INHOUD BOEK- BESPREKINGEN

INHOUD ED SCHILDERS

HOME


PRINT PAGINA

Deze boekbespreking verscheen in de Volkskrant van 17 oktober 2003

 

Ed Schilders - De man die de VOC overleefde

Roelof van Gelders indrukwekkende biografie over een doodgewone VOC-matroos

Naporra’s omweg, geschreven door Roelof van Gelder, is een boek dat er eigenlijk helemaal niet had kunnen zijn. Het is namelijk gebaseerd op een handschrift, en wel dat van Georg Naporra (1731-1793), een Oost-Pruis die tussen 1752 en 1757 iets langer dan vier jaar als matroos in dienst was van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Zulke handschriften hebben de kwalijke neiging om in de loop der jaren spoorloos te verdwijnen, en om te beginnen had Naporra tijdens zijn dienstverband al helemaal geen aantekeningen van zijn reizen mogen maken. De VOC verbood dat om te voorkomen dat concurrentiegevoelige informatie openbaar zou worden. Dat hij het toch deed -- ‘in het geheim’ zegt hij zelf -- tekent hem. Niet als een idealist die een zware en vooral kostbare straf riskeerde in het belang van een nog te schrijven boek, maar als een buitenbeentje op de VOC-vloot. Terwijl zijn maten hun slechte reputatie eer aandeden in de havenplaatsen, bleef Naporra aan boord en vond hij tijd en gelegenheid om aan zijn notities te werken. 

Batavia werd door Naporra bijvoorbeeld wel bezocht, en hij maakte van dat bezoek ook nauwkeurige aantekeningen, maar Van Gelder concludeert dat Naporra toch bijna altijd aan boord bleef, en dat dit hem gevrijwaard heeft van de besmettelijke ziekten die Batavia tot een hoge risicofactor maakten. Naporra was zich daarvan niet bewust, maar het heeft zijn overlevingskans aanzienlijk verhoogd. Van Gelder rekent uit dat nog geen dertig procent van de 365 opvarenden die op De Drie Papegaaien aan de vaart op Oost-Indië begonnen, Europa heeft teruggezien.

Naporra overleefde de VOC, en hij heeft zijn aantekeningen uitgewerkt tot een autobiografie, waarin de nadruk ligt op de mensonterende ervaringen die hij als matroos had opgedaan. Niet om een boek te publiceren, zoals wel meer zeevaarders dat in die tijd deden, maar om zijn levensloop vast te leggen voor familieleden, vrienden, en een eventueel nageslacht. Weinig van zulke ongepubliceerde manuscripten ontsnappen aan de vergetelheid. Het beste bewijs daarvan is dat Naporra nog een tweede deel schreef, en wel over zijn leven na de VOC. Want terwijl de gemiddelde Oost-Indiëvaarder het verdiende geld binnen de kortste keren aan Venus en Bacchus offerde, om vervolgens opnieuw aan te monsteren, was Naporra’s walging blijkbaar zo heftig dat hij besloot terug te keren naar het land en de maatschappij die hij uit onvrede met zijn maatschappelijke positie verlaten had. Hij vestigde zich in Dantzig, en werd daar een behoorlijk succesvol koopman. Zijn handschrift over dat tweede, zijn nieuwe leven, is verloren gegaan, en logischerwijs had ook het eerste deel na een generatie of vier moeten verdwijnen bij gebrek aan lezers of geïnteresseerden. Het begon echter aan een eigen reis, en kwam rond 1920 vanuit Dantzig in Rotterdam aan. De details van de bewaring en de omzwervingen zijn niet bekend. In de bibliotheek van het Maritiem Museum heeft het manuscript misschien wel enige lezers gekend, maar het heeft daar nog bijna zeventig jaar op een schrijver moeten wachten die de meer dan twee eeuwen van uitzondering en toeval wilde honoreren met een nieuw boek. Een tweede leven, nu ook voor het manuscript.

 

Roelof van Gelder heeft er een verbluffend goed gedocumenteerd boek van gemaakt over Naporra en over diens tijd en omstandigheden. ‘Een biografie in context’, noemt hij het zelf, waarbij we ‘context’ zeer ruim mogen nemen. Of liever: zeer genereus, want Naporra’s omweg is een boek waarbij de lezer zich vrijwel voortdurend realiseert dat de schrijver zich elke moeite heeft getroost om een totaalbeeld te scheppen. Van Gelder moet vele omwegen gemaakt hebben. Langs archieven en bibliotheken in binnen- en buitenland, en langs de plaatsen in Europa waar het leven van Naporra zich heeft afgespeeld. Het boek bevat naast veel historische afbeeldingen ook Van Gelders foto’s van de weinige zaken die het, net als het handschrift, gered hebben, zoals het preekgestoelte ‘waar Georg zijn jeugd lang tegen op heeft gekeken’ in de kerk van Engelstein, en de school die hij in dezelfde plaats bezocht heeft.

