspel.'

'Terwijl het een heel onschuldig uitziend kerkje is. Een torentje, waar je zoiets helemaal niet van zou verwachten. Godverdomme, ik weet niet waar ze opuit zijn, die gasten, maar... Het heeft niets te maken met: "Het is acht uur. Wil Tilburg opstaan?" Of: "U dient zich ter kerke te begeven." Niets van dat al. Nee, het was een gewone werkdag, vanmorgen, donderdag, en opeens...'

'Klenggdenggtriingg.'

 

P.N. Panken - De dagboeken van P. N. Panken 1819 -1904, Memorieboek van een Brabantse schoolmeester (1) - ingeleid en bezorgd door Dr Peter Meurkens (1994)

[1846] Zondag 30ste Aug. (na de eerste Mis te Bergeijk bijgewoond te hebben) reed ik met eene kar, voornamelijk bestemd voor den hr. Burgem. aldaar en Mej. zijne Gade, naar Tilburg, ten einde er den volgenden dag getuige van het Nationaal Concours der boogschutterijen te kunnen wezen (…) Het was voorzeker een der treffendste en grootsche volksfeesten, welke men hedendaags in ons land ziet gebeuren. Voor wie getuige mogt zijn van den staatsietooi, waarin zich te dezer gelegenheid, Tilburgs straten vertoonde; voor wie den optogt van af Tivoli tot aan de sociëteit de Philharmonie, tusschen de scherpschutters van 25 opgekomene gezelschappen, met hunnen baniervaandel en schilddragers; onder die onafzienbare reijen van toeschouwers; langs die onafgebroken vlaggenschaduw; onder al die bedrijvigheid en dat gewemel en door die trotsche Eereboogen heenwandelde; voor hem is eene beschrijving van het feest overbodig: hij toch zal eene mededeeling verre beneden het peil zijner levendige herinnering achten en kleurloos vinden wat de vurigste Geschiedenis daarover te boek stelde; - en voor wie den 3 [sic] Aug. 1846 elders doorbragt, kunnen wij met al de kracht onzer uitdrukking, toch geen tafereel maken zoo aanschouwelijk schoon, zoo schitterend, zoo bezield, als zich te Tilburg voor deed, toen het gereed stond den wedstrijd te openen. Ik onthoud mij dus van alle uitweiding en verwijs verder den nieuwsgierigen lezer naar het Dagblad der Provincie van 4 Sept. van dat jaar, hetwelk er bijna 3 kolommen aan toegewijd heeft.

 

Gerard Cornelis van het Reve - De avonden – 1947

In het Nederlands nieuws werden schaats wedstrijden in Franeker vertoond, de ingebruikstelling van een brug over de IJssel, een parade in Tilburg en de onthulling van een oorlogsmonument in Apeldoorn. Het licht ging weer aan en er verschenen gekleurde reklames. 'Eigenlijk zit ik hier alleen,' dacht Frits.

 

 

 

‘Is hier niets te zingen?’

Dat gaat naar * * toe

 

Jacques Urlus – Mijn loopbaan ca. 1930

Nu ben ik zestien en ga verhuizen naar Utrecht.

Daar viel het mij in het begin erg tegen. Van Tilburg, waar ik mijn vrienden, mijn Korvelsche Zangvereeniging had, naar een stad, die mij vreemd was en onwennig.

"Het is hier een saaie boel," zei ik tegen een medearbeider, "is hier niets te zingen?"

 

Ivo de Wijs - De brug terug – in NRC 5 januari 1996

De smalle stalen brug over het water

Voerde van Tilburg, mijn geboortegrond

Naar Amsterdam, waar ik de wereld vond:

Mijn vrouw, mijn huis, mijn werk voor het theater

Pieter Jacob Costerus - Brieven en dagboek van den Utrechtschen Vrijwilligen Jager Pieter Jacob Costerus 1830 en 1831bezorgd door M.G. de Boer en dr. J.C. Costerus – 1917

Niemand ten minste blijder dan ik, toen ik vernam, dat wij naar Eindhoven zouden gaan.

 

Youp van ’t Hek - Liegangst – 2003

Op een dag hadden Heleen en ik een lunchafspraak in het reuzenrad van de Tilburgse kermis en al vrijend (opwindend: onderbroekloos naar Tilburg kijken!) vroeg ik haar of ze met de trein was. Nee hoor. Ton had haar gebracht. Sterker nog: hij stond beneden te wachten. Ik zag een lullige Opel Vectra, het verplichte vervoermiddel in Almere, in de diepte. Ton stond naast de auto en zwaaide. Hij stak zijn duim op. Ze vroeg na afloop nog of ik mee wilde lopen naar de auto. Dan kon ik Ton de hand schudden. Ik wilde dat niet.

