|
|
Ed
Schilders
De
strepen van John Keats
Er is een hardnekkig misverstand dat zegt, dat schrijven
en strepen in een boek niet mag. Dat dat zoiets is als het papier
striemen, of, nog erger, een vorm van lezers-onanie: een geperverteerde
vorm van leesgedrag.
Daar is iets voor te zeggen, maar niet alles. Tenslotte
zijn het de eigen boeken, bestemd voor de eigen ogen en gedachten, dus
wie wil strepen of schrijven, die gaat zijn gang (zij het met
inachtneming van het te hanteren schrijfmateriaal). En dan? Als de
streper dood is en zijn boeken door de erfgenamen verkwanseld worden
omdat ze meer van bankpapier houden? Juist dan worden strepen en
margeschrifturen belangrijk. Het enige probleem dat ik met bestreepte
boeken uit de tweede hand heb, is dat ik zelden te weten kan komen wie
voor de lezersaccenten gezorgd heeft. Het ex-libris of het
ex-bibliotheca is in onbruik geraakt, en namen op schutbladen is hoogst
onvoldoende. Lezers zouden er minstens een gewoonte van moeten maken het
boek te voorzien van jaartallen, en een korte indruk op een ingeplakt
velletje papier. Zo zou je de 120 Dagen van Sodom van een
staatssecretaris kunnen kopen, of de Gedachten van Leopardi van
een taxichauffeur uit Lisse, beide werken voorzien van uitroeptekens in
de marge. Oude boeken hebben een stamboom, en de lezer kan bijdragen aan
de genealogie.
Het enige boek (in mijn kast) dat over een boek met
onderstrepingen gaat, is Keats's Shakespeare van Caroline
Spurgeon (Oxford University Press, 1928). De titel zegt het al: Spurgeon
onderzocht de Shakespeare-uitgave die John Keats bezat op
potloodstrepen, doorhalingen en bijschriften, en vergeleek die passages
met het werk van Keats zelf. Een groot deel van het boek is een
nauwkeurige weergave van die pagina's, met daarbij een voorbeeld hoe
Keats zich liet inspireren door de gelezen tekst.
Die inspiratie blijkt met name in Endymion zo
overweldigend te zijn dat sommigen zouden beweren dat Keats The
Tempest en A Midsummer Night's Dream geplagieerd heeft. Zo
lees je niet alleen, en tegelijkertijd Spurgeon, Shakespeare en Keats,
maar ook hoe Keats Shakespeare las, en hoe Spurgeon las hoe Keats
Shakespeare gelezen heeft.
Vanavond knip ik dit artikel uit en zal ik het netjes en
met deugdelijke lijm, in Spurgeons boek plakken. De stamboom van dit
boek zal daarmee weer wat groter zijn geworden want het bevat al aardige
sporen van mijn vóórlezers. Het is een bibliotheekexemplaar geweest
(tussen 1935 en 1937 achtmaal uitgeleend). Toen werd het weggeschonken, en wel door het Canadian Book
Centre uit Halifax. Het kwam terecht in het Moederhuis van de fraters in
Tilburg dat er zijn ex-libris inplakte, en vervolgens in de centrale
bibliotheek die het bestempelde. Dat de oorspronkelijke bibliotheek de
Public Library van Toronto is geweest, weet ik omdat men daar met een gaatjestang de naam in de
titelpagina heeft geperforeerd en op iedere prent -- foto's van de
pagina's met de strepen van Keats -- een klein rond stempeltje gezet
heeft om de terreur van de uitscheurders te bestrijden. Ze zijn trouwens
toch heel zuinig op boeken in Toronto. Hun ex-libris
wordt ten dele aan het oog onttrokken door dat van de
fraters, maar de gekalligrafeerde tekst die ik nog kan lezen, zegt in
vertaling: "De bibliothecaris zal ieder teruggebracht boek
onderzoeken, en als hetzelfde gemarkeerd of met inkt bevlekt is, de
pagina's omgevouwen zijn, of het anderszins beschadigd is, zal de lener de waarde van het boek betalen." Zo pak je
leners aan, maar voor lezers blijft zoiets toch wel heel opmerkelijk in
een boek over onderstrepingen.
Spurgeons boek heeft onder het frontispiece van een
lezende Keats een citaat uit een van zijn brieven. "Te weten in
welke houding Shakespeare zat toen hij "To be or not to be"
begon op te schrijven, zoiets wordt interessant door de afstand in tijd
en plaats." Twee alinea's hoger heeft Keats beschreven in welke houding hijzelf op dat moment zat: met de rug naar het
haardvuur, aan één voet op het tapijt, de andere met de hiel enigszins
opgetild. "Ik schrijf dit met "The Maid’s Tragedy""
als ondergrond, dat ik na de lunch met veel plezier gelezen heb."
Even lijkt het of hier niets anders aan de hand is dan bladvulling en
behoefte aan Shakespeare, maar het toeval wil meer.
"The Maid’s Tragedy", werd geschreven door
Francis Beaumont en John Fletcher. Hun literaire samenwerking wordt
geoordeeld het fraaiste toneelwerk te hebben opgeleverd op de stukken
van hun tijdgenoot Shakespeare na. Beiden figureren bovendien in
studies omtrent de ware identiteit van de schrijver die 'Shakespeare'
genoemd wordt, maar van wie we geen portret hebben, geen biografie, laat
staan dat we weten hoe hij achter zijn schrijftafel zat. En wat
gebruikte hij als ondergrond? Met name Fletcher wordt geacht te hebben samengewerkt met Shakespeare, of
Shakespeare wordt geacht bij Fletcher de inspiratie te hebben gevonden
voor "Hendrik VIII", zoals Keats zijn inspiratie vond voor
"Endymion". Strepend?
Het zoeken naar de ware biografie van Shakespeare heeft
een kleine kast vol aardige, curieuze werken opgeleverd. Bacon, Essex,
Raleigh, Edward de Vere, en Lord Rutland zijn de bekendste identiteiten
die aan de dichter uit Stratford gegeven zijn.
Het is duidelijk dat historisch onderzoek en
filologische listen de oplossing van het Shakespeare-raadsel niet meer
zullen brengen. Er is, denk ik, een laatste kans. Als Shakespeare zoveel
inspiratie opdeed bij andere auteurs, dan zal hij, net als Keats, ook
veel gestreept hebben. Willen we ooit te weten komen wie hij was, en hoe
hij zat, dan zullen we niet naar zijn verloren persoonsbewijs of zijn
verdwenen manuscripten moeten zoeken maar naar de boeken die hij in zijn
kast had. Naar de werken die hij las, waarin hij streepte en in de marge
schreef.
|
|