Het leven en de wereld van Naporra zijn Van Gelders onderwerp, en dus niet de tekst zelf. Het boek bevat zelfs opvallend weinig letterlijke weergaven of vertalingen van die tekst. De feiten en de gevoelens die Naporra heeft beschreven, vormen het uitgangspunt voor een minutieuze reconstructie van de ‘context’. Hij schreef zijn levensverhaal immers in de veronderstelling van de nodige voorkennis in de beoogde intieme lezerskring. Meer dan twee eeuwen later dient het decor gereconstrueerd te worden, van Engelstein tot Amsterdam, van de rede van Texel tot die van Batavia, en vragen begrippen als godsdienstigheid, eerbaarheid, de klassen- en standenmaatschappij, en het Pruisisch militarisme dringend om verheldering. Van Gelder presenteert daarbij details die de lezer misschien niet eens zou missen als hij ze achterwege had gelaten. Hoe groot mocht de scheepskist van een matroos zijn, omgerekend van Rijnlandse voeten naar centimeters? Wat was de prijs van het graan in Koningsbergen? Hoe vang je haaien vanaf een VOC-schip? En hoe ving het Amsterdamsche hoerdom de VOC-matroos? Naporra’s omweg wemelt van zulke details die het levens- en tijdsbeeld voortdurend haarfijn scherpstellen; het is geschreven met een zeer gulle hand.

Het tweede element, de biografie, is misschien niet belangrijker maar toch van een orde die zich moeilijker laat herstellen. Naporra was een heel gewone man, zoon van een vrije boer, op zoek naar kansen om het leven te leiden dat bij hem paste. Hij is in veel opzichten ook exemplarisch te noemen voor zijn tijd- en lotgenoten. Tegelijk is hij uitzonderlijk, en in het milieu van de Oost-Indiëvaart zelfs buitengewoon. Net iets slimmer, veel meer een gevoelsmens dan zijn maten aan boord, en vooral behept met een grote aandrang tot onafhankelijkheid. Hij was niet bijzonder godsdienstig, al lijkt dat op zee wel enigszins veranderd te zijn, maar als kind uit een protestants milieu hechtte hij zeer aan ‘eerbaarheid’, een begrip dat Van Gelder als een rode draad door de tekening van Naporra’s karakter laat lopen.

Naporra wist het zelf het best: hij had zijn hele eerste leven de verkeerde keuzes gemaakt. Met als kardinale fout zijn aanmonstering als VOC-matroos. Na een paar dagen op het schip De Drie Papegaaien beseft hij het al: je kunt nog beter een grafdelver in Pruisen zijn dan dienaar van de Compagnie. Zijn handschrift is in veel opzichten een kroniek van wanhoop en walging. Hij werd nooit zeeziek, maar hij was van Texel tot Batavia en terug vooral misselijk van zijn eigen domheid. Meer dan eens verlangt hij naar een snelle, maar eerbare dood. Daarom lijkt het erop dat hij zijn aantekeningen ook gemaakt heeft om die wanhoop nooit meer te kunnen vergeten. Het gebrek aan ‘eerbaarheid’ en de overvloed aan gewelddadigheid en intimidatie aan boord; onderweg het verlies van zijn vrienden door sterfte en overplaatsing; de harteloosheid van de predikant; de incompetentie van de stuurlui (die op West-Java koersen en zonder blikken of blozen in Oost-Java aankomen); het geweld van de zee. En wat hem óók tekent: zijn gevoeligheid voor de kwaliteit van de maaltijden. In Batavia krijgen ze ‘vers rundvlees’. Het oogt volgens Naporra ‘als een kreng in een grafkuil’.

De paradox is dan, in 1757, dat hij in dienst van de Compagnie (Van Gelder rekent het tot op de stuiver uit) twee tot drie jaarsalarissen gespaard heeft. Vier jaar en een maand wanhoop vormen dan het beginkapitaal voor een tweede, een beter leven. Wat hij het meest vervloekt heeft, blijkt de opstap naar de beslissing die zijn leven definitief zal veranderen. Hij gaat niet terug naar het Oost-Indisch Huis, maar naar Dantzig, waar het geld dat hij met zijn wanhoop en zijn walging verdiend heeft hem in staat stelt handelaar te worden. Onafhankelijk en eerbaar. Met die beslissing bewijst hij dat hij, de schrijver, ook zijn beste lezer was. Op Van Gelder na.

 

Roelof van Gelder: Naporra’s omweg – het leven van een VOC-matroos (1731-1793).

Atlas; 525 pagina’s; EURO 34,90

ISBN 90 450 1111 5