 

Will Tromp en J.A. Dautzenberg - Kok van De Stijl - spoorwegbeambte te Tilburg – J.A. Dautzenberg: Antony Kok, klerk-telegrafist, 'prins van geestelijken bloede' - 1989

Hij heette Antony Kok. De twee zouden vrienden blijven tot aan Van Doesburgs dood in 1931. Maar terwijl Van Doesburg almaar beroemder werd, bleef Kok spoorwegbeambte, schreef af en toe een gedicht, schreef dag in dag uit aforismen, speelde piano, correspondeerde met El Lissitsky, Hans Richter, Kurt Schwitters en Mondriaan, en werd vergeten. In 1952 vertrok hij uit Tilburg naar Haarlem, waar hij in 1969 overleed. Hij was toen zevenentachtig jaar oud, de laatste der Nederlandse avantgardekunstenaars.

 

Esther J. Ending - Na Valentijn – 2004

Forrest kwam in een tehuis in Tilburg terecht. Om allerlei onduidelijke bureaucratische redenen werd hij drie keer overgeplaatst naar andere tehuizen, totdat hij er genoeg van kreeg en ook naar Amsterdam vertrok, waar hij zich bij de krakersbeweging voegde.

 

H. van Aalst - Onder martieners en bietsers - Dertig jaar uit mijn leven in volkslogementen en in de woonwagen - bewerkt door C. J. Jansen - Drs A. J. Jansen – 1947

Heerlijke dagen bracht ik in Tilburg door, onvergetelijke avonden in een gezellig meljeu. Doch ook daar kwam een eind aan. Na Tilburg verlaten te hebben hield ik nog correspondentie met hen, doch ook dat verslapte, - door mijn toedoen, want als ik schreef kreeg ik altijd antwoord terug. Maar ja, een reiziger ontmoet zeer veel dingen en maakt zeer veel mede.

Ik hoop, dat deze brave mensen mijn boek nog eens mogen lezen, dan zullen zij mij zeer zeker nog wel herinneren. Dan zal hun ook blijken, dat een martiener weet te waarderen 't geen hij van en bij mensen heeft genoten.

Van Tilburg vertrok ik naar 's Hertogenbosch en zocht mij een uit de vele logementen, die in een straat (ik geloof, dat 't de Folburgstraat was) waren, uit. Nu, dat viel al direc tegen.

 

Eduard Elias - Paradijs in cellophaan – 1947

Vertel een Fries maar eens dat ge zoo van Groningen houdt en zeg een Groninger maar eens dat ge wel torens kent die nog mooier zijn dan de Martini. Vindt een Amsterdammer Den Haag een stad? En kan een Bosschenaar een goed woord over Tilburg verdragen?

 

Herman Post – De hemel is om de hoek - Een keuze uit tien jaar columns in KRO-gids 'Studio' – 1988

De Tilburger kreeg het zwaar te verduren. 'Tilburg is de fietsenstalling van Den Bosch,' begon een van de Bosschenaren. Een ander deed er nog een schepje bovenop: 'Het beste van Tilburg is de trein naar Den Bosch.'

 

Coen Free - Zoete Lief, oorzaak veler plagen - De 80 beste, mooiste, merkwaardigste - en nog enige - Bossche stadsgedichten - 1994

‘Zoetelief’

Troosteloze

contereien;

haveloze huizenrijen;

Weiden, water, greppels, gras,

O, dat ik nog in Tilburg was.


 

‘Voor ‘halve’ Tilburgers ben ik soms clement geweest’

Verantwoording

Ed Schilders

 

Deze bloemlezing met teksten over Tilburg, Tilburgers, en het Tilburgs is voor het grootste deel samengesteld in de maanden juni en juli 2009, op verzoek van Stichting Dr P.J. Cools, de organisator van de jaarlijkse boekenmarkt ‘Boeken rond het Paleis’, het evenement waarmee deze stichting de stad Tilburg voor één dag, namelijk de laatste zondag van augustus, pleegt te verheffen tot Neerlands hoofdstad van het oude boek.

