INHOUD BOEKEN OP ZONDAG

INHOUD ED SCHILDERS

HOME


PRINT PAGINA
 

Emma

Hoe herkende je in de negentiende eeuw een puber die stiekem de verkeerde boeken las? Dat was zo moeilijk niet, vonden priesters en pedagogen. Is uw kind recentelijk wat zwijgzaam? Staart het uit het raam naar de regen? Heeft het weinig eetlust? Doorzoek zijn kamertje en ge zult de boosdoeners vinden. Jongens die tot diep in de nacht onder de dekens lezen, zien er ‘afgetrokken' uit; de meisjes hebben rood omrande ogen van het huilen, en ze ontwikkelen al snel een neiging tot hysterisch gedrag. Van lezen werd je niet goed, en als je niet uitkeek, ging je dood. De ergsten deden beide: ze sloegen de hand aan zichzelf.

Die ontwikkeling - van boek tot sterfbed - wordt in de literatuur het meest onderhoudend belichaamd door Emma Bovary, de hoofdpersoon uit de roman Madame Bovary (1857) van Gustave Flaubert. Emma las graag en veel, maar niet het meest stichtelijke. Romantisch en avontuurlijk was haar lectuur, een beetje gevaarlijk zelfs. En toen Emma die romantiek en dat avontuur niet terugvond in haar huwelijk, besloot ze die geneugten zelf te zoeken. De gevaren kwamen vanzelf. Overspel en schulden leiden ten slotte tot een dosis arsenicum en haar dood. Sindsdien is het zo dat iedere rechtgeaarde Flaubert-lezer (voor lezeressen durf ik in dit bepaalde geval niet te spreken) het in het diepst van zijn gedachten minstens één keer met Emma gedaan heeft. Waarschijnlijk op donderdagavond in een koets.

Als je het woord "bovarysme" gebruikt, zou je het in de hier geschetste context moeten gebruiken: zodanig onder invloed staan van wat je leest, dat je kost wat kost wilt beleven wat je gelezen hebt. Met andere woorden: Don Quichote leed aan bovarysme.

In die precieze betekenis zie ik het woord "bovarysme' helaas nooit. Ook niet in Daniel Pennacs anderszins heel aardige pleidooi voor een verantwoorde opvoeding met boeken: In een adem uit (De Brink, 1993). Pennac heeft daarin "De tien onaantastbare rechten van de lezer" opgesteld, en op nummer zes staat "Het recht op bovarysme (een tekstueel overdraagbare ziekte)". Bovarysme is in Pennacs betoog de natuurlijke geneigdheid van jonge lezers tot het minder verhevene, en ook wel de hang naar de verheerlijking daarvan. Zijn beschrijving van een aanval van bovarysme is treffend: "De verbeelding zwelt op, de zenuwen staan gespannen, het hart slaat op hol, de adrenaline spat in het rond, de identificatie werkt op volle toeren en de hersenen zien (voor een ogenblik) de knollen van het dagelijks leven aan voor de citroenen van het geromantiseerde bestaan."

Dat is een recht van iedere lezer, maar toch hoopt Pennac dat eens het moment zal komen dat we niet langer die aanvallen van bovarysme ondergaan, en dat we "van de roman andere dingen verlangen dan de onmiddellijke en uitsluitende bevrediging van onze gevoelens." Even dacht ik dat Pennac daarmee wil zeggen: want als dat moment niet komt, kijk dan maar eens hoe het met Emma is afgelopen. Maar dat wil hij niet. Hij zegt: "(...) omdat het meisje de Bouquetreeks verzamelt, hoeft ze nog niet te eindigen met het slikken van handenvol arsenicum."

Ook in de medische literatuur over bovarysme, bijeengebracht door Rodin en Key in Medicine, Literature & Eponyms (1989), wordt het ziektebeeld niet in verband gebracht met lezen. Het is er slechts "de verwarring van dagdromen met de feiten van de waargenomen wereld". Me dunkt dat Emma heel wat verder ging. Rodin en Key halen ook de geleerde Huxley aan. Die zou bovarysme gedefinieerd hebben als "het vermogen van de mens om zichzelf als anders te ervaren dan hij is." Dat lijkt me weer wat overdreven, want met zo'n definitie zou zelfs Kees de Jongen aan bovarysme lijden, en die las alleen het betere boek.

Niet alleen boekbangerds hebben eeuwenlang de gevaren van al te avontuurlijke en romantische literatuur veroordeeld, ook de auteurs waren overtuigd van de gevaarlijke kantjes aan hun verhalen. Edmond de Goncourt heeft zo'n drama beschreven in La fille Elisa (1877), waarin Elisa een duidelijk slachtoffer is van bovarysme. Voltaire en Rousseau waarschuwden hun lezeressen: lees dit niet, of alleen op eigen risico.

Jules de Goncourt probeert contacten aan te knopen met een gehuwde dame. De dame: "Het is beter als wij elkaar niet meer zien."

Jules: "Ach! Mevrouw, waarom laat u in uw leven geen roman toe?"

De dame: "Een roman! een roman! (met een zucht) Dat is veel te serieus voor mij! (Half glimlachend) Die mag ik niet lezen van mijn echtgenoot."

Pennac en anderen moeten bovarysme dus niet onschadelijk maken; er zijn al zo weinig gevaren overgebleven voor ons, de lezers. Laten we er zuinig op zijn. Laat Emma onze martelares blijven.