INHOUD BOEKEN OP ZONDAG

INHOUD ED SCHILDERS

HOME


PRINT PAGINA
 

Ed Schilders

Ignacia

In de geschiedenis van de letterkunde zijn slechts weinig lijken opgegraven.

Voor zover ik weet.

En als het al gebeurt, is de reden meestal van commerciële aard, bevorderd door de nationale toeristenbond of het plaatselijk filiaal van de VVV. Bijvoorbeeld: de graftombe van Rousseau op het ‘eiland der populieren’ in Ermenonville. Prachtig park, prachtig eiland, prachtige tombe, maar leeg. En je kunt nog zo romantisch met Emile op schoor op de oever gaan zitten, vol wordt die tombe nooit.

Dat is jammer. Rousseau's gebeente is lang geleden overgebracht naar het Panthéon, in Parijs, en daar schijnt de maan nooit op populieren.

Als ik zulke opgravingen niet meetel, hou ik eigenlijk maar vier echte gevallen van geopende schrijversgraven over.

Petrus Johannes Oliva was een minderbroeder die in de dertiende eeuw leefde, en die de regel van zijn orde strenger wilde maken: armoede. Daarover schreef hij een boek, Verhandeling over de armoede, en dat had hij, vonden veel van zijn mede-minderbroeders, niet moeten doen. Ze klaagden Oliva aan als ketter, want als hij veroordeeld werd, zouden ze ook niet zo armoedig hoeven leven. In het jaar 1282 werden Oliva's boeken onderzocht, en tegen ieders verwachting in werden ze door de jury van geleerden in orde bevonden. Niks mis mee, met die kloosterlijke armoede. Zo kon het gebeuren dat Oliva in 1292 in de geur van heiligheid gestorven is. Aan zijn graf geschiedden wonderen.

Boeken trekken zich niets aan van de dood. Oliva mocht zich dan wel in het huis met de vele kamers gemeld hebben, zijn boek had hij niet meegenomen, en volgens Petrus was het hier geen bibliotheek. De dreiging bleef dus: strenge armoede als regel voor de minderbroeders. In 1328 worden de klagers door paus Johannes XXII in het gelijk gesteld: Oliva was een ketter. Zijn gebeente werd opgegraven en het is verbrand, samen met zijn gewraakte boeken.

Uniek, dacht ik. Maar ik had moeten weten dat katholieken zich niets van de dood aantrekken. Marcellus Palingenius, een Italiaan, schreef de Zodiak van het leven, een boek dat volgens zijn critici ‘net iets te veel waarde hecht aan de tegenwerpingen van libertijnen tegen het geloof’. Een beetje een vrijdenker, die Palingenius. Het kon daarom alleen in Nederland gedrukt worden: in Leiden in 1566, in Amsterdam in 1628. Ook Palingenius' lijk is na zijn dood opgegraven en met exemplaren van de Zodiak verbrand.

Bekender, en uniek, is de voorgeschiedenis van Dante Gabriel Rossetti's dichtbundel Poems. Rossetti's echtgenote, Elizabeth Siddal, was in het derde jaar van hun huwelijk overleden, en Rossetti besloot het boekje waarin hij alle gedichten had opgeschreven waartoe Elizabeth hem geïnspireerd had, met haar te begraven. Hij sprak haar stoffelijk overschot toe, wikkelde het boekje in haar haren, en sloot het deksel.

Ik vind dat mooi, maar ik vind ook dat Rossetti een flinke vent had moeten zijn en dat hij die gedichten daar, in Elizabeths haren, had moeten laten, te midden van het stof waaruit alle woorden gemaakt zijn en waartoe dus ook alle poëzie moet wederkeren. Maar dat deed hij niet. Hij kreeg dichterlijke wroeging. En liet het handgeschreven boekje uit haar haren nemen. Het werd gepubliceerd. Zijn roem had eeuwig kunnen zijn, had hij ze daar gelaten; maar hij koos voor acht herdrukken.

De enige die het goed gedaan heeft, is José Cadalso, de Spaanse dichter die in 1768 verliefd geraakte op Ignacia Ibañez, actrice. Drie jaar na deze verlieving stierf Ignacia terwijl José het land verdedigde. Hij keerde maanden later terug en hoorde dat zij verscheiden was. Wat hij toen deed, lijkt me te getuigen van de hoogste liefde. Voor de poëzie. Hij liet haar graftombe openen.

Natuurlijk, wat José zag was als non-fictie schokkend: ontbinding en verval. Maar ik denk dat hij Ignacia nog eenmaal zag als dichter.

Het metrum van haar botten.

Het rijm van haar haren.

Hij herkende de interlinie tussen haar ribben.

Haar hoofdletters.

Haar punten en komma's.

Nog eenmaal las hij haar.

Toen sloeg hij het marmeren omslag dicht, en schreef hij op wat hij gelezen had.

Cadalso's gedichten worden nog steeds herdrukt. Ze heten: Noches lùgubres.