De opdracht dan wel het verzoek was de eenvoud zelve: een overzicht samenstellen van literaire passages waarin de stad Tilburg de hoofdrol speelt of opvallend figureert. Ik heb gemeend deze opdracht te mogen uitbreiden van de stad tot de inwoners en hun taal. Dat bleek meteen ook een uitbreiding van literair proza en dichtkunst tot geschriften van secundaire en zelfs nog bescheidener literaire aard: geschiedschrijving, beschouwingen, taalkunde, brieven, dagboeken, herinneringen, levensberichten. De officiële geschiedenis van Tilburg begint immers in het jaar 709 met een notariële akte over onroerend goed, en krijgt in 1809 een impuls met het koninklijk besluit waardoor het dorp tot stad verheven wordt. Genoeg redenen, dunkt mij, om ambtelijke teksten niet te onderschatten. Zelfs enige passages uit of over de notulen van de gemeenteraad bleken de toets van het belangwekkende te kunnen doorstaan.

Niettemin moest ik bij het plukken van de hier aangeboden bloemen ook zeer streng zijn om te kunnen voldoen aan de begrenzing van dit boekje. Daarom heb ik allereerst Tilburgse schrijvers uitgesloten, inclusief mijzelf. Alleen de kenner van de geschiedenis of de letteren van Tilburg zal bemerken waar ik bij wijze van hoge uitzondering met dit voornemen de hand heb gelicht. Misschien zal het mij in de toekomst nog gegund zijn een boek samen te stellen waarin deze twee, Tilburgse en niet-Tilburgse auteurs, verenigd zullen zijn, bien étonnés, zoals de Fransen zeggen, de se trouver ensemble.

Voor ‘halve’ Tilburgse auteurs ben ik soms clement geweest. Mr Anton – Vlimmen - Roothaert mocht meedoen, juist omdat hij nooit één letterkundige letter binnen de grenzen van zijn geboortestad geschreven heeft. Zelfs zijn echtscheidingsakte heb ik nog niet kunnen ontdekken. Geboortig zijn uit Tilburg was een aanbeveling, maar alleen als er dan ook iets te citeren viel dat betrekking had op de spanning tussen geboorteplaats en de latere woonplaats. Zie bijvoorbeeld de citaten uit het werk van Guido en Ivo de Wijs.

Ook heb ik enige citaten niet opgenomen, omdat ze uit de pen gevloeid zijn van auteurs die al ruimschoots geciteerd of gedocumenteerd zijn in de reeds gepubliceerde Tilburgse (letterkundige) geschiedschrijving. Liever dan een citaat uit Elise van Calcars Tilburgsche Mijmeringen heb ik een citaat opgenomen uit de tot nu toe onvermelde bespreking van dat boek in De Gids. Reisverslagen waarin wijlen de Tilburgse lindeboom bejubeld wordt, heb ik radicaal gesnoeid. Lys Saint-Mourel, de pin up van de Tilburgse letteren, heb ik niet op deze pagina’s geprikt, ook al is zij de meest fatale aller Tilburgse ‘Meisjes’ ever.

Voor de teksten – en dus voor mijzelf -- ben ik even hardvochtig geweest. Alleen als daarin uitdrukkelijk ‘Tilburg’ of een afleiding daarvan voorkwam, heb ik het citaat toegelaten.

De volgorde van de citaten is in principe willekeurig. Niettemin heb ik mij laten verleiden -- verzamelaars kennen deze aanvechting – om sommige citaten naast elkaar te plaatsen. Citaten zijn vaak -- als je er maar genoeg van verzamelt -- net als postzegels van koningin Beatrix: je wilt ze naast elkaar. Hoewel ik de verzameling heb ingedeeld in hoofdstukken, zijn er voor de lezer nog volop mogelijkheden overgebleven om de inhouden opnieuw thematisch of emotioneel te sorteren al naar gelang de eigen voorkeur, om al doende zijn eigen verbanden te leggen, dwars door de gedrukte vindplaatsen heen.

Deze verzameling biedt veel aanknopingspunten voor nieuwe verhalen, maar ik heb de bloemlezer in mij voorrang gegeven op de verteller. Dat was tenslotte ook de opdracht van Stichting dr P.J. Cools msc. Ik heb me dus onthouden van commentaar, uitgezonderd enige verhelderingen tussen vierkante haken. Anton van Duinkerken schreef in zijn Brabantse herinneringen dat hij en Antoon Coolen elkaar voor het eerst ontmoet hebben in Tilburg, een ‘feit’ uit de letterkundige geschiedenis dat in elk Tilburgs naslagwerk wordt gememoreerd, inclusief de Literaire Wandelroute Tilburg, die ik zelf met Jef van Kempen heb samengesteld. Door een citaat uit de Coolen-biografie van Cees Slegers als in een accolade naast de Brabantse herinneringen te plaatsen, ontstaat, hoop ik, een mooi nieuw inzicht. Als zoiets niet mogelijk bleek zonder dat ik daarbij tekst en uitleg zou moeten geven, heb ik dergelijke accolades niet gemaakt. Een voorbeeld daarvan is de op zichzelf prachtige uitsnede uit een toespraak die Jan Naaijkens hield bij de opening van een ‘artistencafé’, bij welke gelegenheid hij Paul Verlaine per trein door Tilburg laat reizen. Ik heb ervan afgezien Verlaine’s eigen reisbeschrijving daaraan toe te voegen.

Ten slotte wil ik benadrukken dat deze bloemlezing zeker niet uitputtend is. Veel heb ik moeten weglaten omdat het nou eenmaal niet onder de door mij gekozen noemers viel. Ik ben ervan overtuigd dat nader onderzoek heel veel nieuwe vondsten zal opleveren, en dat elke nieuwe vondst een nieuw licht werpt op Tilburg, deszelfs inwoners, en de taal die zij spreken.

 

Ed Schilders

Tilburg 31 juli 2009

 


Naar Tilburg

Boeken…

…rond het Paleis

Spijs en drank

Deszelfs inwoners

Tilburgs

De kleinste zelfstandigen

Letterkundig leven

Onderwijs

Soldaat van Oranje

Meisjes

In het voorbijgaan

Dat gaat naar ** toe

Verantwoording


A. Roothaert

A.M. de Jong

Adriaan Venema

Albert Megens

Albrecht Dürer

Anton van Duinkerken

Antoon Coolen

Arno Kantelberg

B.H. Molkenboer o.p.

Bart Chabot

Betsy Udink

Bibeb

C. Nooteboom

C.A.M.M. van de Put

Charles de Guiffardière

Coen Free

Cornelis Verhoeven

D.J. van der Ven

Dirk-Jan Arensman

Eduard Elias

Esther J. Ending

Ewoud Sanders

Frank Jansen

Frans Ruiter

Frans Walch

G.A. Bredero

Gerard Reve

Gerlach Royen o.f.m

Gijs Zandbergen

Godfried Bomans

Guido de Wijs

Guy van Beuningen

H. t’Sas

H. van Aalst

H.E. Greve

H.J. Schimmel

Hans Vaders

Hans van Straten

Hans Visser

Herman Brusselmans

Herman Finkers

Herman Post

Hugo Brandt Corstius

Ineke Strouken

Isaak Tirion

Ischa Meijer

Ivo de Wijs

J. Zaaijer Az

J.A. Dautzenberg

J.A. Vesters

J.B.S.

J.F.H. Lommen

J.J. Voskuil

J.-K. Huysmans

J.L.F. Dankelman CssR

Jacques Urlus

Jan Blokker

Jan Engelman

Jan Fontijn

Jan Naaijkens

Jan Posthumus

Jan Romein & Annie Romein-Verschoor

Jeroen Brouwers

Joris van Casteren

Jos Schrijnen

Karel van het Reve

Kees Fens

Kees Schaepman

Lisa Kuitert

Lodewijk Napoleon

Marc de Coster

Marc van Oostendorp

Marjan & Marnix van Lichtenvoorde

Michel van der Plas

Multatuli

Nelleke de Laat

Nescio

P.A.D.

P.J. Matthijs

P.N. Panken

Paul Arnoldussen

Pieter Nieuwint

 Pieter Jacob Costerus

R.C. Bakhuizen van den Brink

Rachel Brandon

Remco Campert

Rijk de Gooyer

Robert Anker

S. Carmiggelt

S.T. Florian

Stephanus Hanewinkel

Ten Braven

Theo Kars

Til Brugman

Tonio Hildebrand

Toon Kortooms

Uri Nooteboom

Vincent van Gogh

W.A.M. de Moor

W.F. Hermans

Walter A.P. Soethoudt

Wilbert Smulders

Will Tromp

Willem Elsschot

Wim Daniëls

Wim Hazeu

Youp van ’t Hek

Yvonne Kroonenberg